Statenvragen m.b.t. Q-koorts
Indiendatum: jul. 2009
Den Bosch, 24 juli 2009
Statenvragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Noord-Brabant aan het college van GS op grond van artikel 3.2 van het Reglement van Orde.
Geacht college,
Noord-Brabant telt percentueel gezien de meeste geitenbedrijven van Nederland, en heeft met 127 110 dieren het hoogste aantal geiten van alle provincies . De melkgeitensector blijft groeien en ook melkschapenbedrijven zijn goed vertegenwoordigd in Brabant. Er staan diverse uitbreidingen op stapel. Tot op heden zijn er 1836 gevallen van Q-koorts gemeld in Nederland , waarvan driekwart in Brabant.
Wij constateren dat vele bedrijven zich nabij of zelfs binnen de bebouwde kom bevinden en hiermee een groot risico vormen voor de volksgezondheid. In Duitsland werd na een grote Q-koorts epidemie geadviseerd geen schapen te houden binnen een afstand van 500 meter van een woongebied .
Ter illustratie van de situatie een voorbeeld: In het epicentrum van de Q-koorts-uitbraak, de gemeente Landerd , wordt een melkgeitenbedrijf uitgebreid van 7200 naar 10000 dieren . Dit bedrijf ligt in de directe nabijheid van recreatiepark De Heidebloem en diverse buurtschappen. In de omgeving zijn o.a. een drukbezochte manege en diverse andere campings en recreatieparken gevestigd, en de afstand tot de dorpen Zeeland, Reek en Schaijk bedraagt slechts twee kilometer.
Er zijn sterke vermoedens dat op grote bedrijven waar geiten en schapen op intensieve wijze gehouden worden het immuunsysteem tegen Coxiella Burnetii verstoord is ten gevolge van de hoge dierdichtheid en de intensieve bedrijfsvoering. Onderzoek naar de relatie grootschaligheid en besmettingsgevaar, alsmede onderzoek naar andere belanghebbende factoren is momenteel gaande, de eerste uitkomsten worden na de zomer verwacht.
Op biologische geiten- en schapenbedrijven zijn de dieraantallen lager, komen de dieren in de wei en worden veel minder geneesmiddelen gebruikt. Bovendien zijn deze dieren niet tot het uiterste doorgefokt op de hoogst mogelijke melkproduktie. Er zijn aanwijzingen dat de dieren op biologische bedrijven een hogere natuurlijke weerstand hebben en mogelijk minder vatbaar zijn voor ziektes zoals Q-koorts. Er is hiernaar geen sluitend onderzoek verricht, maar op dit moment komt er op biologische bedrijven geen q-koorts voor.
De huidige meldingsplicht behelst dat er op geiten- en schapenbedrijven voor de dierenarts en veehouder een meldingsplicht is bij meer dan 5% abortusgevallen in 30 dagen bij bedrijven met meer dan 100 dieren; of bij drie of meer abortussen in 30 dagen bij bedrijven kleiner dan 100 dieren. Echter, één enkele abortus verspreidt al miljarden bacteriën en vormt dientengevolge een groot risico voor de volksgezondheid.
De Q-koorts bacterie hecht zich aan fijnstof en verspreidt zich via de lucht. Afhankelijk van de weersomstandigheden kan het fijnstof met de bacterie op deze wijze vele kilometers verderop neerslaan en door inademing besmettingen veroorzaken. Brabant heeft een zeer hoge fijnstofconcentratie, grotendeels veroorzaakt door de intensieve veehouderij .
Wij constateren dat het niet bij elke Brabander bekend is welke risico’s men loopt en waar de risicogebieden zich bevinden. Ook binnenlandse en buitenlandse bezoekers en toeristen zijn niet breed voorgelicht en lopen hiermee vermijdbare risico’s. Extra aandacht verdienen de risicogroepen (mensen met hart- en longproblemen en zwangere vrouwen) omdat het oplopen van Q-koorts voor hen ernstige gevolgen kan hebben.
Vragen
Bovenstaande in acht nemend willen we u de volgende vragen stellen:
1. Bent u bereid het voorzorgsprincipe te hanteren en een voorlopige stop in te stellen op uitbreiding en nieuwvestiging van melkgeiten- en melkschapenbedrijven middels een provinciale ruimtelijke verordening tot het lopende onderzoek rondom Q-koorts is afgerond? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
2. Bent u bereid om beleid te formuleren over de minimale afstand van melkgeiten- en melkschapenbedrijven tot de bebouwde kom en dit per provinciale ruimtelijke verordening op gemeentelijk niveau door te voeren? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
3. Op dit moment zijn op biologische melkgeiten- en melkschapenbedrijven geen Q-koorts uitbraken en Q-koorts gerelateerde abortussen. Bent u hiervan op de hoogte? Welke conclusie trekt u hieruit?
