Schrif­te­lijke vragen weide­vo­gel­gebied Den Opslag


Indiendatum: mei 2010

Statenvragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Noord-Brabant aan het college van GS op grond van artikel 3.2 van het Reglement van Orde.

Geacht college,

In het gebied Den Opslag, onderdeel van de landinrichting De Hilver, zijn op 3 april 2010 op een groot aantal percelen nesten met broedsels van weidevogels vernield door het slepen van een raamwerk achter een tractor. Deze sleepwerkzaamheden werden uitgevoerd ter voorbereiding op het afgraven van het gebied. De provincie Noord-Brabant is opdrachtgever van de landinrichting die de werkzaamheden onder contract heeft uitgegeven.

1. Bent u bekend met deze overtreding? Is er op provinciaal niveau actie ondernomen naar aanleiding van deze overtreding? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
2. Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat een aannemer opdracht krijgt om grond af te graven in het broedseizoen? Wie is er verantwoordelijk voor het afgeven van deze vergunningen, en is daar standaard een ecoloog bij betrokken?

De grond had afgegraven moeten worden voordat het broedseizoen begon (het broedseizoen begint met de kievit, omstreeks half maart) dan waren de vogels nog in de gelegenheid geweest een andere broedplaats te zoeken. Echter, om het voorbereidende werk en de graafwerkzaamheden voorafgaand aan het broedseizoen af te krijgen, zou er in de winter gewerkt moeten worden. Op 2 april heeft een BOA een bezoek gebracht aan het gebied, waarbij nesten zijn aangetroffen. De directeur van het aannemersbedrijf heeft echter 'geen nesten gezien' en de percelen zijn volgens hem gecontroleerd door een ecoloog voorafgaande aan de sleepwerkzaamheden.

3. Kunt u toelichten waarom niet gewacht is met de start van de werkzaamheden tot na het broedseizoen?
4. Hoe zijn de tegenstrijdige verklaringen over de aanwezigheid van nesten te verklaren?
5. Welke procedure is afgesproken bij het uitvoeren van werkzaamheden in (nieuwe) natuurgebieden, en hoe komt de planning tot stand? Is er standaard een ecoloog betrokken bij het plannen van dergelijke werkzaamheden? Zo ja, hoe kan het dat deze ecoloog geen nesten heeft waargenomen? Zo nee, waarom niet? En overweegt u alsnog om ecologen te betrekken bij de start van nieuwe werkzaamheden?
6. Is er een clausule ingebouwd waarmee contracten ontbonden kunnen worden door onvoorziene situaties, zoals het waarnemen van broedende vogels, al dan niet verlaat ten gevolge van bijvoorbeeld weersomstandigheden; of door het alsnog produceren van een vervolglegsel omdat het eerste legsel elders verloren is gegaan? Zo ja, waarom is deze niet toegepast? Zo nee, overweegt u een dergelijke clausule te laten opnemen?

In het Brabants Dagblad van 29 april j.l. wordt gemeld dat de AID van mening was dat de werkzaamheden wel weer hervat konden worden. Echter de LIC heeft het werk tot eind juni stopgezet. De dienst regelingen adviseerde ook om het werk tot na het broedseizoen stop te zetten . Uiteindelijk zijn graafwerkzaamheden doorgegaan aan de rand van het EHS-gebied, op percelen zonder weidevogels. De grutto is overigens opnieuw in het betreffende gebied neergestreken en heeft broedactiviteiten hervat.

7. Wie heeft er in een geval als dit de doorslaggevende stem om werkzaamheden al dan niet weer te hervatten?
Er worden veel provinciale gelden gestoken in de verwerving en inrichting van de EHS, voor 2010 was dat 3,5 miljoen. Ook specifiek soortenbeschermingsbeleid wordt gefinancierd. Uit het Brabantse Natuurbeheerplan blijkt dat juist de weidevogels die voorkomen in Den Opslag bedreigd worden:

'Na zomertaling, kemphaan en watersnip, belanden nu ook de grutto en veldleeuwerik in de gevarenzone. Het aantal grutto’s halveerde sinds 1990. Scholekster en veldleeuwerik gingen zelfs met tweederde in aantal achteruit.
Den Opslag herbergt één van de grootste gruttopopulaties van Brabant . Het rijk geeft miljoenen uit om de broedgebieden en de omstandigheden voor soorten als de grutto in ons land te beschermen en te verbeteren. Nederland, en dus Brabant, heeft een internationale verplichting voor deze soort (binnen de grenzen van NL broedt ca 60% van de Europese populatie). Echter nu wordt een bestaand groot gruttoleefgebied, tevens sleutelgebied voor andere bedreigde soorten, afgegraven voor 'nieuwe natuur'. Natuur die zich op de kale grond nog moet gaan bewijzen.

In het natuurplan wordt het EHS gebied in De Hilver als volgt beschreven:

'Ook de Grutto is nog in redelijke aantallen aanwezig in het gebied, een vrij unieke situatie voor de Brabantse zandgronden. (...) Het streefbeeld voor Den Opslag, De Gement en Het Broek bestaat uit de ontwikkeling van grote oppervlakten vochtig tot nat, bloemrijk en meestal schraal grasland (onder meer Blauwgrasland, Dotterbloemhooiland), alsmede soortenrijk weidevogelgrasland. Hierdoor kan het gebied uitgroeien tot een van de belangrijkste broedgebieden in Noord-Brabant voor weidevogels als Grutto, Watersnip, Zomertaling en Slobeend. (...) Met een gefaseerde omvorming van de huidige landbouwgronden naar schraallanden en weidevogelgraslanden zullen uiteindelijk zowel Spaanse ruiter als Grutto een plaatsvinden in dit uitgestrekte en kansrijke gebied. '

Uit de antwoorden op onze schriftelijke vragen d.d.27 april j.l. blijkt dat u van mening bent dat weidevogelbescherming een planmatige en samenhangende aanpak behoeft en dat u zich daar voor inzet.

8. Wat is de achterliggende gedachte om het gebied om te vormen tot 'nieuwe natuur' terwijl in de bestaande natuur cruciale, bedreigde soorten voorkomen? En, kunt u zich in die gedachtelijn vinden?
9. Waarom wordt de kern van het gebied (waar de weidevogels zich concentreren) niet gehandhaafd en alsnog aangewezen als beschermd weidevogelgebied, nu van nature zoveel soorten hier goed blijken te gedijen?
10. Waarom worden de gronden in het gebied beheerd door drie verschillende terreinbeherende organisaties in plaats van één organisatie? Kunt u toelichten hoe consistent beheer en geïntegreerde doelstellingen onderling afgestemd worden?
11. Bent u van mening dat financiële middelen efficiënt worden toegepast als een bestaand, bewezen belangrijk, weidevogelgebied wordt afgegraven, terwijl in andere gebieden met dure kunstmatige ingrepen wordt gepoogd nieuwe weidevogelgebieden te creëren of voormalige weidevogelgebieden te herstellen? Kunt u dit toelichten?
12. Bestaat de mogelijkheid om de lopende contracten te ontbinden ten behoeve van een beter op de bestaande situatie aangepast inrichtingsplan? Zo ja, bent u bereid u hiervoor in te gaan spannen? Zo nee, waarom niet? Indien de mogelijkheid niet bestaat om contracten te ontbinden bij voortschrijdend inzicht, wat is hiervan de reden en ondersteunt u deze onmogelijkheid?

Het zand dat vrijkomt bij het afgraven van het gebied is bestemd voor agrariërs ten behoeve van kavelaanvaardings- en kavelverbeteringswerkzaamheden. De aannemer heeft een contract ondertekend om op 1 mei de afgegraven grond op te leveren, opdat de agrariërs met ingang van het groeiseizoen hun percelen kunnen inzaaien. Er was een boeteclausule ingebouwd van €10.000 per dag voor vertraging. Hieruit blijkt dat de aannemer zand moet leveren, terwijl hij tegelijkertijd gebonden is aan een contract dat werkzaamheden in het broedseizoen verbiedt.

13. Hoe kon deze botsing van contracten ontstaan?
14. Kunt u toelichting geven op deze situatie, waar grote financiële belangen verstrengeld raken met natuurbeheer en -behoud?
15. Gaat u stappen ondernemen om in de toekomst dergelijke fouten te voorkomen? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?

De Hilver moet tevens geschikt gemaakt worden voor waterberging. Het is niet altijd mogelijk om meerdere functies in één gebied te verenigen.

16. Kunt u toelichten waarom waterberging en de beoogde nieuwe natuur geen tegenstrijdige belangen zijn?

Een flink aantal EHS gebieden worden beheerd door terreinbeherende organisaties (TBO's) namelijk door Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of het Brabants Landschap. Dit zou een goed natuurbeheer moeten garanderen. Echter De Hilver is helaas een voorbeeld van hoe het ook onder de verantwoording van TBO's mis kan gaan. In dit gebied werden plaatselijk weidevogeljongen dood gemaaid of broedsels vertrapt door ingeschaard vee. In de afgelopen jaren werden TBO's op de hoogte gebracht van de aanwezige weidevogels als broedvogel, zodat met behulp van vrijwilligers die de nesten melden, aangepast beheer kon worden uitgevoerd. Dit heeft enkele jaren redelijk gefunctioneerd, echter nu is de aandacht voor een adequaat beheer plaatselijk steeds meer afgenomen, zo blijkt uit de Broedvogelinventarisatie:

‘Na verloop van tijd bleken de afspraken omtrent aangepast beheer te verflauwen met als gevolg dat steeds meer werkzaamheden met een agrarisch doel op deze percelen aan de orde waren. In de jaren daarna is daardoor menig nest met eieren en jongen verloren gegaan. Ook in 2009 werd geconstateerd dat op percelen in het Diessens Broek ten gevolge van een (te) grote veedichtheid op gronden van een TBO gruttolegsels waren vertrapt.’

17. Kunt u toelichten waarom agrarische activiteiten onder verantwoording van TBO's voorrang krijgen boven natuurbescherming?
18. Hoe worden de TBO's gecontroleerd op het door hen gevoerde beheer ?

In de eerder genoemde broedvogelinventarisatie worden nog meer aanbevelingen gedaan, zoals een lage geluidswal langs de A58. Hierdoor kunnen vogels zoals grutto, kievit en wulp, die voor hun baltsroep o.a. afhankelijk zijn van hun gehoor, de grenzen van hun broedgebied verruimen. Ook voor recreatieve bezoekers in het natuurgebied zal een geluidswal een aangenamere situatie creëren.

19. Kan een geluidswal ook onderdeel uitmaken van de herinrichting van een natuurgebied, en wordt dit in dit geval overwogen? Zo nee, waarom niet?

Met vriendelijke groet,
Dr. Birgit Verstappen
Fractievoorzitter Partij voor de Dieren

Indiendatum: mei 2010
Antwoorddatum: 30 jun. 2010

Antwoord van Gedeputeerde Staten
d.d. 22 juni 2010
Algemeen
Voordat wij op de vragen antwoord geven, is het voor de helderheid noodzakelijk de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Landinrichtingswerken te duiden. Wij hebben de landinrichtingscommisie De Hilver ingesteld op grond van de Landinrichtingswet. Op grond van (overgangs)artikel 95 van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (Wilg) blijft de Landinrichtingscommissie werkzaam op basis van de oude Landinrichtingswet in de daarin aan haar rechtstreeks toegekende bevoegdheden. Dit betekent onder andere dat de Landinrichtingscommissie bevoegd is tot het uitvoeren van de werken op grond van het door ons, op haar voorstel, goedgekeurde inrichtingsplan. Zij gaat daartoe o.a. zelfstandig juridische verplichtingen aan.
Door onze goedkeuring aan het plan stemmen wij in met de voorgenomen maatregelen om natuur en landschap in te richten, naast allerlei landbouwstructuurverbeteringen. De landinrichtingscommissie voert de werken uit via een opdracht aan de Dienst Landelijk Gebied. Deze dienst doet in naam van de Landinrichtingscommissie o.a. aanbestedingen voor werken, zoals ook hier geschied is. Voor het contract tussen aannemer en DLG en de uitvoering ervan is dus de facto de Landinrichtingscommissie verantwoordelijk.

Wij hebben uit de oude wet geen specifieke bevoegdheden ten aanzien van de uitvoering, maar zien bestuurlijk toe of de uitvoering volgens het plan verloopt en spreken de Landinrichtingscommisie – zonodig – daarop aan.

Vraag 1
Bent u bekend met deze overtreding? Is er op provinciaal niveau actie ondernomen naar aanleiding van deze overtreding? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
Ja. Namens ons zijn een toezichthouder en 2 provinciale medewerkers ter plaatse gaan kijken en is direct overleg gevoerd met DLG, Grontmij en aannemer. De werkzaamheden zijn vervolgens stilgelegd door de
Landinrichtingscommissie nog vóórdat de Algemene Inspectie Dienst (hierna AID) de vergunninghouder in casu de Landinrichtingscommissie een officiële waarschuwing heeft gegeven. AID is de handhavende partij omdat het een overtreding van de Flora- en faunawet betreft. De Landinrichtingscommissie heeft derhalve – na kennisneming van de overtreding - adequaat gehandeld. Zij beraadt zich nog over te nemen stappen tegen de overtreder, maar laat thans de voortgang van de uitvoering van het werk prevaleren boven het nemen van
maatregelen tegen de aannemer. Afgezien hiervan heeft DLG de aannemer schriftelijk in gebreke gesteld en is voornemens om eventuele schade te verhalen op de aannemer.

Wij hebben de Landinrichtingscommissie middels de gebiedscoördinator de heer Van de Ven in de commissie aangesproken op haar verantwoordelijkheid ter zake en medegedeeld de overtreding zeer te betreuren. Gezien voorgaande en de afspraken die zijn gemaakt om herhaling te voorkomen, achten wij een
nadere bestuurlijke actie richting de Landinrichtingscommissie niet aan de orde.

Vraag 2
Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat een aannemer opdracht krijgt om grond af te graven in het broedseizoen? Wie is er verantwoordelijk voor het afgeven van deze vergunningen, en is daar standaard een ecoloog bij betrokken?
Antwoord
Opdrachtnemer DLG en aannemers werken in De Hilver volgens de verleende vergunningen en daaraan verbonden voorwaarden. Werken onder voorwaarden is mogelijk binnen een broedseizoen. Verantwoordelijk voor het afgeven van de betrokken ontheffing van art. 75 Flora- en faunawet is Directie Regelingen (DR) onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van LNV. DR betrekt daarbij altijd een ecoloog. Ook bij de voorbereiding van de uitvoering is nauw overleg geweest met de terreinbeherende instanties en de ecologen van de auditor (Grontmij) en opdrachtgever (DLG).

Vraag 3
Kunt u toelichten waarom niet gewacht is met de start van de werkzaamheden tot na het broedseizoen?
Antwoord
In het opgestelde uitvoeringscontract staan voorwaarden voor de aannemer genoemd, o.a. de kavelaanvaardingswerken moeten per 1 mei 2010 gereed zijn en er moet rekening gehouden worden met beschermde soorten. De werkzaamheden konden vanwege de aanhoudende vorst pas laat in het seizoen
worden gestart. Werkzaamheden kunnen in het broedseizoen worden uitgevoerd op percelen waar geen nesten aanwezig zijn. Het afgraven van percelen waar nesten aanwezig zijn, is in strijd met de Flora- en faunawet en had niet mogen gebeuren.

Vraag 4
Hoe zijn de tegenstrijdige verklaringen over de aanwezigheid van nesten te verklaren?
Antwoord
Twee partijen verschillen hier blijkbaar van mening. Het is in eerste instantie aan de handhavende partij de AID een oordeel te geven over de situatie, gevolgd door een oordeel van de rechter. Zie ook onder vraag 1.


Vraag 5
Welke procedure is afgesproken bij het uitvoeren van werkzaamheden in (nieuwe) natuurgebieden, en hoe komt de planning tot stand? Is er standaard een ecoloog betrokken bij het plannen van dergelijke werkzaamheden? Zo ja, hoe kan het dat deze ecoloog geen nesten heeft waargenomen? Zo nee, waarom niet? En overweegt u alsnog om ecologen te betrekken bij de start van nieuwe werkzaamheden?
Antwoord
Er is geen standaardprocedure; het is gezien de aard en omvang van het landinrichtingsproject maatwerk. Er is een uitgebreid contract gemaakt met een breed programma van eisen. Ook de planning voor de diverse onderdelen is maatwerk en geschiedt in onderling overleg. De totale uitvoeringsperiode loopt
van begin 2010 tot eind 2011. Ja, er is standaard een ecoloog bij betrokken, maar deze is voorafgaand aan dit
specifieke geval er niet bij betrokken geweest. Volgens de aannemer zijn er voorafgaand aan de sleepwerkzaamheden geen nesten geconstateerd. Het betrekken van een ecoloog behoort normaal de gang van zaken te zijn en is ook in het werkplan van de uitvoerende partij als zodanig opgenomen, welk
plan vooraf getoetst wordt door de opdrachtgever (DLG namens Landinrichtingscommissie).

Vraag 6
Is er een clausule ingebouwd waarmee contracten ontbonden kunnen worden door onvoorziene situaties, zoals het waarnemen van broedende vogels, al dan niet verlaat ten gevolge van bijvoorbeeld weersomstandigheden; of door het alsnog produceren van een vervolglegsel omdat het eerste legsel elders verloren is gegaan? Zo ja, waarom is deze niet toegepast? Zo nee, overweegt u een dergelijke clausule te laten opnemen?

Antwoord
Er is geen clausule wegens onvoorziene situaties ingebouwd, maar wel is ontbinding wegens wanprestatie mogelijk. Dat is hier niet aan de orde, omdat de overtreding niet in verhouding staat tot ontbinding van het totale contract. Wel dient de aannemer zich uiteraard aan alle contractvoorwaarden,
ontheffingen en vergunningen te houden. Daarnaast worden de boeteclausule en de schadebepaling ingeroepen. Op dit moment zijn de eisen van het contract en de werkplannen van de aannemer maatgevend en die voorzien er in dat voldoende aandacht is voor broedvogels, maar ook voor andere soorten die in het kader van de Flora- en faunawet bescherming genieten.

Vraag 7
Wie heeft er in een geval als dit de doorslaggevende stem om werkzaamheden al dan niet weer te hervatten?
Antwoord
De opdrachtgever (DLG) namens de Landinrichtingscommissie, waarbij zij in dergelijke gevallen het algemene integrale belang afweegt en waarbij zij in dit soort gewichtige situaties eerst besluit na overleg met de betrokken belanghebbende organisaties ( Natuurmonumenten als eigenaar en de plaatselijke vogelwerkgroep).

Vraag 8
Wat is de achterliggende gedachte om het gebied om te vormen tot 'nieuwe natuur' terwijl in de bestaande natuur cruciale, bedreigde soorten voorkomen? En, kunt u zich in die gedachtelijn vinden?
Antwoord
Het streefbeeld voor de nieuwe EHS van het landinrichtingsgebied De Hilver omvat vooral weidevogelgraslanden, schraalgraslanden en bloemrijke graslanden. Er is geen of nauwelijks sprake van bestaand natuurgebied. Het bestaande schraalgrasland langs het kanaal blijft uiteraard behouden. Circa 700
ha landbouwgrond wordt geschikt gemaakt voor de beoogde natuurdoelen. Daarbij is rekening gehouden met de potenties van het gebied, zowel t.a.v. weidevogels als van soorten van schraalgraslanden (waartoe ook de zeer kritische weidevogel de watersnip behoort). GS zijn van mening dat na de uitvoering van het landinrichtingsplan, gebaseerd op de provinciale natuurdoelen, het gebied kan uitgroeien tot een van de belangrijkste gebieden voor weidevogels als grutto en watersnip in Noord-Brabant.

Vraag 9
Waarom wordt de kern van het gebied (waar de weidevogels zich concentreren) niet gehandhaafd en alsnog aangewezen als beschermd weidevogelgebied, nu van nature zoveel soorten hier goed blijken te gedijen?
Antwoord
Ook in dit gebied zijn de aantallen weidevogels de laatste decennia behoorlijk afgenomen. Niets doen betekent een verdere afname. De uit te voeren maatregelen beogen de omstandigheden voor zowel soorten an schraallandenals weidevogels sterk te verbeteren in het hele gebied.

Vraag 10
Waarom worden de gronden in het gebied beheerd door drie verschillende terreinbeherende organisaties in plaats van één organisatie? Kunt u toelichten hoe consistent beheer en geïntegreerde doelstellingen onderling afgestemd worden?

Antwoord
Het landinrichtingsgebied omvat een grote oppervlakte en ligt bij toeval in de invloedsfeer van drie terreinbeherende organisaties. De grenzen van de invloedsferen zijn gelegd op bestaande structuren als snelwegen en kanalen. Deze grenzen zijn in het verleden vastgesteld door het ministerie van LNV in
samenspraak met de terreinbeheerders. Overigens hebben de drie terreinbeherende organisaties intensief deelgenomen aan het hele proces van planvorming, aanbesteding en gunning en hebben zij
zich via een zogeheten Eigendom, Beheer en Onderhoudsdocument (EBO) gebonden aan het daarin geregelde beheer en onderhoud.

Vraag 11
Bent u van mening dat financiële middelen efficiënt worden toegepast als een bestaand, bewezen belangrijk, weidevogelgebied wordt afgegraven, terwijl in andere gebieden met dure kunstmatige ingrepen wordt gepoogd nieuwe weidevogelgebieden te creëren of voormalige weidevogelgebieden te herstellen? Kunt u dit toelichten?
Antwoord
De keuzes van de locaties van de verschillende natuurdoelen zijn zorgvuldig bepaald op basis van potenties voor deze doelen. Hiertoe hebben verschillende onderzoeken plaatsgevonden op het gebied van bodem, water, fosfaatbelasting en bestaande natuurwaarden (zie verder bij vraag 8). Wij zijn daarom van
mening dat de financiële middelen efficiënt worden toegepast. Er zijn bij ons geen gebieden bekend waar met dure kunstmatige ingrepen nieuwe weidevogelgebieden worden gecreëerd of voormalige worden hersteld.

Vraag 12
Bestaat de mogelijkheid om de lopende contracten te ontbinden ten behoeve van een beter op de bestaande situatie aangepast inrichtingsplan? Zo ja, bent u bereid u hiervoor in te gaan spannen? Zo nee, waarom niet? Indien de mogelijkheid niet bestaat om contracten te ontbinden bij voortschrijdend inzicht, wat is hiervan de reden en ondersteunt u deze onmogelijkheid?

Antwoord
Wij zijn van mening dat het niet nodig is het inrichtingsplan aan te passen. Dit inrichtingsplan gaat juist uit van de bestaande situatie. De uitvoering is nodig om de gewenste natuurdoelen te realiseren. Daarbij is gekeken naar plant, dier en mens met aandacht voor de bestaande waarden in overleg met alle betrokken
belanghebbende organisaties. Overigens zitten er in het uitvoeringscontract wel clausules om aan de hand van nieuwe inzichten en/of feiten de uitvoering op detailniveau aan te passen.

Vraag 13
Hoe kon deze botsing van contracten ontstaan?
Antwoord
Onder voorwaarden kan wel gewerkt worden tijdens het broedseizoen. Het contract met de aannemer biedt (buiten onvoorzien slecht weer) voldoende ruimte om de uitvoering van het werk binnen de gevraagde termijn van 1 mei 2010 uit te voeren. Zie ook onder vraag 2.

Vraag 14
Kunt u toelichting geven op deze situatie, waar grote financiële belangen verstrengeld raken met natuurbeheer en -behoud?
Antwoord
Doordat de aannemer later is gestart dan gepland en ook volgens het contract had gekund, is de uitvoeringsperiode waarbinnen de kavelaanvaardingswerken uitgevoerd moesten worden (zijnde gereed 1 mei 2010) korter geworden. Daarnaast is het zo dat er in deze periode veel regen is gevallen en hij beperkt
werk kon uitvoeren in het van nature laaggelegen beekdal (geringe draagkracht, risico structuurbederf, e.d.).

Vraag 15
Gaat u stappen ondernemen om in de toekomst dergelijke fouten te voorkomen? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
In dit geval zijn deze stappen in goed overleg tussen aannemer, opdrachtgever Landinrichtingscommissie, leden natuur en vertegenwoordigers van betrokken natuurbeschermingsinstanties al genomen. We nemen sowieso de ervaring van deze landinrichtingsuitvoering mee voor volgende werken.


Vraag 16
Kunt u toelichten waarom waterberging en de beoogde nieuwe natuur geen tegenstrijdige belangen zijn?
Antwoord
Het Diessens Broek wordt geschikt gemaakt voor calamiteitenberging. Hierbij kan het gebied in noodsituaties (frequentie minder dan 1 keer per 25 jaar) overstromen. Dit soort overstromingen vindt altijd in de winter plaats. De invloed op weidevogels en schraalgraslanden hiervan is verwaarloosbaar.

Vraag 17
Kunt u toelichten waarom agrarische activiteiten onder verantwoording van TBO's voorrang krijgen boven natuurbescherming?
Antwoord
Er is op dit moment een overgangssituatie. De TBO’s hebben een deel van de terreinen al in beheer, maar kunnen nu nog niet de juiste maatregelen nemen omdat de uitvoering van de landinrichting nog niet is afgerond. Ter voorbereiding op de toekomstige natuurdoeltypen moet er tussentijds wel
beheerd worden. Dit gebeurt door agrarisch natuurbeheer met aangepaste lage veedichtheden. Deze voorwaarden worden ook gesteld als de terreinen (tijdelijk) verpacht zijn. Ná de uitvoering zullen all juiste beheermaatregelen genomen kunnen worden.

Vraag 18
Hoe worden de TBO's gecontroleerd op het door hen gevoerde beheer ?

Antwoord De meeste terreinen vallen onder het Programma Beheer en straks onder Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL). Binnen SNL zijn de terreinbeherende instanties verplicht om te monitoren en wordt er
steekproefsgewijs gecontroleerd.


Vraag 19
Kan een geluidswal ook onderdeel uitmaken van de herinrichting van een natuurgebied, en wordt dit in dit geval overwogen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Binnen de planvorming is hierover gesproken. De natuurbeschermende organisaties hebben deze suggestie aangedragen. Het inrichtingsplan was gestoeld op het principe om de van oorsprong aanwezige noord-zuidstructuren (nu aan weerszijden van de A58) te herstellen en te benadrukken. Een geluidswal staat daar haaks op. Maar een geluidswal is wel functioneel. De suggestie is verder onderzocht. Bij de invulling van het plan ontstond weer discussie, omdat de A58 zal worden verbreed. Daarna is de geluidswal niet
meer opgenomen in het plan, want de inrichtingsmaatregelen zouden dan later weer teruggedraaid moeten gaan worden. De aanleg van een geluidswal bij de uitvoering van de verbreding van de A58 zou een goede aanvulling kunnen zijn op de EHS van De Hilver.

Nummer: 1694976
Uitgegeven 30 juni 2010
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
drs. W.G.H.M. Rutten

Interessant voor jou

De fractie van de Partij voor de Dieren verzoekt GS om jacht te sluiten wegens winterweer.

Lees verder

Schriftelijke vragen bedreiging controleur meldpunt jachtmisstanden

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer