Vragen over controle van milieubelastende inrichtingen
Indiendatum: jun. 2015
Schriftelijke vragen van de Statenfractie van de Partij voor de Dieren aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant betreffende controle van milieubelastende inrichtingen.
Geacht college,
Milieubelastende bedrijven zorgen regelmatig langer dan volgens de vergunning is toegestaan voor overlast in de vorm van stank of uitstoot. Provincie en gemeenten ontvangen regelmatig klachten van veehouderijen maar ook van andere bedrijven zoals Reiling in Sterksel, ATM in Moerdijk en mestvergisters zoals Biomoer in Moerstraten en Cleanergy in Wanroij. Door uitstoot van geur en fijnstof wordt afgedaan aan kwaliteit van leven voor de mens en aan de kwaliteit van de natuur en het milieu. In april 2015 zijn veehouderijen in Waalre, Deurne, Hulsel en Best door de Rechtbank in ‘s-Hertogenbosch veroordeeld tot het betalen van een hoge geldboete voor het houden van meer varkens dan waarvoor zij varkensrechten hadden. Het houden van meer dan het in een vergunning toegestane aantal varkens kan ook weer meer ammoniakuitstoot tot gevolg hebben. Wat betreft de naleving van het omgevingsrecht is er sprake van een provinciaal belang. Er bestaat geen specifiek provinciaal beleid voor het controleren van bedrijven die het milieu belasten. Europese verordeningen, zoals de dierlijke bijproducten verordening (Verordening (EU) Nr. 142/2011), stellen regels met betrekking tot milieubelastende inrichtingen zoals biogasinstallaties. Deze zijn direct van toepassing in alle lidstaten.
1. Controleert u inrichtingen met vergunningen die een belasting van het milieu toestaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn hierbij de aandachtspunten?
2. Hoe regelmatig controleert u? Controleert u incidenteel of reactief (bijvoorbeeld na melding van een wijziging in de inrichting)?
3. Aangezien er geen provinciaal beleid bestaat voor de controle van inrichtingen: kunt u garanderen dat er regelmatig gecontroleerd wordt? Wordt er dan ook gehandhaafd? Zo ja, hoe?
Artikel 2.30 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) ‘‘beziet het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden, nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu(…)’’
4. Hoe voldoet de provincie, als bevoegd gezag voor het milieudeel van een omgevingsvergunning, aan deze wettelijke bepaling over technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu?
5. Bent u met ons van mening dat een regelmatige controle en handhaving op technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu een substantiële bijdrage levert voor natuur- en milieubescherming? Zo nee, waarom niet?
6. Indien ja, bent u bereid om beleid te ontwikkelen op het gebied van controle van milieubelastende inrichtingen en Best Beschikbare Technieken (BBT)? Zo nee, waarom niet?
Wij vernemen graag uw reactie.
Met vriendelijke groet,
ir. Marco van der Wel
Partij voor de Dieren
[2] Hoge boetes vanwege teveel varkens, Eindhovens Dagblad 10 april 2015
Indiendatum:
jun. 2015
Antwoorddatum: 1 jan. 1970
Wij beantwoorden deze vragen als volgt.
1. Controleert u inrichtingen met vergunningen die een belasting van het milieu toestaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn hierbij de aandachtspunten?
Antwoord: Ja. De aandachtspunten tijdens de controles komen voort uit landelijke, provinciale of individuele toezichtsplannen. Daarnaast vindt ook op basis van of naar aanleiding van klachten en/of ongewone voorvallen toezicht plaats.
2. Hoe regelmatig controleert u? Controleert u incidenteel of reactief (bijvoorbeeld na melding van een wijziging in de inrichting)?
Antwoord: Het toezicht vindt programmatisch plaats. Iedere inrichting waarvoor wij het bevoegde gezag zijn, wordt minimaal eenmaal per jaar gecontroleerd op de naleving van de geprioriteerde aspecten van de melding/vergunning. Daarnaast ad hoc op basis van klachten en/of ongewone voorvallen.
3. Aangezien er geen provinciaal beleid bestaat voor de controle van inrichtingen: kunt u garanderen dat er regelmatig gecontroleerd wordt? Wordt er dan ook gehandhaafd? Zo ja, hoe?
Antwoord: Bij besluit van 12 oktober 2012 hebben Provinciale Staten de kaderstellende nota Handhavingskoers 2013-2016 vastgesteld (Statenvoorstel 32/12). Deze nota vormt het kader voor de uitvoering van toezicht en handhaving, dat is ondergebracht bij de drie Brabantse omgevingsdiensten.
Er vindt programmatisch toezicht plaats, zodat onze bedrijven inderdaad regelmatig gecontroleerd worden. Iedere inrichting waarvoor wij het bevoegde gezag zijn, wordt minimaal eenmaal per jaar gecontroleerd op de naleving van de geprioriteerde aspecten van de melding/vergunning. Indien tijdens een controlebezoek overtredingen worden geconstateerd, wordt hiertegen bestuurs- en/ of strafrechtelijk handhavend opgetreden overeenkomstig de Brabantse handhavingsstrategie “Zó handhaven we in Brabant” of, indien van toepassing, de “Landelijke handhavingstrategie Brzo 1999”.
Artikel 2.30 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) ‘‘beziet het bevoegd gezag regelmatig of de voorschriften die aan een omgevingsvergunning zijn verbonden, nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu(…)’’
4. Hoe voldoet de provincie, als bevoegd gezag voor het milieudeel van een omgevingsvergunning, aan deze wettelijke bepaling over technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu?
Antwoord: Indien uit de van toepassing zijnde wet- en regelgeving volgt dat vergunningen aanpassingen behoeven, wordt een inventarisatie gemaakt welke vergunningen daarvoor in aanmerking komen. Bij een aanvraag om een revisievergunning vindt altijd een actualisatie plaats voor de gehele inrichting aan de hand van de geldende wet- en regelgeving. Verder kan de ouderdom van een vergunning een indicatie zijn of een vergunning nog actueel is. Jaarlijks worden vergunningen ouder dan 10 jaar getoetst op actualiteit waarna de urgentie tot actualisatie wordt bepaald en deze worden opgenomen in het jaarprogramma.
5. Bent u met ons van mening dat een regelmatige controle en handhaving op technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu een substantiële bijdrage levert voor natuur- en milieubescherming? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Ja.
6. Indien ja, bent u bereid om beleid te ontwikkelen op het gebied van controle van milieubelastende inrichtingen en Best Beschikbare Technieken (BBT)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Nee, dit is overbodig. Dit maakt al deel uit van de reguliere processen van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Zie ook de antwoorden op de vragen 3 en 4.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Voorzitter, Secretaris
Interessant voor jou
Vragen over de omgevingsdialoog voor de veehouderij
Lees verderVragen over hogere geurbelasting in concentratiegebieden
Lees verder