Statenvragen naar aanleiding van recente uitbraak van varkensgriep virus in Mexico.
Indiendatum: mei 2009
’s-Hertogenbosch 27 april 2009.
Geacht College,
Ongetwijfeld kent u het bericht ‘dodelijke varkensgriep eist tientallen levens in Mexico’ .
Dit virus grijpt snel om zich heen (op dit moment alarmfase 4 op een schaal van 6). Naast besmettingen in Israël, Canada, Nieuw Zeeland en de VS zijn ook besmettingen geconstateerd in Europese landen als Spanje, Duitsland Engeland, Frankrijk.
De WHO meldt dat we hier te maken hebben met een nieuw varkensgriepvirus dat zich ook blijkt te kunnen verspreiden van mens tot mens. Het is op dit moment alle hens aan dek, aldus WHO woordvoerder Thomas Abraham.
Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de bron van de huidige varkensgriepepidemie in het Mexicaanse plaatsje La Gloria ligt. In deze plaats was een 4-jarig jongetje een maand geleden al behandeld aan de symptomen van de varkensgriep. De jongen is nu aan de beterende hand, maar ongeveer 450 andere bewoners van La Gloria en omgeving zijn nog wel ziek. Ook zijn er twee andere kinderen overleden aan de gevolgen van de varkensgriep. Bij La Gloria ligt een grote varkenshouderij waar de ziekte hoogstwaarschijnlijk is ontstaan.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schreef in 2004 al over het gevaar van mutatie van virussen middels varkens: “Some of these human and avian influenza viruses might become adapted to pigs and then begin circulating in pig populations. The co-circulation of avian, human, and pig viruses in pigs is of significant concern because of the potential for a genetic exchange, or "reassortment," of material between these viruses. Such an occurrence has the potential to produce a new, pandemic influenza strain. (...) The role of pigs in genetic reassortment is not fully understood. While there has been no known natural occurrence of reassortment of influenza viruses in pigs that resulted in a new pandemic strain, the probability of this occurrence is not negligible. The chances for genetic reassortment depend upon both the duration of H5N1 circulation in pigs as well as the simultaneous presence of human and pig influenza A viruses (such as H3N2 or H1N1). As long as human and avian influenza viruses are co-circulating - whether in humans or in pigs - the possibility of an exchange of genetic material-exists.”
Het is dus al genoeglijk bekend dat mutatie van vogel-, mensen- en varkensgriepvirussen plaats kan vinden door circulatie van virussen onder varkenspopulaties. Bovendien is het zo dat hoe groter de populatie dieren, des te langer micro-organismen zich kunnen handhaven, met derhalve nog méér mogelijkheid tot gevaarlijke mutaties. Dit roept vragen op ten aanzien van de schaalvergroting die op dit moment in Brabant (en de rest van Nederland) plaatsvindt.
Het RIVM stelt: “Bij schaalvergroting is er een groter risico op verspreiding (van micro-organismen BV) binnen het bedrijf doordat er meer contact is tussen de dieren. Dit betreft met name indirect contact doordat één of enkele personeelsleden verantwoordelijk zijn voor een relatief grotere groep dieren. Ook is de gevoelige populatie op een dergelijk bedrijf (veel) groter. In een grotere populatie kunnen micro-organismen langer blijven circuleren, terwijl micro-organismen zich vaak minder lang in kleinere populaties kunnen handhaven (…). Wanneer een micro-organisme langer circuleert in een populatie is de kans op verandering in het erfelijk materiaal van het micro-organisme groter.” Het RIVM wijst in dit rapport met betrekking tot influenza met name richting pluimveeconcentraties. “Dit is vooral bij pluimvee van belang, vanwege de risico’s op het ontstaan van een nieuw griepvirus.”
Dat we dit risico niet moeten onderschatten, daarin heeft de WHO helaas gelijk gekregen gezien de huidige uitbraak van het nieuwe varkensgriepvirus, dat uit mutaties van mens, varken en kippengriepvirus is ontstaan.
Schaalvergroting zoals op dit moment in Nederland en in Brabant met geld van de burger wordt gestimuleerd, is dus niet in het belang van diezelfde burger. Het RIVM stelt dat grote concentraties dieren grotere risico’s opleveren met betrekking tot gevaarlijke mutaties van virussen. Brabants grondgebied is beperkt, toch wonen er in veel mensen én bevinden er zich tegelijkertijd grote concentraties productiedieren, hetgeen dus zeer problematisch is.
Naast schaalvergroting is ook bedrijvendichtheid van belang. “De verspreiding van micro-organismen naar andere bedrijven wordt vergemakkelijkt wanneer bedrijven relatief dicht opeen gelegen zijn (minder dan 1-2 km).” Opnieuw de Nederlandse en zeker ook de Oost-Brabantse situatie.
Het RIVM waarschuwt verder voor de insleep van influenza bij varkens en verspreiding van kippen influenza. Het samen huisvesten van varkens en kippen op één bedrijf wordt afgeraden in verband met de kans op het ontstaan van een nieuw griepvirus door vermenging van varkens en aviaire influenza.
Bijkomend gevaar is ongemotiveerd en ongeschoold personeel, aldus het RIVM. Het RIVM concludeert dat gemotiveerd en goed geschoold personeel aantrekken op (intensieve) veehouderijen moeilijk is, waardoor de mogelijkheid dat ziekten bij dieren of het personeel zelf pas laat ontdekt worden en zich dus al verder hebben kunnen verspreiden.
Verder wijst het RIVM erop dat bij een uitbraak van een infectieziekte op een mega-bedrijf de gevolgen groot zijn: “(…) het aantal zieke dieren is groter, de verspreiding van een infectieziekte gaat snel. Het bestrijden van de infectieziekte vraagt grote inspanning.”
Conclusie:
Het risico op het ontstaan van een nieuw griepvirus is dus voorhanden en niet alleen in Mexico, zeker óók in het dichtbevolkte Nederland, dat de hoogste veedichtheid heeft per vierkante kilometer! In Oost-Brabant, eveneens zeer dichtbevolkt, leven vele malen meer dieren in de intensieve veehouderij dan mensen. Schaalvergroting vindt er volop doorgang, wordt zelfs gestimuleerd in plaats van afgeremd, zonder strikte voorwaarden te stellen vanuit een voorzorgbeginsel. Er zijn geen regels m.b.t. het tegengaan van gemengde bedrijven, er worden geen afstanden tussen bedrijven in acht genomen en gemotiveerd en goed geschoold personeel is niet voldoende voorhanden. Tel uit je winst!
Deze ongewenste situatie vraagt om wijzigingen in de huidige situatie en in bestaand beleid.
Wat de Partij voor de Dieren betreft is er maar één goede oplossing, en dat is een fikse reductie van de veestapel. Want waarom de Brabantse bevolking met een risico opzadelen, terwijl 70 tot 80 procent van de productie bestemd is voor de export?
Deze mening wordt helaas (nog) niet door een politieke meerderheid gedragen. De noodzakelijke reductie van de veestapel wordt vooralsnog op louter economische gronden afgewezen. Hierdoor blijft een potentieel gevaarlijke situatie bestaan, en niet alleen voor de Brabanders zelf.
Indien men niet tot reductie van de veestapel wil overgaan, dan zal men minstens toch extra alertheid moeten betrachten en alle voorgestelde voorzorgmaatregelen in acht moeten nemen. Voorzorgmaatregelen die we kunnen vinden in het geciteerde RIVM onderzoek, zoals onder andere: toezicht op aanstellen van goed gemotiveerd en geschoold personeel, in acht nemen van de geadviseerde afstand van 1-2 km, dieren in compartimenten en per leeftijdsgroep eigen personeel aanstellen , geen gemengde bedrijven toestaan of andere risicovolle activiteiten toelaten waarbij overdracht van virussen kan plaatsvinden.
Genoemde voorzorgmaatregelen van het RIVM zijn tot stand gekomen op basis van onderzoek gepubliceerd in Volksgezondheidsaspecten van veehouderij-megabedrijven in Nederland uit 2008.
1.a. Welke voorzorgmaatregelen geadviseerd in het RIVM rapport Volksgezondheidsaspecten van veehouderij-megabedrijven in Nederland uit 2008 worden in de provincie Noord-Brabant genomen? (zie tevens bovenstaande inleidende tekst)
1.b. Gelden de genomen voorzorgsmaatregelen alleen toekomstige bedrijven of gelden deze maatregelen ook voor bestaande veehouderij-bedrijven? Zo nee, waarom niet?
2. Welke voorzorgsmaatregelen geadviseerd in het RIVM rapport Volksgezondheidsaspecten van veehouderij-megabedrijven in Nederland uit 2008 worden in de provincie Noord-Brabant niet genomen? Kunt u aangeven waarom u deze adviezen uit dit onderzoek, niet opvolgt?
3. Indien u adviezen van het RIVM onderzoek uit 2008 niet opvolgt, welke garanties heeft de bevolking dan, dat u adviezen uit mogelijk vervolg onderzoek wél opvolgt?
4. Hoe denkt u om te gaan met claims van de bevolking op basis van het voorzorgbeginsel indien, door het niet opvolgen van concrete adviezen van het RIVM en andere instellingen als de GGD’en Noord-Brabant en Zeeland, er straks aantoonbare negatieve gevolgen zijn voor de volksgezondheid?
5. Het RIVM concludeert dat gemotiveerd en goed geschoold personeel aantrekken op (intensieve) veehouderijen moeilijk is, waardoor de mogelijkheid dat ziekten bij dieren of het personeel zelf pas laat ontdekt worden en zich dus al verder hebben kunnen verspreiden.
Op verschillende veehouderijbedrijven werken inderdaad laaggeschoolde, ongemotiveerde (buitenlandse) werknemers. Bent u met deze situatie bekend?
Zo ja, bent u van plan hiertegen op te treden, gezien de gevaren voor verspreiding van ziekten? Op welke wijze?
Zo neen, bent u van plan u hierover nader te informeren, bijvoorbeeld door deze situatie te onderzoeken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en welke termijn?
6. Er gaan hardnekkige verhalen de ronde dat ongeschoold en ongemotiveerd buitenlands personeel uit o.a. Polen wordt aangetrokken op intensieve veehouderijen.
Het gaat om werknemers, die zonder contract of op basis van een tijdelijk contract werkzaam zijn en op het moment dat ze ziek worden, onmiddellijk ontslagen worden. Dit is een mensonwaardige situatie. Het gevaar bestaat ook dat dergelijke werknemers langer dan goed voor ze is, blijven doorwerken. Overdracht van virussen krijgt hierdoor meer kans. Bent u bereid onderzoek te verrichten naar het waarheidsgehalte van deze verhalen? En indien ze juist zijn, gepaste maatregelen te nemen tegen deze ongewenste, mensonterende en bovendien potentieel gevaarlijke situatie?
7. a. Komen er in Brabant nog gemengde intensieve veehouderij bedrijven voor met varkens én kippen? b. Zo ja, om hoeveel bedrijven gaat het?
c. Welke maatregelen gaat u nemen om deze potentieel gevaarlijke situatie in te dammen, cq ongedaan te maken?
8. a.Hoeveel intensieve varkensbedrijven liggen op minder dan 1 km afstand van intensieve kippenbedrijven?
b. Welke maatregelen gaat u nemen om deze potentieel gevaarlijke situatie in te dammen, cq ongedaan te maken?
9. In Brabant neigen steeds meer agrariërs er noodgedwongen toe om, naast hun bancair gefinancierde core-business, neveninkomsten te genereren.
Een vleeskuikenhouder in Schaick, waar zo’n honderdvijftigduizend viraal- bacterieel gevoelige dieren gehouden worden, is in het bezit van een weegbrug, waarop in grote vrachtwagens veetransporten uit de omgeving gewogen kunnen worden.
Tijdens de open dag op 24 april j.l. verscheen er op de weegbrug een drie lagen hoge volgeladen vrachtauto met varkens van het in Reek gevestigde transportbedrijf Toonen. (zie bijlage 1 en 2 foto’s vrachtwagen).
De weegbrug bevindt zich pal naast de gloednieuwe stal waarin zich straks vrijwel permanent 46.000 opgroeiende vleeskuikens bevinden.
a. Bent u op de hoogte van deze potentieel gevaarlijke situatie in Schaick?
b. Wat gaat u ondernemen om deze risicovolle situatie ongedaan te maken?
c. Welke risicovolle situaties bevinden zich nog meer in Brabant? Is er onderzoek gedaan naar andere risicovolle situaties?
Partij voor de Dieren Noord-Brabant
Indiendatum:
mei 2009
Antwoorddatum: 21 jun. 2009
Klik voor antwoorden op de Statenvragen op de volgende link: download/Noordbrabant/AntwoordstatenvragenVarkensgriep2009.pdf
Interessant voor jou
Vragen aan College Eindhoven naar aanleiding van gebruik koeien als reclameobjecten
Lees verderStatenvragen m.b.t. Q-koorts
Lees verder