Gezonde landbouw en gezond voedsel


De Partij voor de Dieren wil naar een streekgebonden, plantaardige en biologische productie van voedsel. Daar speelt het bestuur van de provincie een grote rol in. Het uitgangspunt is om mét de natuur te werken en niet tegen de natuur. Dat betekent landbouw met wisselteelt en bloeiende akkerranden, met bomen en hagen die de velden omlijsten, in evenwicht met de omgeving. In deze grondgebonden landbouw is een gezonde bodem de standaard en is respect voor natuur, milieu, dierenwelzijn en volksgezondheid vanzelfsprekend. De Partij voor de Dieren wil af van landbouw die leunt op overbemesting, landbouwgif en uitbuiting van dieren.

Een goede boer is iemand die met liefde voor het vak een ambacht uitoefent – en is dus geen mestmanager of landbouwgiftechnoloog. Nederland kent als gevolg van het immense aantal landbouwdieren een groot aantal problemen, zoals een gigantisch mestoverschot en een onbeheersbare uitstoot van ammoniak en broeikasgassen. Natuur en milieu hebben al tientallen jaren te kampen met verdroging, overbemesting en verzuring. Dierziektes en grootschalig antibioticagebruik vormen een gevaar voor de volksgezondheid. Mestvergisters lossen het mestoverschot niet op, maar verplaatsen het probleem

  • Duurzame landbouw

    De Partij voor de Dieren wil meer diversiteit in de landbouw, gesloten kringlopen en kortere ketens tussen boer en consument. Dit zijn de bouwstenen voor gezond en duurzaam voedsel. Biologische, regionale, grondgebonden en duurzame landbouw moet de norm worden. Bij duurzame landbouw wordt geen gif gebruikt en kan iedereen op aarde gevoed worden zonder veel te eisen van het klimaat, de natuur, het milieu en onze toekomst.

    De Partij voor de Dieren wil dat het Gemeenschappelijk Landbouwbudget van de Europese Unie, waar de provincie ook aan bijlegt, gebruikt wordt om boeren te helpen omschakelen naar biologische en duurzame landbouw. De landbouwsubsidies moeten op termijn worden afgeschaft. Daarnaast moet de overheid de promotie van biologische plantaardige producten actief ondersteunen, zodat boeren zonder subsidie een goede boterham kunnen verdienen. De overheid moet het goede voorbeeld geven door alleen te kiezen voor biologische en plantaardige producten.

    Meer informatie
  • Intensieve veehouderij

    Voor kiloknallers worden varkens, kippen, koeien, konijnen en geiten in de vee-industrie gefokt en opgehokt onder ziekmakende omstandigheden. Bovendien worden steeds meer mensen ziek door fijnstof, ammoniak en ziektekiemen in de lucht. Stalbranden maken honderdduizenden slachtoffers per jaar.

    Om de intensieve veehouderij draaiende te houden, worden er grote hoeveelheden soja en maïs ingevoerd uit landen als Brazilië en Argentinië. Het overgrote deel van de eindproductie wordt vervolgens weer de hele wereld over geëxporteerd. Dit hele proces kost jaarlijks net zo veel energie als vijf miljoen huishoudens gebruiken.

    Als samenleving betalen we ons lens aan de maatschappelijke kosten van de intensieve veehouderij, in de vorm van natuurvernietiging, het uitsterven van flora- en faunasoorten, veel te hoge stikstofuitstoot, afvlakking van het landschap en honderden miljoenen euro’s aan subsidie. Ondertussen lijden vele miljoenen dieren een onwaardig bestaan in potdichte stallen. Dit alles voor goedkoop vlees in de supermarkt en winsten voor een handjevol ondernemers. De Partij voor de Dieren wil hier een einde aan maken en omschakelen naar streekgebonden, plantaardige en biologische productie van voedsel.

    Meer informatie
  • Mestfabrieken

    Brabant kent de grootste veedichtheid van Europa en heeft als gevolg van dit immense aantal landbouwdieren een gigantisch mestoverschot van 9 miljard kilo per jaar. Dit mestoverschot zorgt voor een bijna onbeheersbare uitstoot van ammoniak en broeikasgassen en voor grote schade aan natuur en milieu.

    De huidige 'oplossing' voor het mestprobleem is er een vanuit hetzelfde denken als waardoor de problemen zijn veroorzaakt. Het verwerken van mest in mestfabrieken is symptoombestrijding en houdt de alsmaar uitdijende vee-industrie in stand, samen met al haar negatieve invloed op dierenwelzijn, natuurkwaliteit en leefbaarheid.

    Naast voedsel en energie worden er ook vele miljoenen euro’s verspild aan mestfabrieken. Alleen met subsidie kan het ‘bruine gas’ van mestvergisters rendabel geproduceerd worden. Op dit moment hebben de mestfabrieken in Brabant de beschikking tot meer dan een half miljard euro aan subsidie.

    Voor omwonenden brengen de mestfabrieken bovendien heel veel overlast met zich mee. Mensen worden letterlijk ziek van mestfabrieken. Veel omwonenden klagen over stankoverlast, waarbij ze soms dagenlang last hebben van hoofdpijn en misselijkheid. Het wordt steeds duidelijker dat er een causaal verband bestaat tussen stankoverlast en gezondheidsklachten.

    Om te voorkomen dat de vee-industrie juist nog verder kan uitbreiden moeten we mestfabrieken zoveel mogelijk weren. Vooral het landelijk gebied is niet geschikt voor deze zware chemische fabrieken.

    Meer informatie
  • Minder landbouwdieren

    Het aantal landbouwdieren in Brabant zal vergaand verkleind moeten worden en ingezet moet worden op een diervriendelijk landbouw.

    Noord-Brabant is de meest veedichte regio van Europa. In de afgelopen 50 jaar heeft de Nederlandse veehouderij zich ontwikkeld tot een vee-industrie waarin jaarlijks circa 500 miljoen dieren gedood worden. De dieren zijn in deze periode steeds intensiever geëxploiteerd. Ze hebben minder ruimte gekregen, ze zien het daglicht niet meer en groeien als gevolg van fokprogramma’s, voer en medicijnen onnatuurlijk snel. In de overvolle stallen is er voor de dieren niets te beleven, waardoor ze aan stress lijden en ernstig gestoord gedrag vertonen.

    De vee-industrie heeft ook grote nadelige gevolgen voor het klimaat, het milieu en de natuur. De afvalstromen zijn enorm. Nederland heeft een groot mestoverschot, de ammoniakuitstoot is te hoog. Wereldwijd stoot de veehouderij meer broeikasgassen uit dan al het verkeer en vervoer samen. Om de dieren te voeren wordt op grote schaal tropisch regenwoud gekapt voor de aanleg van sojaplantages ten behoeve van goedkoop veevoer voor de Nederlandse vee-industrie.

    De intensieve en massale veehouderij brengt bovendien grote risico’s met zich mee voor mens en dier in de vorm van ernstige epidemieën en dierziektecrises. De recente uitbraak van Q-koorts heeft dat andermaal aangetoond. Door verdergaande schaalvergroting komen landschap en gezinsbedrijven onder druk te staan.

    Meer informatie
  • Plantaardige eiwittransitie

    Er is nog een wereld te winnen door meer plantaardig te eten. Door vaker vlees te laten staan en te kiezen voor een meer plantaardig dieet kan de landbouw omschakelen, worden megastallen overbodig en kunnen er minder landbouwdieren gehouden worden. Meer plantaardig eten is goed voor het milieu, voor de dieren en voor de mensen. Minder vlees helpt om minder broeikasgassen uit te stoten en het klimaatprobleem bij de bron aan te pakken. Tevens schept het mogelijkheden om landbouwgrond terug te geven aan de natuur.

    Meer informatie
  • Stikstofprobleem oplossen

    In Brabant stoten we veel meer stikstof uit dan de natuur kan verdragen. Het gaat om twee soorten stikstof: ammoniak, vooral uit de veehouderij, en stikstofoxiden, onder andere uit het verkeer en de industrie. De landbouwsector draagt het meest bij: de sector is goed voor 45% van de stikstofuitstoot. Het gaat hier vooral om ammoniak, dat uit dierlijke mest en urine de lucht in komt. Wanneer dat neerslaat in een natuurgebied verderop, verzuurt en vermest het de bodem, wat slecht is voor veel planten- en diersoorten, en daarmee voor de biodiversiteit. Door het falende stikstofbeleid van de overheid is de natuur er uiterst slecht aan toe.

    Minder landbouwdieren betekent minder mest, en daarmee minder stikstof. Alleen met een forse krimp van het aantal landbouwdieren, krijgt de natuur weer lucht en kan zij langzaam gaan herstellen van de jarenlange overbelasting. De Partij voor de Dieren wil het aantal landbouwdieren met 70% terugdringen, wat bovendien hard nodig is in verband met de klimaatcrisis, dierenwelzijn en de volksgezondheid.

    Daarnaast zullen ook andere sectoren hun stikstofuitstoot fors moeten verminderen; een krimp van de vliegbewegingen op Eindhoven Airport en andere luchthavens, het verleiden van automobilisten tot het overstappen op de fiets en het OV, en minder handelswaar de wereld rondslepen.

    Het stikstofprobleem is niet nieuw. Al vanaf begin jaren ’70 zijn er zoveel dieren in Nederland, dat boeren de mest van hun dieren niet meer kwijt kunnen. De stikstofcrisis is ons niet overkomen, maar is het resultaat van jaren aan slechte politieke keuzes met korte termijn economische belangen als uitgangspunt. Het ene na het andere kabinet heeft geprobeerd met technische oplossingen en vrijwillige afspraken met de sector het probleem aan te pakken, maar daarbij heeft het aantal dieren altijd door kunnen blijven groeien. Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) was de meest recente list van de overheid om tóch bouw- of uitbreidingsvergunningen te kunnen geven in gebieden waar de stikstofgrenzen van de natuur al lang overschreden waren. De Partij voor de Dieren waarschuwde al sinds 2009, toen het PAS werd ontwikkeld, dat dit tegen de wet zou zijn. In mei 2019 werd het inderdaad onwettig verklaard door de Raad van State, waardoor alle vergunningverlening stil is komen te liggen.

    Meer informatie

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer

Gerelateerd

Bijdragen Moties Vragen Nieuws
Bijdragen Moties Vragen Nieuws