Vragen over vermin­dering van weidegang


Indiendatum: aug. 2013

Schriftelijke vragen van de Statenfractie van de Partij voor de Dieren aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant betreffende vermindering van weidegang.

Geacht college,

De koe verdwijnt langzaam maar zeker uit het Nederlandse weiland. Nu ziet een derde van alle koeien in Nederland al geen gras meer. Dat zal in 2025 zonder maatregelen zijn verdubbeld. En wat voor Nederland geldt, doet zich, met uitzondering van Ierland en Zweden, voor in heel Noordwest- Europa. In juli 2013 is een rapport verschenen van het Landbouw-economisch instituut (LEI) in opdracht van internationale dierenwelzijnsorganisatie WSPA. Uit het rapport Grazing in North West Europe blijkt dat intensivering van de melkveesector de grootste negatieve invloed heeft op weidegang, enerzijds door de behoefte aan meer controle over de bedrijfsvoering, anderzijds door de afname van de beschikbare huiskavels.

Anders dan wordt gedacht is weidegang economisch interessant door lagere loonwerkkosten, minder aankoop van krachtvoer en minder mestafzetkosten.1

1. Bent u op de hoogte van het economisch voordeel van weidegang? Zo ja, is dit reden voor u om grondgebondenheid en weidegang -het één bevordert immers het ander- mee te nemen in de wijziging van de structuurvisie RO? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

2. Een bedrijf als Friesland Campina heeft u middels een presentatie kenbaar gemaakt dat nog steeds wordt gestreefd naar productieverhoging. Denkt u dat die ontwikkeling een negatieve invloed heeft op het toepassen van weidegang en grondgebondenheid? Zo nee, waarom niet? Op welke wijze kunnen productieverhoging en weidegang samen gaan en welke wijze gaat u eventuele negatieve invloeden voorkomen?

De afname van de weidegang heeft volgens het rapport van het LEI niet alleen gevolgen voor het welzijn van de koeien (minder natuurlijk gedrag en hogere eisen aan productie); de maatschappelijke acceptatie van melkproductie zal er ook onder lijden. In de tekst van de nieuwe (concept)structuurvisie RO 2010-partiële herziening 2014 schrijft u dat maatschappelijke acceptatie en dialoog met de omgeving een belangrijk punt is in ontwikkelingen in de veehouderij.2

3. Is dit reden voor u om weidegang en grondgebondenheid mee te nemen in de wijziging van de structuurvisie RO? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

4. In de tekst van de nieuwe (concept)structuurvisie RO 2010-partiële herziening 2014 schrijft u dat in gebieden zoals de groen-blauwe mantel intensivering van agrarische bedrijvigheid niet wenselijk is, en beperkingen worden gesteld aan bedrijven die niet afhankelijk zijn van het voortbrengend vermogen van de grond, zoals glastuinbouw. Kunnen er om deze reden ook beperkingen worden gesteld aan agrarische bedrijven die geen of slechts beperkte weidegang toepassen in de bedrijfsvoering? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

5. Volgens het rapport van het LEI, moeten er extra maatregelen worden getroffen om de weidegang ook in 2025 nog op het huidige niveau te houden. Bent u voornemens extra maatregelen te treffen om weidegang in Brabant op het huidige niveau te houden dan wel te verbeteren? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?


Wij vernemen graag uw reactie.

Met vriendelijke groet,

Ir. Marco van der Wel
Partij voor de Dieren

2 Tekst concept structuurvisie RO 2010-partiële herziening 2014, pag. 86

Indiendatum: aug. 2013
Antwoorddatum: 10 sep. 2013

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.

1.Bent u op de hoogte van het economisch voordeel van weidegang? Zo ja, is dit reden voor u om grondgebondenheid en weidegang -het één bevordert immers het ander- mee te nemen in de wijziging van de structuurvisie RO? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?.

Antwoord: Ja, wij kennen het rapport. De provincie streeft naar het sluiten van kringlopen. Dit streven is nadrukkelijk in de Structuurvisie RO (Svro) opgenomen. Belangrijk bij het sluiten van kringlopen is de mate van grondgebondenheid van bedrijven. Daarom maakt grondgebondenheid deel uit van de Svro en de Verordening ruimte (Vr). De manier waarop een veehouder zijn grond gebruikt, met of zonder weidegang, is echter de keuze van de ondernemer.


2.Een bedrijf als Friesland Campina heeft u middels een presentatie kenbaar gemaakt dat nog steeds wordt gestreefd naar productieverhoging. Denkt u dat die ontwikkeling een negatieve invloed heeft op het toepassen van weidegang en grondgebondenheid? Zo nee, waarom niet? Op welke wijze kunnen productieverhoging en weidegang samen gaan en welke wijze gaat u eventuele negatieve invloeden voorkomen? .

Antwoord: Hoe het streven van Friesland Campina naar productieverhoging op de mate van grondgebondenheid en weidegang in Brabant gaat uitwerken is mede afhankelijk van de besluiten die Provinciale Staten nog gaan nemen in het kader van de transitie naar een zorgvuldige veehouderij in 2020.

3.Is dit reden voor u om weidegang en grondgebondenheid mee te nemen in de wijziging van de structuurvisie RO? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?.

Antwoord: Ja, voor wat betreft grondgebondenheid. In de structuurvisie RO vinden Gedeputeerde Staten grondgebondenheid van groot belang in het kader van het sluiten van kringlopen. Daarom stellen wij in de ontwerp-Verordening ruimte 2014 artikelen voor die het sluiten van kringlopen, het onderliggende doel van grondgebondenheid, stimuleren. Het ontwerp van de Verordening ruimte is besproken in de cie TSP van 30 augustus 2013 en zal naar verwachting in het voorjaar van 2014 ter besluitvorming aan Provinciale Staten worden voorgelegd. Zowel weidegang als grondgebondenheid kunnen verder onderdeel gaan uitmaken van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) waarmee bedrijven punten kunnen verdienen voor ontwikkelingsruimte.


4.In de tekst van de nieuwe (concept)structuurvisie RO 2010-partiële herziening 2014 schrijft u dat in gebieden zoals de groen-blauwe mantel intensivering van agrarische bedrijvigheid niet wenselijk is, en beperkingen worden gesteld aan bedrijven die niet afhankelijk zijn van het voortbrengend vermogen van de grond, zoals glastuinbouw. Kunnen er om deze reden ook beperkingen worden gesteld aan agrarische bedrijven die geen of slechts beperkte weidegang toepassen in de bedrijfsvoering? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?.

Antwoord: Nee, Het al dan niet toepassen van weidegang is niet bepalend voor het afhankelijk zijn van grond en is daarom geen geschikt criterium om te bepalen of er vanwege een ontwikkeling een (verdere)intensivering van de bedrijvigheid plaatsvindt. Daarom zijn er voor weidegang geen kaders in de SVro en Vr opgenomen. Bovendien is niet tot een dergelijke uitwerking besloten door PS op 22 maart. Tot slot heeft een criterium als toepassen van weidegang weliswaar betrekking op het gebruik van de grond maar heeft dit weinig tot geen ruimtelijke consequenties . Zijn gronden waarop koeien beweid worden wel toegestaan in een bestemmingsplan, maar een weiland zonder koeien niet? en waarop is dat dan gebaseerd? opname in een bestemmingsplan is daardoor vrijwel onmogelijk en bovendien is een dergelijke bepaling niet handhaafbaar.

5.Volgens het rapport van het LEI, moeten er extra maatregelen worden getroffen om de weidegang ook in 2025 nog op het huidige niveau te houden. Bent u voornemens extra maatregelen te treffen om weidegang in Brabant op het huidige niveau te houden dan wel te verbeteren? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet? .

Antwoord: Ja, wij willen weidegang stimuleren, onder andere via de BZV. Ook het bedrijfsleven heeft diverse initiatieven opgestart om weidegang te stimuleren.


Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Voorzitter, Secretaris

Interessant voor jou

Vragen over wilde zwijnen in Brabant

Lees verder

Vragen over verlaging van natuurcompensatiebijdrage duurzaam industriepark Cranendonck

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer