Statenvragen m.b.t. de ontheffingen voor de vossenjacht
Indiendatum: feb. 2009
Geacht college,
1. De vos staat op de vrijstellinglijst. Dit betekent dat overdag vrij gejaagd mag worden op vossen. Bij de aanvraag voor een ontheffing voor het doden van de vos in nachtelijke uren dient te worden aangetoond dat bestrijding in de reguliere periode onvoldoende effect heeft.
a) Hoe weet u dat de geldende vrijstelling onvoldoende effect heeft gehad? Met andere woorden: Hoe dient de aanvrager dit aan te tonen?
b) En, hoe toetst u het aangevoerde bewijs?
2. Het Faunabeheerplan geeft aan dat er een meer dan gemiddelde predatie van vossen moet voorkomen in een gebied om voor een dergelijke ontheffing in aanmerking te komen.
a) Heeft u zicht op het aantal vossen in de gebieden waarvoor u ontheffing heeft verleend?
b) Wat is de gemiddelde predatie?
c) Wat is het criterium voor een meer dan gemiddelde predatie?
d) Hoe komt u aan deze cijfers?
e) Hecht u waarde aan hetgeen in een Faunabeheerplan staat?
f) Hoe betrekt u de aanwijzingen uit het Faunabeheerplan bij de beslissingen die u neemt t.a.v. de ontheffingen?
3. Het faunafonds adviseert sinds september 2008 dat als bejaging overdag onvoldoende soelaas biedt om weidevogels te beschermen de ontheffing om ’s nachts te jagen verleend moet worden.
a) Op basis van welke argumenten legt u dit advies naast u neer? Waarom geeft u een ontheffing af ook al ligt er geen weidevogelgebied in de nabijheid van het aan de vos beschermingbiedende gebied (bijv. in ontheffing 1458524/1463948 d.d. 7-11- 2008)?
b) Waarom geeft u in tal van andere recent verleende ontheffingen als argument: de ligging van een weidevogelgebied in de nabijheid van een vos-vriendelijk gebied, terwijl tal van onderzoeken aantonen dat de vos niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor achteruitgang van de weidevogelstand? Op welke wetenschappelijke onderzoeken baseert u zich bij deze beslissing? Beschikt u over statistische gegevens m.b.t. de schade die vossen aanrichten onder weidevogels?
4. De rechtbank in Leeuwarden heeft in 2004 aangegeven dat de redenering, dat er een verband ligt tussen predatiedruk van de vos en de achteruitgang van de weidevogelstand, niet opgaat.
"Het beroep van de St. De Faunabescherming tegen toepassing van artikel 68 Ffw is gegrond verklaard omdat onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de predatiedruk van de vos de achteruitgang van de weidevogelstand in Fryslân. Primaire besluit geschorst.” Aldus de bestuursrechter.
Klopt onze waarneming dat door de aanvrager van een artikel 68 ontheffing Ffw. in Brabant op geen enkele wijze draagkrachtig gemotiveerd hoeft te worden dat er door de vos veroorzaakte schade aan Fauna is alvorens een vergunning wordt afgegeven? Zo ja, is dat juridisch houdbaar? Zo neen, zie vraag 1.
5. Om verantwoordt ontheffingen af te geven, zult u over voldoende statische gegevens moeten
beschikken. Beschikt u daarover? Heeft u bijvoorbeeld zicht op:
a) Hoeveel vossen worden er per jaar in Noord-Brabant afgeschoten? Hoeveel blijven er leven?
b) Hoe groot is de omvang van de schade door vossen in Noord-Brabant?
c) Heeft de provincie recent onderzoek gedaan naar de stand van de vos in Noord-Brabant? Zo nee, ligt een onderzoek naar de stand van de vos niet voor de hand zeker nu al sinds 2006 de vos op de vrijstellingslijst staat? Bent u voornemens een dergelijk onderzoek uit te voeren?
d) Hoe toetst u het effect van de vrijstellingen die u afgeeft?
e) Als niet aangetoond kan worden of het afschieten van vossen effect heeft, vervalt daarmee niet eveneens de grond voor het verlenen van een ontheffing voor jagen met kunstlicht?
6. Onderzoek met videocamera’s stelde vast dat in weidevogelgebieden, waar het vermoeden bestond dat vossen actief waren, wel zes tot zeven soorten zoogdieren actief waren. Dit waren naast de vos, de hermelijn, de steenmarter, de bunzing, de egel, de hond en mogelijk ook de wezel. De vos blijkt veel van deze andere zoogdieren op te eten. Bestrijding van vossen betekent dus juist een reëel risico voor de weidevogels. Bij het ontbreken van de vos kunnen andere dieren, naast de hiervoor genoemde dieren ook bijvoorbeeld muskusratten en konijnen, sterk in aantal toenemen met alle gevolgen van dien.
Hoe staat u tegenover een onderzoek in de provincie naar de positieve bijdrage van de vos ten behoeve van een evenwichtig ecologisch systeem? Wat zijn daarbij uw overwegingen?
7. Hoe garandeert u dat door de vrijstellingen die u geeft om ’s nachts met kunstlicht te jagen op de vos er geen verstoring optreedt van beschermd wild?
8. Hoe voorkomt u dat er niet tevens op ander wild wordt gejaagd waarvoor geen vrijstelling is afgegeven? Welke controle wordt hierop uitgevoerd? Door wie? Hoe vaak is er sprake van een dergelijke controle?
Indiendatum:
feb. 2009
Antwoorddatum: 26 feb. 2009
Klik voor antwoorden op de Statenvragen op de volgende link: download/Noordbrabant/vossenjacht1.pdf
Interessant voor jou
Statenvragen m.b.t. sluiting van de jacht wanneer de winter is ingetreden
Lees verderVragen aan College Eindhoven naar aanleiding van gebruik koeien als reclameobjecten
Lees verder