4. Bent u bereid de biologische melkgeiten- en melkschapenbedrijven te promoten in Brabant en te pleiten voor diervriendelijke bedrijfvoering waar kwaliteit voorrang krijgt op kwantiteit en bulkproductie?
5. Bent u bereid om u bij het rijk hard te maken voor een aanscherping van de meldplichtmarge en invoering van 100% meldplicht op abortussen? Zo neen, waarom niet?
6. Bent u bereid, indien de meldplicht niet wordt aangescherpt, te overwegen om in Brabant een strengere meldplicht te hanteren dan van rijkswege geformuleerd is? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
7. Vindt u de huidige voorlichting aan de Brabantse burger en binnen- en buitenlanse bezoekers met betrekking tot de risico’s van q-koorts voldoende? Heeft u de risicogebieden in kaart gebracht en de voorlichting hierop afgestemd / af laten stemmen? Zo neen waarom niet?
8. Heeft u de tot op heden in Brabant gevolgde communicatiestrategie met betrekking tot Q-koorts getoetst op effectiviteit? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
9. Bent u er zich van bewust dat een groot aantal Brabanders niet op de hoogte is van het extra risico voor mensen met hart- en longproblemen en zwangere vrouwen in bepaalde delen van Brabant?
10. Bent u bereid via VVV, campings, hotels, restaurants en media nietsvermoedende toeristen op de hoogte te stellen van de gezondheidsrisico’s in bepaalde delen van Brabant met betrekking tot q-koorts?
11. Acht u het mogelijk dat er een relatie is tussen de hoge concentratie fijnstof en de hoge Q-koorts besmettingsgraad in Brabant? Zo neen, waarom niet? Zo ja, worden er naar aanleiding hiervan maatregelen getroffen om de volksgezondheid beter te bewaken en welke maatregelen heeft u voor ogen?
12. Voor de Partij voor de Dieren geldt: Bij de verwerking van besmette mest heeft volksgezondheid prioriteit boven economische motieven. Er mag om economische redenen dus niet voor een minderwaardige oplossing gekozen worden. Bent u het daarmee eens? Waarom wel/niet? En zo ja, wat is uw bijdrage aan het realiseren hiervan?
13. Heeft u in kaart gebracht wat de economische gevolgen zijn van deze (jaarlijkse?) q-koorts explosie voor (vestigende) ondernemers en de toerismebranche? Zo neen, waarom niet?
Indiendatum:
jul. 2009
Antwoorddatum: 5 nov. 2009
Bij brief van 24 juli 2009, ingekomen op diezelfde dag, heeft u namens de PvdD-fractie ingevolge artikel 3.2 van het Reglement van Orde voor Provinciale Staten meerdere vragen gesteld.
Inleiding
In de loop van 2008 werd duidelijk dat na 2007 opnieuw sprake was van een Q-koorts uitbraak in Brabant. Onduide¬lijkheid over de rolverdeling bij partijen was voldoende reden voor de provincie om relevante partijen1 voor een overleg uit te nodigen2 . Doel van dit overleg was de borging van een integrale aanpak van de Q-koorts problematiek, waarbij LNV en VWS het voortouw zouden nemen. Dat is gelukt, begin 2009 hebben LNV en VWS een vervolgoverleg (Regionaal Q-koortsoverleg) georganiseerd. LNV en VWS roepen deze groep regelmatig 3 à 4 keer per jaar bij elkaar om de stand van zaken te bespreken. De laatste bijeenkomst was op 11 juni 2009, de volgende vindt plaats op
12 november 2009.
Provinciale Staten zijn in het voorjaar van 2009 middels een brief (bijlage 1) van 7 april 2009 geïnformeerd over de stand van zaken rond de aanpak van de Q-koorts infectie.
In de brief wordt nader in gegaan op de ziekte zelf en maatregelen zoals vaccinatie en hygiëneprotocol, mogelijke scenario’s voor 2009 en 2010 en de door VWS vastgelegde communicatieafspraken.
Deze communicatie afspraken luiden, ter informatie, als volgt:
- de GGD en gemeenten zijn het aanspreekpunt voor hun burgers voor alle vragen over Q-koorts, middels hun websites en telefonische bereikbaarheid. De websites van de GGD, Postbus 51, de ministeries van VWS en LNV en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu zijn aangepast aan de huidige maatregelen;
- GGD Hart voor Brabant informeert de provincie. Het ministerie van VWS heeft de voorlichter van de provincie opgenomen in de verzendlijst voor communicatie vanuit de Rijksoverheid;
- de GGD'en informeren de gemeenten, artsen, dierenartsen en de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen /Veiligheidsregio met het verzoek de hulpverleningsdiensten te informeren;
- het ministerie van LNV, de Gezondheidsdienst voor Dieren en de Voedsel en Waren Autoriteit communiceren met de veterinaire sector en veehouders over de te nemen maatregelen.
In de aanloop naar de zomer blijkt dat de Q-koorts situatie sterk is verslechterd ten opzicht van 2008. De provincie heeft op 9 juli 2009 namens Brabantse bestuurders een brief (bijlage 2) naar de Ministers Verburg en Klink verstuurd waarin aandacht wordt gevraagd voor concrete (preven¬tieve) maatregelen nu in 2009 het verplichte vaccinatieprogramma nog geen effect zal hebben. Gevraagd wordt om advies welke maatregelen de lokale overheden kunnen nemen in aanvulling op het landelijk beleid. Welke gedragslijn zou aan inwoners en toeristen moeten worden aangereikt en welke gezondheidsadviezen moeten aan risicogroepen worden verstrekt. In de antwoordbrief (bijlage 3) geven de ministers aan dat zij vinden dat verdergaande stappen nodig zijn gezien het stijgende aantal besmettingen. Daarover zullen LNV en VWS in overleg treden met de Brabantse bestuurders. LNV en VWS willen daarnaast het Regionaal Q-koortsoverleg uitbreiden en intensiveren om te werken aan een gezamenlijke oplossing. Provinciale bestuurders hebben het afgelopen jaar wanneer zij de minister spraken regelmatig de zorgen rond Q-koorts uitgesproken en om passende maatregelen gevraagd.
Na de zomer heeft het ministerie van LNV aanvullende maatregelen genomen en aangekondigd gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van het ontstaan van nieuwe besmettingshaarden, zoals verplichte vaccinatie van alle bedrijven, besmet verklaren op basis van tankmelkmonitoring, diertransport en mestmaatregelen. Daarnaast loopt er nog veel onderzoek3 op basis waarvan de minister uiterlijk februari 20104 mogelijk besluit om aanvullende acties te nemen.
Tijdens het AO met de Tweede Kamer van 1 oktober 2009 heeft Minister Klink toegezegd later dit najaar gebiedsgerichte voorlichting naar het publiek te zullen organiseren inclusief risicogroepen zoals zwangere vrouwen en heeft
minister Verburg aangegeven het nodig te vinden om met de sector en de vergunningverlenende instanties te overleggen over een stop op de uitbreiding van melkgeiten- en melkschapenhouderijen.
Wij beantwoorden uw vragen als volgt.
1. Bent u bereid het voorzorgsprincipe te hanteren en een voorlopige stop in te stellen op uitbreiding en nieuwvestiging van melkgeiten- en melkschapenbedrijven middels een provinciale ruimtelijke verordening tot het lopende onderzoek rondom Q-koorts is afgerond? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Zoals uit de inleiding volgt ligt de primaire verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid bij de landelijke overheid. De ministers van VWS en LNV geven aan dat zij de regionale overheden willen betrekken bij het zoeken naar oplossingen zoals bijvoorbeeld het voorkomen van uitbreidingen van bedrijven. De provincie wil hier constructief over meedenken waarbij geen oplossingsrichting wordt uitgesloten.
2. Bent u bereid om beleid te formuleren over de minimale afstand van melkgeiten- en melkschapenbedrijven tot de bebouwde kom en dit per provinciale ruimtelijke verordening op gemeentelijk niveau door te voeren? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 1.
3. Op dit moment zijn op biologische melkgeiten- en melkschapenbedrijven geen Q-koorts uitbraken en Q-koorts gerelateerde abortussen. Bent u hiervan op de hoogte? Welke conclusie trekt u hieruit?
Volgens LNV zijn in Brabant op dit moment twee traditionele geitenbedrijven geregistreerd als besmet op basis van het 5% criterium. LNV vindt, op basis van het oordeel van deskundigen, het niet waar¬schijnlijk dat er op dit aspect wezenlijke verschillen bestaan tussen biologische en traditionele gehou¬den geiten en schapen. De resultaten van de tankmelk¬moni¬toring zullen ten aanzien van deze vraag duidelijkheid verschaffen.
4. Bent u bereid de biologische melkgeiten- en melkschapenbedrijven te promoten in Brabant en te pleiten voor diervriendelijke bedrijfvoering waar kwaliteit voorrang krijgt op kwantiteit en bulkproductie?
Nee, welzijnseisen worden door de landelijke overheid gesteld. Wij zien geen redenen daarvan af te wijken. Daarnaast is het niet waarschijnlijk dat er geen met Q-koorts besmette biologische bedrijven zijn (zie antwoord 3).
5. Bent u bereid om u bij het rijk hard te maken voor een aanscherping van de meldplichtmarge en invoering van 100% meldplicht op abortussen?
Zo neen, waarom niet?
De minister van LNV heeft aangekondigd dat zij dit najaar een andere beoordelingsmethodiek zal implementeren. Deze methode is gebaseerd op het meten van Q-koortsbacillen in de melktank (tankmelkmonitoring).
De minister verwacht dat circa 30% van de bedrijven positief zal zijn.
6. Bent u bereid, indien de meldplicht niet wordt aangescherpt, te overwegen om in Brabant een strengere meldplicht te hanteren dan van rijkswege geformuleerd is? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
Niet van toepassing, zie antwoord op vraag 5.
7. Vindt u de huidige voorlichting aan de Brabantse burger en binnen- en buitenlanse bezoekers met betrekking tot de risico’s van q-koorts voldoende? Heeft u de risicogebieden in kaart gebracht en de voorlichting hierop afgestemd / af laten stemmen? Zo neen waarom niet?
Gemeenten en de GGD’en nemen deze voorlichting voor hun rekening
(zie inleiding). De risicogebieden zijn door het RIVM in kaart gebracht.
8. Heeft u de tot op heden in Brabant gevolgde communicatiestrategie met betrekking tot
Q-koorts getoetst op effectiviteit? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Uit de inleiding volgt dat dit een taak van de gemeenten en de GGD’en en aanvullend de Inspectie voor de Gezondheidszorg is.
9. Bent u er zich van bewust dat een groot aantal Brabanders niet op de hoogte is van het extra risico voor mensen met hart- en longproblemen en zwangere vrouwen in bepaalde delen van Brabant?
De landelijke overheid (zie inleiding ) is verzocht om een gedragslijn voor inwoners en toeristen en om gezondheidsadviezen voor risicogroepen.
De communicatie hier omtrent vindt plaats door GGD en gemeenten. Aanvullend gaat Minister Klink later dit najaar gebiedsgericht voorlichting geven aan het publiek incl. risicogroepen zoals zwangere vrouwen.
10. Bent u bereid via VVV, campings, hotels, restaurants en media nietsvermoedende toeristen op de hoogte te stellen van de gezondheidsrisico’s in bepaalde delen van Brabant met betrekking tot q-koorts?
Nee, zoals uit de inleiding volgt is dit een taak van gemeenten en de GGD’en.
11. Acht u het mogelijk dat er een relatie is tussen de hoge concentratie fijnstof en de hoge
Q-koorts besmettingsgraad in Brabant? Zo neen, waarom niet? Zo ja, worden er naar aanleiding hiervan maatregelen getroffen om de volksgezondheid beter te bewaken en welke maatregelen heeft u voor ogen?
Over een dergelijke relatie is, zover we hebben kunnen nagaan, niets bekend.
12. Voor de Partij voor de Dieren geldt: Bij de verwerking van besmette mest heeft volksgezondheid prioriteit boven economische motieven. Er mag om economische redenen dus niet voor een minderwaardige oplossing gekozen worden. Bent u het daarmee eens? Waarom wel/niet? En zo ja, wat is uw bijdrage aan het realiseren hiervan?
Ja, wij hebben er alle vertrouwen in dat de landelijke overheid samen met de sector tot een sluitende en passende oplossing komt. Mocht de landelijke
overheid ondersteuning van de provincie vragen bij de implementatie van een oplossing dan staan wij daar welwillend tegenover.
13. Heeft u in kaart gebracht wat de economische gevolgen zijn van deze (jaarlijkse?) q-koorts explosie voor (vestigende) ondernemers en de toerismebranche? Zo neen, waarom niet?
Nee, daar zien wij geen aanleiding toe.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
, voorzitter
,
secretaris
1de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA), de GGD’en Zuidoost en hart van Brabant, Gezondheidsdienst voor Dieren, de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, de gemeente Landerd, de gemeente Oss, het Centraal Veterinair Instituut, het RIVM, de veiligheidsregio Noord-Brabant (GHOR), de Raad voor de Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg, de huisartsenpraktijk Herpen, de provincie Gelderland, de ministeries van LNV en VWS en de provincie Noord-Brabant.
2Jaarverslag 2008, Commissaris van de Koningin, blz 50.
3Kamerbrief van 28 aug. 2009, nr. VDC/2009/1401
4Kamerbrief van 26 sept. 2009, nr. VDC 09.1803/CPM
Interessant voor jou
Statenvragen naar aanleiding van recente uitbraak van varkensgriep virus in Mexico.
Lees verderStatenvragen n.a.v. gebruik Weidevogelgebied Baarle-Nassau als landbouwgrond
Lees verder