Vragen over het beleid t.a.v. het buiten­gebied in de gemeente Roosendaal en de aanzui­gende werking van mest­ver­gis­tings­in­stal­laties op veehou­de­rijen


Indiendatum: mrt. 2014

Schriftelijke vragen van de Statenfractie van de Partij voor de Dieren aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant betreffende het beleid ten aanzien van het buitengebied in de gemeente Roosendaal en de aanzuigende werking van mestvergistingsinstallaties op veehouderijen.

Geacht college,

Het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Roosendaal biedt mogelijkheden voor de uitbreiding van stallen rond de kleine kernen Moerstraten, Heerle, Nispen en Wouw. Het bestemmingsplan biedt op een groot aantal locaties mogelijkheden voor intensieve veehouderij met bouwblokken van 1,5 ha. Dit op locaties waar nu nog sprake is van kleinschalige boerderijen. Doordat de locaties allen de bestemming Intensieve Veehouderij (IV) hebben gekregen, wordt bij vergunning van de rechten een gebied gecreëerd met veel grote stallen waarbij de leefbaarheid in de dorpen in het geding is.
Er ligt op het moment in de gemeente Roosendaal een aanvraag voor een stal aan de Moerstraatseweg 34 te Moerstraten. Het bestemmingsplan laat toe dat op deze locatie in plaats van een kleine boerderij, een stal wordt ontwikkeld van 1.5 ha of meer. De plannen hebben bij de inwoners van Moerstraten bezwaren opgeroepen en er zijn in totaal 39 zienswijzen tegen de plannen ingediend.

Wij hebben hierover de volgende vragen.

1. Bent u bekend met het feit dat er op een groot deel van de kleinere veehouderijbedrijven in de gemeente Roosendaal, de bestemming Intensieve Veehouderij (IV) ligt?

2. Welke inschatting maakt u daarbij voor de ontwikkeling van nieuwe stallen, grotere stallen en gehouden dierenaantallen in de gemeente Roosendaal? Kunnen op alle percelen met IV bestemming stallen van 1 ha of meer worden gebouwd?

3. Vindt u de ontwikkeling van nieuwe stallen, van 1 ha en groter, wenselijk in het buitengebied van Roosendaal, dit in het licht van de transitie naar een zorgvuldige veehouderij? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

4. Bent u met ons van mening dat door bovenstaande er een gevaar bestaat op schaalvergroting van de veehouderij en ontwikkeling van een overbelast gebied in een buitengebied waar nu de lokale dierenaantallen nog redelijk onder controle zijn? Vindt u een dergelijke schaalvergroting wenselijk? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen kunt u hier
tegen treffen?

Biovergistingsinstallatie BIOMOER in Moerstraten, ongeveer 800 meter van het dorp Moerstraten, is voornemens zijn capaciteit uit te breiden van 25.000 ton naar 50.000 ton te vergisten materiaal per jaar. In de toekomst zal de installatie dus twee maal zoveel mest aangeleverd moeten krijgen als dat nu het geval is, wat ook een toename van verkeersbewegingen met zich mee zal brengen. Het college van B&W van de gemeente Roosendaal gaat akkoord met de uitbreiding van de biovergistingsinstallatie, echter verbindt er wel de voorwaarde aan dat de eigenaren van BIOMOER zorgen voor verbreding van de Luienhoekweg.

5. Bent u op de hoogte van de uitbreidingsplannen van BIOMOER?

6. Bent u van plan de uitbreiding van BIOMOER te vergunnen? Zo ja, welke voorwaarden stelt u aan de milieuvergunning?

7. Wordt na uitbreiding van BIOMOER ook mest extern, van andere bedrijven, aangevoerd? Zo ja, van welke locaties komt deze mest, verwacht u?

8. Betrekt u de verkeersveiligheid op de Luienhoekweg te Bergen op Zoom bij de vergunningsverlening? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

9. Fungeert de Luienhoekweg als aanvoerroute voor extern aangeleverde mest?

10. Verwacht u een toename van het aantal veehouderijbedrijven en/of het aantal lokaal gehouden dieren in de nabije omgeving van mestvergisters? Zo ja, op welke wijze. Zo nee, waarom niet?

11. Acht u het wenselijk dat in Noord-Brabant op deze wijze nieuwe concentratiegebieden van veehouderijen ontstaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

12. Heeft het college een plan van aanpak wanneer blijkt dat een aanzuigende werking van mestvergisters en/of verwerkers leidt tot overlast voor omwonenden en/of nieuwe concentratiegebieden en/of zelfs overbelaste gebieden? Zo ja, welke insteek heeft u daarbij? Zo nee, waarom niet?

13. Welke maatregelen kunt u nemen om te voorkomen dat er op basis van bovenstaande nieuwe overbelaste gebieden ontstaan?


Wij vernemen graag uw reactie.

Met vriendelijke groet,

ir. Marco van der Wel
Partij voor de Dieren

Indiendatum: mrt. 2014
Antwoorddatum: 7 apr. 2014

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.


1. Bent u bekend met het feit dat er op een groot deel van de kleinere veehouderijbedrijven in de gemeente Roosendaal, de bestemming Intensieve Veehouderij (IV) ligt?

Antwoord: Nee. Ons is slechts bekend dat op grond van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Wouw en het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Buitengebied Roosendaal-Nispen in totaal circa 50 agrarische bedrijven aanwezig zijn met de aanduiding IV binnen het grondgebied van de gemeente. Alle bestaande IV-bedrijven in de gemeente Roosendaal, groot of klein, zijn als zodanig bestemd op basis van vigerende rechten.


2. Welke inschatting maakt u daarbij voor de ontwikkeling van nieuwe stallen, grotere stallen en gehouden dierenaantallen in de gemeente Roosendaal? Kunnen op alle percelen met IV bestemming stallen van 1 ha of meer worden gebouwd?

Antwoord: Er kan geen inschatting worden gemaakt. De Verordening Ruimte 2014 staat in principe bouwvlakken toe van maximaal 1,5 hectare, waarbij geldt dat voor de bouw van nieuwe veestallen (met uitsluiting van de gebieden binnen de aanduiding ’beperking veehouderij’) moet worden voldaan aan de regels van de zorgvuldige veehouderij. De mogelijkheden per bedrijf zijn mede afhankelijk van de wensen van het bedrijf en de locatie. Overigens kent de Verordening Ruimte 2014 alleen nog het begrip ’veehouderij’, hetgeen een ruimer bereik heeft dan alleen de intensieve veehouderij.


3. Vindt u de ontwikkeling van nieuwe stallen, van 1 ha en groter, wenselijk in het buitengebied van Roosendaal, dit in het licht van de transitie naar een zorgvuldige veehouderij? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: De door Provinciale Staten vastgestelde Verordening Ruimte 2014 bevat specifieke regels ten aanzien van de veehouderij met als doel het bereiken van een zorgvuldige veehouderij. Het is verder aan de gemeente om binnen de gestelde randvoorwaarden af te wegen of uitbreidingen in een gebied wenselijk zijn.


4. Bent u met ons van mening dat door bovenstaande er een gevaar bestaat op schaalvergroting van de veehouderij en ontwikkeling van een overbelast gebied in een buitengebied waar nu de lokale dierenaantallen nog redelijk onder controle zijn? Vindt u een dergelijke schaalvergroting wenselijk? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen kunt u hier tegen treffen?

Antwoord: Nee. Zie antwoord op vragen 2 en 3. Wij verwijzen naar de onlangs vastgestelde Verordening Ruimte 2014.


5. Bent u op de hoogte van de uitbreidingsplannen van BIOMOER?

Antwoord: Ja.


6. Bent u van plan de uitbreiding van BIOMOER te vergunnen? Zo ja, welke voorwaarden stelt u aan de milieuvergunning?

Antwoord: Ja. De ontwerp-beschikking van de omgevingsvergunning heeft van 16 januari tot en met 27 februari 2014 ter inzage gelegen. Voor de voorwaarden waaronder wij de vergunning wilden verlenen, verwijzen wij u kortheidshalve naar deze ontwerp-beschikking, te vinden op: http://www.brabant.nl/loket/verleende-vergunningen/vergunningdetail.aspx?id=767c7439-daf4-4413-a751-ea346d3f2921
Op dit moment beoordelen wij de zienswijzen op de ontwerp-vergunning en toetsen wij de aanvraag tevens op de inmiddels in werking getreden Verordening ruimte 2014. Wij zien daarbij toe dat de regels juist worden toegepast. Dit kan leiden tot een wijziging van ons standpunt over de vergunning of de voorwaarden die daaraan verbonden worden.


7. Wordt na uitbreiding van BIOMOER ook mest extern, van andere bedrijven, aangevoerd? Zo ja, van welke locaties komt deze mest, verwacht u?

Antwoord: Ja, naast mest van twee initiatiefnemers zal ook mest van derden aangevoerd worden. Op dit moment is ons niet bekend welke dat zijn. Om te voldoen aan de Verordening ruimte 2014 zal Biomoer in het bedrijfsplan hierover informatie moeten verschaffen.


8. Betrekt u de verkeersveiligheid op de Luienhoekweg te Bergen op Zoom bij de vergunningsverlening? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, de gemeenteraad van Roosendaal heeft in de omgevingsvergunningprocedure te aanzien van de planologische aspecten een bindend advies – in de vorm van een verklaring van geen bedenkingen - afgegeven.
De raad heeft bij de afweging hieromtrent de verkeersafwikkeling en aanpassingen aan de Luienhoekweg betrokken. De verklaring van geen bedenkingen maakt onderdeel uit van de omgevingsvergunning. Op grond van de wet dienen wij inzake Biomoer een verklaring te vragen aan de gemeenteraad van Roosendaal, ook al betreft het ook grondgebied van de gemeente Bergen op Zoom.


9. Fungeert de Luienhoekweg als aanvoerroute voor extern aangeleverde mest?

Antwoord: Ja, dit is de enige weg die naar het bedrijf leidt.


10. Verwacht u een toename van het aantal veehouderijbedrijven en/of het aantal lokaal gehouden dieren in de nabije omgeving van mestvergisters? Zo ja, op welke wijze. Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Nee, wij hebben geen reden te verwachten dat het aantal bedrijven en/of dieren toeneemt in de nabije omgeving van mestvergisters. Een eventuele lokale toename van het aantal dieren heeft geen relatie met het gegeven dat een mestvergister in de nabijheid aanwezig is, maar is afhankelijk van andere overwegingen van de ondernemer. Daarnaast stelt de Verordening ruimte 2014 afdoende beperkingen aan vestiging en uitbreiding van mestvergisters en veehouderijen om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. Overigens is het niet rendabel dieren te houden met als enig doel mestvergisters van afdoende mest te kunnen voorzien.


11. Acht u het wenselijk dat in Noord-Brabant op deze wijze nieuwe concentratiegebieden van veehouderijen ontstaan? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 10.


12. Heeft het college een plan van aanpak wanneer blijkt dat een aanzuigende werking van mestvergisters en/of verwerkers leidt tot overlast voor omwonenden en/of nieuwe concentratiegebieden en/of zelfs overbelaste gebieden? Zo ja, welke insteek heeft u daarbij? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 10.


13. Welke maatregelen kunt u nemen om te voorkomen dat er op basis van bovenstaande nieuwe overbelaste gebieden ontstaan?

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 10.


Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Voorzitter, Secretaris

Interessant voor jou

Vragen over het provinciale ganzenbeleid

Lees verder

Vragen over de uitspraken en /of afspraken van gedeputeerde de Boer over verplaatsing en financiering van mestvergister Cleanergy

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer