Schrif­te­lijke vragen over de kwaliteit van het opper­vlak­te­water in Noord-Brabant


Indiendatum: 27 sep. 2023

Geacht college,

Vandaag, op de dag van het kraanwater, vragen alle provinciale staten- en waterschapsfracties van de Partij voor de Dieren aandacht voor een immens probleem: de kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland, bron van drink- en zwemwater voor mens en dier. Nederland bungelt in Europa onderaan waar het gaat om het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Wij stellen deze vragen onder andere naar aanleiding van de uitzending van Focus – Drinkwater onder druk, waarin dit probleem glashelder uiteen wordt gezet.

Wij vervuilen ons oppervlaktewater zelf, met meststoffen, restanten van bestrijdingsmiddelen, nieuwe stoffen zoals PFAS en microplastics en stoffen die vrijkomen bij de productie en het gebruik van geneesmiddelen en cosmetica. Een nog grotere uitdaging vormen de nieuwe stoffen waar nog geen analysemateriaal voor is en transformatieve stoffen die als zij in contact met andere stoffen komen giftig kunnen worden. In tijden van droogte verslechtert de kwaliteit van het water verder, doordat het percentage vervuiling toeneemt. En vergeet niet, mensen drinken gezuiverd drinkwater; dieren leven in dit vervuilde water.

Provincies en waterschappen staan veelal toe dat deze lozingen op het oppervlaktewater worden gedaan, omdat ze binnen bepaalde grenzen vallen en veilig genoeg zijn bevonden. Daarnaast zijn van nieuwe stoffen de effecten veelal nog onbekend en zijn er nog geen normen voor. De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) constateert dat provincies, waterschappen en gemeenten nog nauwelijks invulling geven aan hun wettelijke zorgplicht voor de bescherming van drinkwaterbronnen.

De Partij voor de Dieren staat voor bronaanpak: gebruik van giftige middelen tegengaan en in ieder geval lozing op het water voorkomen. Zoals ook blijkt uit vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat op de kabinetsreactie op het Rli-advies en de nadere invulling van het KRW-impulsprogramma, ontbreekt op dit moment het totaaloverzicht van het aantal lozingen op oppervlaktewater, van welke stoffen en waar.

De Partij voor de Dieren zet haar bijna landelijke dekking in Provincies en Waterschappen in om een overzicht van het geheel aan lozingen op het oppervlaktewater boven tafel te krijgen, evenals visie en voorbereiding op toetsingsprocedures.


Toetsing en handhavingsbeleid vergunningen voor lozing op oppervlaktewater

1. In welke gevallen dient een aanvraag voor vergunning op het oppervlaktewater ingediend te worden bij een waterschap en in welke gevallen bij een provincie?

2. Hoe delen waterschappen en provincies informatie over verleende vergunningen voor lozing op oppervlaktewater met elkaar?

3. Zijn alle vereisten van de KRW reeds verwerkt in provinciaal beleid, en/of in beleid van de Brabantse waterschappen?

4. Op welke nationale wetgeving toetst u?

5. Bij het in werking treden van de Omgevingswet worden sommige vergunningen voor het lozen van chemische stoffen gedecentraliseerd naar de waterschapsverordening. Zijn u en de Brabantse waterschappen hierop voorbereid?

6. Welk beleid heeft u vastgesteld over vergunningverlening aangaande zeer zorgwekkende stoffen stoffen die zowel toxisch zijn als slecht afbreken - en het meten hiervan?

7. Hoe ziet de handhaving van lozing zonder vergunning of melding eruit? (zie ook vraag 22)

8. Wordt er bij het handhaven ook gekeken naar of boetes passend zijn bij de omzet van de beboete bedrijven? (staat in relatie tot vraag 24)


Afgegeven vergunningen

9. Hoeveel vergunningen voor lozing op het oppervlaktewater zijn de afgelopen 5 jaar door u afgegeven?

10. Hoeveel van deze vergunningen bevatten zeer zorgwekkende stoffen? Welke dossiernummers betreft het?

11. Op welke locaties van effluentlozingen - lozingen van het gezuiverde afvalwater dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie verlaat – en wanneer werden zeer zorgwekkende stoffen gemeten? Welke dossiernummers betreft het?

12. Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de risicogrenzen voor perfluoralkyl-stoffen (PFAS) in het oppervlaktewater zijn overschreden, wanneer de risicogrenzen met terugwerkende kracht worden toegepast? Welke dossiernummers betreft het?

13. In welke omvang werd boven de risicogrenzen voor PFAS geloosd?

14. Hoeveel van deze vergunningen waarbij de risicogrenzen voor PFAS werden overschreden zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?

15. Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de wettelijke eisen aan drinkwater, zoals vastgelegd in het Drinkwaterbesluit, werden overschreden? Welke dossiernummers betreft het?

16. In welke omvang werd boven de drinkwaternorm geloosd?

17. Hoeveel van deze vergunningen waarbij de drinkwaternorm werd overschreden zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?

18. Zijn alle afgegeven lozingsvergunningen opgenomen in een door het Rijk doorzoekbare database?


Zicht op meststoffen

19. In welke omvang en variatie komen binnen de provincie Noord-Brabant meststoffen in het oppervlaktewater terecht?

20. Hoe beoordeelt u de schadelijkheid hiervan in verhouding tot bijvoorbeeld lozingen van fosfaatrijke stoffen door industriële bedrijven?

21. Hoeveel procent van de veestapel zou verminderd moeten worden om het oppervlaktewater binnen de normen te brengen?


Visie
22. Bent u het eens met de opmerking van de Rli dat alles op alles gezet moet worden om de KRW-doelen in 2027 te halen, mede omdat het weinig kansrijk is voor Nederland om een beroep te doen op de uitzonderingsbepalingen die de KRW kent in gevallen waar maatregelen wel zijn genomen, maar het doel in 2027 nog niet is bereikt? Waarom wel of waarom niet?

23. Hoe gaat u voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning realiseren, door onder andere in de ruimtelijke ordening beter rekening te houden met de zorg voor voldoende drinkwaterbronnen van goede kwaliteit die ook bruikbaar zijn, waar de Rli voor pleit?

24. Bent u het eens met onze visie dat het voorzorgbeginsel altijd in acht genomen zou moeten worden?


Wij vernemen graag uw reactie en danken u bij voorbaat voor de beantwoording.


Met vriendelijke groet,

Ellen Putman
Partij voor de Dieren Noord-Brabant

Indiendatum: 27 sep. 2023
Antwoorddatum: 21 nov. 2023

Vandaag, op de dag van het kraanwater, vragen alle provinciale staten- en waterschapsfracties van de Partij voor de Dieren aandacht voor een immens probleem: de kwaliteit van het oppervlaktewater in Nederland, bron van drink- en zwemwater voor mens en dier. Nederland bungelt in Europa onderaan waar het gaat om het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Wij stellen deze vragen onder andere naar aanleiding van de uitzending van Focus – Drinkwater onder druk, waarin dit probleem glashelder uiteen wordt gezet.

Wij vervuilen ons oppervlaktewater zelf, met meststoffen, restanten van bestrijdingsmiddelen, nieuwe stoffen zoals PFAS en microplastics en stoffen die vrijkomen bij de productie en het gebruik van geneesmiddelen en cosmetica. Een nog grotere uitdaging vormen de nieuwe stoffen waar nog geen analysemateriaal voor is en transformatieve stoffen die als zij in contact met andere stoffen komen giftig kunnen worden. In tijden van droogte verslechtert de kwaliteit van het water verder, doordat het percentage vervuiling toeneemt. En vergeet niet, mensen drinken gezuiverd drinkwater; dieren leven in dit vervuilde water.

Provincies en waterschappen staan veelal toe dat deze lozingen op het oppervlaktewater worden gedaan, omdat ze binnen bepaalde grenzen vallen en veilig genoeg zijn bevonden. Daarnaast zijn van nieuwe stoffen de effecten veelal nog onbekend en zijn er nog geen normen voor. De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) constateert dat provincies, waterschappen en gemeenten nog nauwelijks invulling geven aan hun wettelijke zorgplicht voor de bescherming van drinkwaterbronnen.

De Partij voor de Dieren staat voor bronaanpak: gebruik van giftige middelen tegengaan en in ieder geval lozing op het water voorkomen. Zoals ook blijkt uit vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat op de kabinetsreactie op het Rli-advies en de nadere invulling van het KRW-impulsprogramma, ontbreekt op dit moment het totaaloverzicht van het aantal lozingen op oppervlaktewater, van welke stoffen en waar.

De Partij voor de Dieren zet haar bijna landelijke dekking in Provincies en Waterschappen in om een overzicht van het geheel aan lozingen op het oppervlaktewater boven tafel te krijgen, evenals visie en voorbereiding op toetsingsprocedures.


Toetsing en handhavingsbeleid vergunningen voor lozing op oppervlaktewater
1. In welke gevallen dient een aanvraag voor vergunning op het oppervlaktewater ingediend te worden bij een waterschap en in welke gevallen bij een provincie?

Antwoord:
De waterbeheerder is bevoegd gezag voor alle directe lozingen in het oppervlaktewater. Voor de rijkswateren (de Maas en de grote kanalen) is dit Rijkswaterstaat, namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en voor de andere wateren is dat het waterschap. In geen geval verleent de provincie dus vergunningen voor het lozen op oppervlaktewater.


2. Hoe delen waterschappen en provincies informatie over verleende vergunningen voor lozing op oppervlaktewater met elkaar?

Antwoord:
Voor lozingen direct op oppervlaktewater zijn de waterbeheerders bevoegd gezag. Zij hebben daar een eigenstandige taak in.
Lozingsvergunningen worden gepubliceerd in officiële bekendmakingen. Er wordt door de waterbeheerders geen overzicht verstrekt aan de provincie van de verleende vergunningen.
Aanvragen voor een omgevingsvergunning (in het kader van de Wabo, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) door de grotere en zwaardere industriële bedrijven in Noord-Brabant worden getoetst door de omgevingsdiensten in opdracht van de provincie. Deze omgevingsvergunning behelst dus niet het lozen op oppervlaktewater. Maar als er naast activiteiten in het kader van de Wabo, sprake is van een lozing op oppervlaktewater, wordt wel afstemming gezocht met de betreffende waterbeheerder vanwege de lozingsvergunning.


3. Zijn alle vereisten van de KRW reeds verwerkt in provinciaal beleid, en/of in beleid van de Brabantse waterschappen?

Antwoord:
Wat betreft lozen op oppervlaktewater is de provincie niet het bevoegd gezag en dientengevolge hebben we hierop geen beleid. De Waterschappen zijn het bevoegd gezag.


4. Op welke nationale wetgeving toetst u?

Antwoord:
De provincie is niet het bevoegd gezag voor lozingen op oppervlaktewater. Daarom verleent de provincie geen vergunningen voor het lozen op oppervlaktewater, voert geen toetsingen uit, en treedt niet handhavend op ten aanzien van het lozen op oppervlaktewater. Dit antwoord is tevens het antwoord op vraag 5 tot en met 10 en 12 t/m 18.


5. Bij het in werking treden van de Omgevingswet worden sommige vergunningen voor het lozen van chemische stoffen gedecentraliseerd naar de waterschapsverordening. Zijn u en de Brabantse waterschappen hierop voorbereid?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


6. Welk beleid heeft u vastgesteld over vergunningverlening aangaande zeer zorgwekkende stoffen stoffen die zowel toxisch zijn als slecht afbreken - en het meten hiervan?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


7. Hoe ziet de handhaving van lozing zonder vergunning of melding eruit? (zie ook vraag 22)

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


8. Wordt er bij het handhaven ook gekeken naar of boetes passend zijn bij de omzet van de beboete bedrijven? (staat in relatie tot vraag 24)

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


Afgegeven vergunningen

9. Hoeveel vergunningen voor lozing op het oppervlaktewater zijn de afgelopen 5 jaar door u afgegeven?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


10. Hoeveel van deze vergunningen bevatten zeer zorgwekkende stoffen? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


11. Op welke locaties van effluentlozingen - lozingen van het gezuiverde afvalwater dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie verlaat – en wanneer werden zeer zorgwekkende stoffen gemeten? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord:
De provincie is geen bevoegd gezag voor de lozingen van gezuiverd afvalwater via de rioolwaterzuiveringen. Dat zijn de waterschappen.


12. Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de risicogrenzen voor perfluoralkyl-stoffen (PFAS) in het oppervlaktewater zijn overschreden, wanneer de risicogrenzen met terugwerkende kracht worden toegepast? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


13. In welke omvang werd boven de risicogrenzen voor PFAS geloosd?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


14. Hoeveel van deze vergunningen waarbij de risicogrenzen voor PFAS werden overschreden zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


15. Hoeveel vergunningen zijn in de afgelopen 5 jaar afgegeven waarbij de wettelijke eisen aan drinkwater, zoals vastgelegd in het Drinkwaterbesluit, werden overschreden? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


16. In welke omvang werd boven de drinkwaternorm geloosd?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


17. Hoeveel van deze vergunningen waarbij de drinkwaternorm werd overschreden zijn afgegeven voor lozing binnen 10 kilometer van een drinkwaterwingebied? Welke dossiernummers betreft het?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


18. Zijn alle afgegeven lozingsvergunningen opgenomen in een door het Rijk doorzoekbare database?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 4.


Zicht op meststoffen

19. In welke omvang en variatie komen binnen de provincie Noord-Brabant meststoffen in het oppervlaktewater terecht?

Antwoord:
Onder meststoffen (ook wel nutriënten) verstaan we stikstofhoudende componenten zoals nitraat, nitriet, ammonium en organisch gebonden stikstof (samen totaal stikstof), zowel als fosforhoudende componenten: fosfaat en organisch gebonden fosfor (samen totaal fosfor). Het onderzoeksinstituut Wageningen Environmental Research (WEnR) maakt inschattingen van de belastingen van oppervlaktewater met meststoffen. In 2019 heeft dit kennisinstituut in opdracht van het Programmabureau KRW/DHZ Maasregio berekeningen opgeleverd voor Noord-Brabant. Ze berekenen de belasting van Brabants oppervlaktewater als volgt:

Stikstof:
Het totaal aan stikstof dat op het Brabantse oppervlaktewater terechtkomt is circa 11000 ton per jaar, de aanvoer in de Maas niet meegerekend. Daarvan is naar inschatting 40% afkomstig van land- en tuinbouw (vooral af- en uitspoeling uit actuele, historische bemesting, en erfafspoeling). Ongeveer 18% is afkomstig van Brabantse rioolwaterzuiveringen, 16% komt uit België, 7% is afkomstig van atmosferische depositie, 7% spoelt uit natuurgronden, 5% komt uit natuurlijke mineralisatie van de bodem, en 6% is afkomstig van overige bronnen inclusief de uitstoot uit industrie op water (0,3%).

Fosfor:
Het totaal aan fosfor dat op het Brabantse oppervlaktewater terechtkomt is circa 800 ton per jaar, de aanvoer in de Maas niet meegerekend. Daarvan is naar inschatting 34% afkomstig van Brabantse rioolwaterzuiveringen, 23% uit landbouw (af- en uitspoeling uit actuele, historische bemesting, en erfafspoeling), 14% uit natuurlijke mineralisatie van de bodem, 14% uit België en 10% uit alle overige bronnen inclusief de uitstoot uit industrie op water (1%).

Variatie:
Er is variatie in de belasting van het oppervlaktewater met stikstof en fosfaat, zowel in tijd als in ruimte.
Variatie in tijd: In het winterhalfjaar (oktober t/m maart) is de af- en uitspoeling uit natuur- en landbouwgebied in het algemeen groter dan in het zomerhalfjaar (april t/m september). Dit geldt ook voor de aanvoer uit het buitenland. De belasting door rioolwaterzuiveringen is redelijk constant gedurende het jaar. In het winterhalfjaar komt opgeteld over Noord-Brabant naar inschatting van WEnR 68% van de jaarvracht van stikstof in het water en 60% van de jaarvracht aan fosfor.
Ruimtelijke variatie: Er zitten natuurlijk verschillen in de door WEnR berekende belasting van verschillende waterlichamen. Per waterlichaam of per stroomgebiedje is dit te bekijken via de viewer.
Op dit moment wordt deze studie geactualiseerd. Het rapport wordt naar verwachting begin 2024 door WEnR gepubliceerd.


20. Hoe beoordeelt u de schadelijkheid hiervan in verhouding tot bijvoorbeeld lozingen van fosfaatrijke stoffen door industriële bedrijven?

Antwoord:
In Noord-Brabant wordt jaarlijks een KRW-beoordeling uitgevoerd van de 116 KRW-oppervlakte waterlichamen in deze provincie (minus de Maas). 59 % van deze waterlichamen voldoet niet voor totaal stikstof en 43% voldoet niet voor totaal fosfor (KRW-oordelen 2022). Dit betekent dat deze meststoffen in te hoge concentraties (boven de norm) voorkomen in veel Brabantse wateren en daardoor een negatief effect hebben op de ecologische ontwikkeling van deze wateren. Dus, ja de meststoffen zijn schadelijk. De bronnen ‘uitspoeling uit landbouw en natuur’, ‘rioolwaterzuiveringen’ en ‘buitenland’ dragen, afhankelijk van welk waterlichaam het betreft, substantieel bij aan de totale vracht en dus ook aan de norm-overschrijdingen. De lozing van fosfaten door industrie is een relatief kleine bron. Zie ook de getallen in het antwoord bij vraag 19.


21. Hoeveel procent van de veestapel zou verminderd moeten worden om het oppervlaktewater binnen de normen te brengen?

Antwoord:
We kunnen hiervoor geen percentage noemen. WEnR heeft deze berekening niet uitgevoerd.


Visie

22. Bent u het eens met de opmerking van de Rli dat alles op alles gezet moet worden om de KRW-doelen in 2027 te halen, mede omdat het weinig kansrijk is voor Nederland om een beroep te doen op de uitzonderingsbepalingen die de KRW kent in gevallen waar maatregelen wel zijn genomen, maar het doel in 2027 nog niet is bereikt? Waarom wel of waarom niet?

Antwoord:
Ja. Het behalen van de KRW-doelen is ook voor GS van groot belang. Alle betrokken overheden blijven er eendrachtig aan werken. Mede daarom is op nationaal niveau het KRW-impulsprogramma opgezet, een landelijk programma om samen met alle betrokken partijen te komen tot een analyse welke extra inzet (landelijk en regionaal) nodig is voor het behalen van de KRW-doelen. Eind 2024 moet dit tot voorstellen leiden tot intensivering van de uitvoering of inzetten van (vaak al bestaand) wettelijk instrumentarium.


23. Hoe gaat u voldoende fysieke ruimte voor drinkwaterwinning realiseren, door onder andere in de ruimtelijke ordening beter rekening te houden met de zorg voor voldoende drinkwaterbronnen van goede kwaliteit die ook bruikbaar zijn, waar de Rli voor pleit?

Antwoord:
De Provincie is in overleg met vijf gemeenten om zogenaamde drinkwaterreserveringsgebieden aan te wijzen. Het gaat om drie bestaande drinkwaterwinningen en 2 nieuwe gebieden waar mogelijk in de toekomst (meer) drinkwater wordt gewonnen. Deze reserveringsgebieden zijn bedoeld als achtervang in het geval huidige winningen vanwege kwaliteitsredenen niet meer (volledig) benut kunnen worden. Aanwijzen van de drinkwaterreserverings-gebieden betekent dat deze gebieden zowel een milieuhygiënische bescherming krijgen (ter bescherming van een goede kwaliteit) in de omgevingsverordening als ook ruimtelijk worden vastgelegd.


24. Bent u het eens met onze visie dat het voorzorgbeginsel altijd in acht genomen zou moeten worden?

Antwoord:
Ja, het voorzorgsbeginsel is belangrijk voor het beleid op het gebied van lozingen. De doorwerking van dit beginsel kan per geval verschillen. De overheid moet verschillende belangen wegen waaronder ook het economisch belang van het bedrijfsleven.
Wat betreft lozingen (direct en indirect) op het oppervlaktewater is het identificeren van risico’s complex. De kennis over stoffen ontwikkelt voortdurend. Het is zaak om scherp te blijven op de risico’s voor mens en omgeving en tegelijkertijd aandacht te houden voor de vitaliteit en innovatiemogelijkheden van het bedrijfsleven.

Interessant voor jou

Technische vragen over 111 Brabantse veehouders die nu met dure, niet-werkende, ‘innovatieve’ stalsystemen zitten en méér stikstof uitstoten

Lees verder

Schriftelijke vragen naar aanleiding van het interpellatiedebat van 29 september 2023

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer