Vragen over hogere geur­be­lasting in concen­tra­tie­ge­bieden


Indiendatum: jun. 2015

Schriftelijke vragen van de Statenfractie van de Partij voor de Dieren aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant betreffende hogere geurbelasting in concentratiegebieden.


Geacht college,

In Nederland zijn twee concentratiegebieden, ‘concentratiegebied oost’ en ‘concentratiegebied zuid’, waarin de maximaal toegestane waarden van geurbelasting door veehouderijen op de omgeving hoger zijn dan in de rest van Nederland. De maximale waarden zijn binnen de concentratiegebieden in de meeste gevallen 75% hoger dan in de rest van het land.

Meer dan de helft van de oppervlakte van onze provincie ligt in concentratiegebied zuid. Het wordt steeds duidelijker dat er een positief oorzakelijk verband is tussen geuroverlast en gezondheidsklachten. In antwoord op onze vragen van 31 maart 2015 heeft u dit erkend.

Uit een brief van Staatssecretaris Mansveld aan de Tweede Kamer blijkt dat u kritiek hebt geuit op de regelgeving voor geurhinder ten gevolge van de veehouderij.

Wij willen u daarover enkele vragen stellen.

1. Welke punten heeft u specifiek naar voren gebracht in uw kritiek aan de Staatssecretaris? Heeft de kritiek te maken met de verschillen tussen geurnormen binnen en buiten concentratiegebieden?

2. Bent u het met de samenwerkende gezondheidsdiensten GGD GHOR Nederland eens dat de bescherming van burgers tegen stankoverlast centraal zou moeten staan in nieuw geurbeleid? Zo nee, waarom niet?

3. Op welke gronden mogen Brabantse burgers in concentratiegebied zuid aan meer geuroverlast blootgesteld worden dan Brabanders buiten het concentratiegebied?

4. Bent u van mening dat er op het gebied van geurbeleid sprake is van rechtsongelijkheid tussen burgers binnen en buiten een concentratiegebied? zo nee, waarom niet?

5. Wanneer uit vervolgonderzoek over de relatie tussen geuroverlast en gezondheidsklachten blijkt dat een direct verband niet uit te sluiten is, betekent dat volgens u dat Brabanders in concentratiegebieden aan hogere gezondheidsrisico’s worden blootgesteld dan Brabanders buiten concentratiegebieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om hier iets aan te doen?

6. Heeft u hierover overleg met de andere provincies waarin concentratiegebieden liggen; Overijssel, Gelderland, Utrecht en Limburg? Heeft u een gezamenlijk standpunt? Bent u bereid om, samen met de vijf concentratiegebied-provincies, u richting de regering sterk te maken voor een gelijke behandeling van uw burgers? Zo nee, waarom niet?

Wij vernemen graag uw reactie.


Met vriendelijke groet,

ir. Marco van der Wel
Partij voor de Dieren

Indiendatum: jun. 2015
Antwoorddatum: 1 jan. 1970

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.


1. Welke punten heeft u specifiek naar voren gebracht in uw kritiek aan de Staatssecretaris? Heeft de kritiek te maken met de verschillen tussen geurnormen binnen en buiten concentratiegebieden?

Antwoord: De punten die wij naar voren hebben gebracht zijn opgenomen in onze brief van 22 april 2014 aan Staatssecretaris Mansveld over de betrouwbaarheid van het rekenmodel Vstacks. Deze brief hebben uw Staten op 28 april 2014 via een mailbericht van gedeputeerde Van den Hout ontvangen. De punten in deze brief waren niet direct ingegeven vanuit de verschillen tussen binnen en buiten concentratiegebied. De wetgever heeft dit verschil namelijk gebaseerd op een wetenschappelijk onderzoek uit 2001 (zie antwoord 3). Dit aspect maakt overigens wel deel uit van de evaluatie van de geurregelgeving.


2. Bent u het met de samenwerkende gezondheidsdiensten GGD GHOR Nederland eens dat de bescherming van burgers tegen stankoverlast centraal zou moeten staan in nieuw geurbeleid? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, waarbij wij het aanvaardbaar vinden dat ook de mate van beleving van de geur wordt meegenomen.


3. Op welke gronden mogen Brabantse burgers in concentratiegebied zuid aan meer geuroverlast blootgesteld worden dan Brabanders buiten het concentratiegebied?

Antwoord: Onderzoek uit 2001 liet zien dat burgers in een gebied met veel veehouderij (concentratiegebied) minder snel hinder ervaren van geur van veehouderij. Van dit rapport heeft het Rijk gebruik gemaakt bij het opstellen van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Volgens dit onderzoek betekent een hogere belasting niet meteen ook meer geurhinder.


4. Bent u van mening dat er op het gebied van geurbeleid sprake is van rechtsongelijkheid tussen burgers binnen en buiten een concentratiegebied? zo nee, waarom niet?

Antwoord: Zoals in antwoord op vraag 3 aangegeven zijn er in 2001 verschillen tussen beide gebieden vastgesteld. De evaluatie van de geurregelgeving kan op dit punt nieuwe inzichten opleveren.
Verder kunnen gemeenten er nu al voor kiezen om lagere waarden te hanteren dan de standaardwaarden uit de Wgv (zie onderstaande tabel). Een aantal gemeenten doet dat reeds via hun geurverordening.


5. Wanneer uit vervolgonderzoek over de relatie tussen geuroverlast en gezondheidsklachten blijkt dat een direct verband niet uit te sluiten is, betekent dat volgens u dat Brabanders in concentratiegebieden aan hogere gezondheidsrisico’s worden blootgesteld dan Brabanders buiten concentratiegebieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om hier iets aan te doen?

Antwoord: In principe zullen wij altijd die acties ondernemen die nodig zijn om gezondheidsrisico’s te voorkomen dan wel weg te nemen. Daarbij merken wij op dat een risicoloze samenleving niet bestaat en dat er steeds een afweging moet worden gemaakt ten aanzien van welk risico in welke situatie acceptabel kan worden geacht.


6. Heeft u hierover overleg met de andere provincies waarin concentratiegebieden liggen; Overijssel, Gelderland, Utrecht en Limburg? Heeft u een gezamenlijk standpunt? Bent u bereid om, samen met de vijf concentratiegebied-provincies, u richting de regering sterk te maken voor een gelijke behandeling van uw burgers? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja. De provincies zijn door het IPO vertegenwoordigd in de geurevaluatie werkgroep van IenM. In dat kader vindt afstemming plaats over het nieuwe geurbeleid, waarbij ook het onderscheid tussen concentratie- en nietconcentratiegebieden wordt besproken.
De uitkomst hiervan is nu niet bekend. De werkgroep adviseert dit jaar rechtstreeks aan Staatssecretaris Mansveld en daarmee aan de regering. Via deze werkgroep zetten de provincies zich in voor voldoende bescherming van burgers in concentratiegebieden.


Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Voorzitter, Secretaris

Interessant voor jou

Vragen over controle van milieubelastende inrichtingen

Lees verder

Vragen over het pilotproject veiligheidsregio’s provincie Noord-Brabant en Marco Gas

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer