Staten­vragen Recon­struc­tieplan


Indiendatum: okt. 2007

Statenvragen van de PvdD Statenfractie Noord-Brabant aan het college van GS op grond van artikel 3.2 van het Reglement van Orde.

’s-Hertogenbosch, 10-10-2007

1.
De integrale zonering van de reconstructieplannen waren bedoeld om rechtstreeks door te werken in de bestemmingsplannen. De Raad van State oordeelt eerder dit jaar dat reconstructieplannen onvoldoende concreet waren om rechtstreeks door te werken. (uitspraken Raad van State van 4 april en van 2, 16 en 30 mei 2007)
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de reconstructieplannen?
Gaat u hierop acties uitzetten om een en ander te repareren?
Zo ja, op welke termijn?
Zo neen, waarom niet?
Is GS voornemens om de integrale zonering voor de intensieve veehouderij overeind te houden, waar deze geheel in overeenstemming is met de spelregels begrenzing integrale zonering van 25 juli 2003 (opgenomen als bijlage op de CD-ROM bij het Reconstructieplan)?

2.
Klopt het dat u voornemens bent om uitbreiding van intensieve veehouderijen in verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden in de reconstructiewetgebieden middels "verkorte" art 19 lid 2 procedures niet langer te toetsen?
Zo ja, hoe wilt u ongewenste ontwikkelingen op dit terrein dan tegengaan?

3.
De gemeenten zijn momenteel bezig of starten op korte termijn met de herziening van de bestemmingsplannen o.a. om de reconstructieplannen, met de integrale zonering, daarin te vertalen. Deze bestemmingsplannen zullen ter toetsing aan u worden voorgelegd.
a) Kunt u aangeven waarop deze bestemmingsplannen door u worden getoetst? Welke toetsingscriteria hanteert u?

b) Is de regel dat bouwrechten die zijn vastgelegd in bestemmingsplannen die niet gebaseerd zijn op het Streekplan van 1992 en 2002 en waarbij geen sprake is van aantoonbaar concrete initiatieven, komen te vervallen een van de toetsingscriteria die door u worden gehanteerd?

c) Controleert u of een locatie in een verwevingsgebied door de gemeente aangewezen als duurzaam ook inderdaad duurzaam is? Controleert u met andere woorden of de gemeente de verschillende aspecten getoetst heeft zoals genoemd in de reconstructieplannen (alle Brabantse) hfd 11.6.1 "Integrale zonering intensieve veehouderij"?

4. De integrale zonering beoogt een afwaartse beweging te bewerkstelligen van natuurgebieden. Controleert u in het kader van uw monitoringstaak of er bij uitbreidingen van veehouderijen daadwerkelijk ammoniakrechten worden ingetrokken van bedrijven op locaties rondom natuurgebieden?
Zo ja, kunt u dit inzichtelijk maken?
Zo nee, hoe denkt u dan de stikstofdepositie op de Brabantse natuurgebieden te verminderen tot beneden de kritische depositiegrens?

5) Ook in extensiveringsgebieden rondom natuurgebieden constateren wij dat veehouderijen met latente ruimte op het bouwblok uitbreiden (voorbeelden: Groot Loo 28 Hilvarenbeek, Kruisbeemdenweg 7 te Best).
Hoeveel latente bouwruimte is er nog aanwezig binnen de extensiveringsgebieden, bijvoorbeeld uitgedrukt in m2 stallen?
Welke acties gaat u ondernemen om te voorkomen dat bedrijven met nog niet gebruikte bouwruimte, gelegen in de randzones rondom de natuur, alsnog gaan uitbreiden?

6) In verband met het opheffen van de compartimentering in mestrechten tussen de regio's bestaat het gevaar dat de latente ruimte op bouwblokken in extensiveringsgebieden en in verwevingsgebieden met kwetsbare omgevingswaarden volstromen met dierrechten afkomstig uit andere regio's.
Het risico bestaat dat de afwaartse beweging teniet wordt gedaan en de piekbelasting op kwetsbare natuurgebieden in stand blijft en dat de in de reconstructieplannen beoogde afname van de regionale emissieplafonds niet wordt bereikt.

Hoe gaat de provincie gemeenten stimuleren om de uitbreidingen van de veestapel in Brabant te voorkomen?
Welke instrumenten heeft de provincie zelf ter beschikking om een actieve rol hierin te spelen?

Indiendatum: okt. 2007
Antwoorddatum: 29 okt. 2007

Geachte dames en heren,

Bij brief van 10 oktober 2007, ingekomen 10 oktober 2007 heeft mevrouw dr. B. Verstappen namens de statenfractie Partij voor de Dieren vragen gesteld als bedoeld in artikel 3.2 van het Reglement van Orde voor Provinciale Staten betreffende de uitspraken van de Raad van State over de Brabantse reconstructieplannen.

Deze vragen luiden als volgt:

1.
De integrale zonering van de reconstructieplannen waren bedoeld om recht-
streeks door te werken in de bestemmingsplannen. De Raad van State oordeelt
eerder dit jaar dat reconstructieplannen onvoldoende concreet waren om
rechtstreeks door te werken. (uitspraken Raad van State van 4 april en van 2,
16 en 30 mei 2007)
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak voor de reconstructieplannen?
Gaat u hierop acties uitzetten om een en ander te repareren?
Zo ja, op welke termijn?
Zo neen, waarom niet?
Is GS voornemens om de integrale zonering voor de intensieve veehouderij
overeind te houden, waar deze geheel in overeenstemming is met de spelregels
begrenzing integrale zonering van 25 juli 2003 (opgenomen als bijlage op de
CD-ROM bij het Reconstructieplan)?

2.
Klopt het dat u voornemens bent om uitbreiding van intensieve veehouderijen 30 oktober 2007
in verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden in de reconstructiewet- Ons kenmerk
gebieden middels "verkorte" artikel 19 lid 2 procedures niet langer te toetsen? 1336977/1340055
Zo ja, hoe wilt u ongewenste ontwikkelingen op dit terrein dan tegengaan?

3.
De gemeenten zijn momenteel bezig of starten op korte termijn met de
herziening van de bestemmingsplannen o.a. om de reconstructieplannen, met
de integrale zonering, daarin te vertalen. Deze bestemmingsplannen zullen ter
toetsing aan u worden voorgelegd.
a) Kunt u aangeven waarop deze bestemmingsplannen door u worden getoetst?
Welke toetsingscriteria hanteert u?

b) Is de regel dat bouwrechten die zijn vastgelegd in bestemmingsplannen die
niet gebaseerd zijn op het Streekplan van 1992 en 2002 en waarbij geen sprake
is van aantoonbaar concrete initiatieven, komen te vervallen een van de
toetsingscriteria die door u worden gehanteerd?

c) Controleert u of een locatie in een verwevingsgebied door de gemeente
aangewezen als duurzaam ook inderdaad duurzaam is? Controleert u met
andere woorden of de gemeente de verschillende aspecten getoetst heeft zoals
genoemd in de reconstructieplannen (alle Brabantse) hfd. 11.6.1 "Integrale
zonering intensieve veehouderij"?

4.
De integrale zonering beoogt een afwaartse beweging te bewerkstelligen van
natuurgebieden. Controleert u in het kader van uw monitoringstaak of er bij
uitbreidingen van veehouderijen daadwerkelijk ammoniakrechten worden
ingetrokken van bedrijven op locaties rondom natuurgebieden?
Zo ja, kunt u dit inzichtelijk maken?
Zo nee, hoe denkt u dan de stikstofdepositie op de Brabantse natuurgebieden te
verminderen tot beneden de kritische depositiegrens?

5.
Ook in extensiveringsgebieden rondom natuurgebieden constateren wij dat
veehouderijen met latente ruimte op het bouwblok uitbreiden (voorbeelden:
Groot Loo 28 Hilvarenbeek, Kruisbeemdenweg 7 te Best).
Hoeveel latente bouwruimte is er nog aanwezig binnen de extensiverings-
gebieden, bijvoorbeeld uitgedrukt in m2 stallen?
Welke acties gaat u ondernemen om te voorkomen dat bedrijven met nog niet
gebruikte bouwruimte, gelegen in de randzones rondom de natuur, alsnog gaan
uitbreiden?

6.
In verband met het opheffen van de compartimentering in mestrechten tussen de regio's bestaat het gevaar dat de latente ruimte op bouwblokken in extensiveringsgebieden en in verwevingsgebieden met kwetsbare omgevingswaarden volstromen met dierrechten afkomstig uit andere regio's.
Het risico bestaat dat de afwaartse beweging teniet wordt gedaan en de
piekbelasting op kwetsbare natuurgebieden in stand blijft en dat de in de
reconstructieplannen beoogde afname van de regionale emissieplafonds niet
wordt bereikt.

Hoe gaat de provincie gemeenten stimuleren om de uitbreidingen van de
veestapel in Brabant te voorkomen?
Welke instrumenten heeft de provincie zelf ter beschikking om een actieve rol
hierin te spelen?"

Wij hebben deze vragen heden als volgt beantwoord.

Ad 1.
De integrale zonering als zodanig met de daaraan gekoppelde voorbereidings-
bescherming werkt nog steeds rechtstreeks door in de gemeentelijke
bestemmingsplannen . De Raad van State heeft alleen de planologische
doorwerking van de beleidsonderdelen in de vorm van het verlenen van
vrijstellingen vernietigd. Daarbij is tevens overwogen dat deze beleids-
onderdelen wel richtinggevend zijn voor de bestemmingsplannen.
De integrale zonering van bouwblokken met meer dan één zonerings-
aanduiding en die van enkele bouwblokken waarvan het beroep gegrond werd
verklaard, is vernietigd en zal opnieuw vastgesteld moeten worden. Een
herzieningsbesluit hiervoor is in voorbereiding en zal Provinciale Staten het
komend voorjaar ter vaststelling worden aangeboden.

Ad 2.
Ja, zoals bekend is op 4 juni 2007 tot een artikel 19, lid 2 categorieaanwijzing
besloten die gelijk is aan de vrijstellingen die in de reconstructieplannen waren
opgenomen. Er worden derhalve niet méér ontwikkelingsmogelijkheden
geboden dan eerder het geval was. Ontwikkelingen die binnen de voorwaarden
zijn toegestaan zijn conform het reconstructieplan en daarmee niet ongewenst.

Ad 3.
De bestemmingsplannen worden aan de beleidsuitgangspunten van het
reconstructieplan getoetst. Vanwege de planologische doorwerking dient de
integrale zonering één op één te worden overgenomen. Van de beleidsuitgangs-
punten kan alleen gemotiveerd afgeweken worden.
Nee, de Raad van State heeft uitgesproken dat in het kader van rechtszekerheid
deze bouwblokken ook moeten worden vastgesteld volgens het "bouwblok op
maat" principe.

Nee, de duurzaamheidstoets wordt enkel gedaan naar aanleiding van een concrete bouwaanvraag. Het is een gemeentelijk verantwoordelijkheid deze aanvraag te toetsen aan de beleidsuitgangspunten van het reconstructieplan inclusief de daarin opgenomen Handleiding duurzame locaties voor de intensieve veehouderij. Door belanghebbenden kunnen daar zienswijzen op ingebracht te worden.

Ad 4.
Ja, wij volgen de ontwikkelingen in de (intensieve) veehouderij via het Bestand
Veehouderij Bedrijven. Hierover wordt regelmatig gerapporteerd. Het gaat
hierbij om inzicht te krijgen in het verplaatsen van dierrechten, ammoniak-
rechten bestaan immers niet meer. Behalve door het generieke spoor vanuit het
Rijk wordt de stikstofdepositie op de Brabantse natuurgebieden verminderd
door:
via de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV) en Beëindigings-
regeling Intensieve Veehouderijbedrijven (BIV) een afwaartse beweging tot
stand te brengen waardoor piekbelastingen worden weggenomen in
extensiveringsgebieden;
het bevorderen van de toepassing van verdergaande technische maatregelen
zoals gecombineerde luchtwassers, waardoor per dier de emissie sterk daalt.

Ad 5.
De hoeveelheid latente bouwruimte is niet bekend. Op basis van de afspraken
die in Cork zijn gemaakt en vervolgens zijn vertaald in het reconstructieplan,
worden bestaande bouwrechten in extensiveringsgebieden gerespecteerd.
Desondanks wordt door het inzetten van stimuleringsregelingen zoals de
genoemde VIV en BIV, getracht te voorkomen dat latente ruimte wordt
ingevuld. Een provinciaal Kernteam landbouwontwikkelingsgebieden biedt
gemeenten de helpende hand de afwaartse beweging tot stand te brengen.

Ad 6.
Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de stukken en verslagen
over de behandeling van dit onderwerp in PS van 27 mei en 3 juni 2005 en de
Commissie RM van 30 augustus, 18 november en 16 december 2005.

Interessant voor jou

Aanvullende Statenvragen Aldenzee vergunning Natuurbeschermingswet (vrees schadeclaims)

Lees verder

Statenvragen vleeskuikenbedrijf Druisdijk te Alphen

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer