Illegale mest­ver­werking Asten


Indiendatum: jan. 2012

Statenvragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Noord-Brabant aan het college van GS op grond van artikel 3.2 van het Reglement van Orde.

Overlast mestverwerkingsinstallatie Asten

Geacht college,

In Asten heerst overlast rond het mestverwerkingsbedrijf Koolen. Het bedrijf is onlangs stil gelegd omdat het zonder milieuvergunning en in strijd is met het geldende bestemmingsplan opereerde. Uit een memo van de gemeente Asten blijkt dat de gemeente op de hoogte was van de onwettelijke situatie, maar niet wilde handhaven omdat de mestverwerking 'een probleem oplost' :

"Betrokkene is zonder milieuvergunning met deze activiteit gestart. Zijn activiteit is ook in strijd met het geldende bestemmingsplan. Handhaving zou dus voor de hand liggen. Wij hebben handhaving wel overwogen, maar besloten om daartoe niet over te gaan. Niet alleen de belangen van de heer Koolen zijn in het geding.
De varkensbedrijven binnen onze gemeente waarvoor maatschap Koolen Jonkers de mest bewerkt, hebben er ook een groot belang bij dat de bewerking doorgaat.
Asten ligt immers in een gebied met een mestoverschot. Een aantal veehouders heeft ons via brieven gewezen op hun belang bij de mestbewerking bij Koolen."
(memo van de gemeente Asten aan de commissie Ruimte d.d. 21 dec 2011)

Op 12 januari is er een hoorzitting van de commissie bezwaarschriften gehouden in Asten over de gedoogbeschikking waaronder Koolen momenteel opereert.

Uit het artikel in het Eindhovens Dagblad komt wederom naar voren dat het mestoverschot zeer groot is en voor problemen zorgt. Dit kan illegale activiteiten bevorderen. Onlangs nog werd in Someren grote hoeveelheden mestwater in de sloot gepompt met ernstige watervervuiling tot gevolg .

Wij willen u graag de volgende vragen stellen.

1. Sinds wanneer bent u op de hoogte van het ontbreken van een milieuvergunning en geldig bestemmingsplan voor het mestverwerkingsbedrijf?
2. Welke stappen heeft u ondernomen om de gemeente alsnog aan de wettelijke eisen te laten voldoen, en kunnen wij inzicht krijgen in de betreffende correspondentie?
3. Is voor het mestverwerkingsbedrijf in Asten een MER nodig, aangezien het zo'n 80.000 ton aan mest per jaar kan verwerken?
4. Bent u van mening dat ondernemers en gemeenten zich net als iedereen in Nederland aan de wet moeten houden, en dat deze situatie een zeer ongewenst precedent schept, en kunt u dit toelichten?
5. Wat is uw visie op het feit dat er zomaar besloten wordt om niet te handhaven, met als doel een probleem (mestoverschot door teveel dieren) op te lossen dat door de veehouderijsector en de overheid gecreëerd is?
6. Was de gemeente uitsluitend verantwoordelijk voor handhaving of zijn hier ook provinciale handhavingstaken aan de orde?
7. Bent u van mening dat mestdroging en mestvergisting de oplossing zijn voor het mestoverschot in Brabant, en kunt u dit toelichten? Zo nee, hoe ben u voornemens om het mestoverschot c.q. het teveel aan dieren in de vee-industrie aan te pakken?
8. Uit dit voorbeeld blijkt dat niet elke gemeente correct weet om te gaan met de verantwoordelijkheden die door decentralisering op hen af komen. Hoe denkt u in de toekomst dergelijke situaties te voorkomen?
9. Kunt u toelichten hoe het vervolg in deze zaak zal zijn, en welke besluiten er van de provinciale overheid gevraagd worden om het bedrijf in de toekomst al dan niet te continueren?

Met vriendelijke groet,

ir. Marco van der Wel
Partij voor de Dieren

Indiendatum: jan. 2012
Antwoorddatum: 6 feb. 2012

Beantwoording vragen ex artikel 3.2 van het Reglement van Orde betreffende Mestverwerkingsbedrijf Koolen te Asten.

6 februari 2012 Ons kenmerk C2062389/2877611 Contactpersoon A. Fleerakkers
Directie Ruimtelijke Ontwikkeling & Handhaving Telefoon (073) 680 29 61E-mail JFleerakkers@brabant.nl

Bij brief van 16 januari 2012, bij ons binnen gekomen op dezelfde datum, hebt u namens de Partij voor de Dieren Statenfractie op grond van artikel 3.2 van het Reglement van Orde voor Provinciale Staten meerdere vragen gesteld naar aanleiding van onder andere een memo van de gemeente Asten aan de raadscommissie Ruimte van de gemeente Asten d.d. 21 december 2011 en een artikel1 in het Eindhovens Dagblad van 13 januari 2012.

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.

In Asten heerst overlast rond het mestverwerkingsbedrijf Koolen. Het bedrijf is onlangs stil gelegd omdat het zonder milieuvergunning en in strijd is met het geldende bestemmingsplan opereerde. Uit een memo van de gemeente Asten blijkt dat de gemeente op de hoogte was van de onwettelijke situatie, maar niet wilde handhaven omdat de mestverwerking ’een probleem oplost’:
"Betrokkene is zonder milieuvergunning met deze activiteit gestart. Zijn activiteit is ook in strijd met het geldende bestemmingsplan. Handhaving zou dus voor de hand liggen. Wij hebben handhaving wel overwogen, maar besloten om daartoe niet over te gaan. Niet alleen de belangenan de heer Koolen zijn in het geding. De varkensbedrijven binnen onze gemeente waarvoor maatschap Koolen Jonkers de mest bewerkt, hebben er ook een groot belang bij dat de bewerking doorgaat. Asten ligt immers in een gebied met een mestoverschot. Een aantal veehouders heeft ons via brieven gewezen op hun belang bij de mestbewerking bij Koolen."(memo van de gemeente Asten aan de commissie Ruimte d.d. 21 dec 2011)

Gisteravond 12 januari is er een hoorzitting van de commissie bezwaarschriften gehouden inAsten over de gedoogbeschikking waaronder Koolen momenteel opereert. Uit het artikel in het Eindhovens Dagblad komt wederom naar voren dat het mestoverschot zeer groot is en voor problemen zorgt. Dit kan illegale activiteiten bevorderen. Onlangs werd in Someren een grote hoeveelheid mestwater in de sloot gepompt met ernstige watervervuiling tot gevolg.

1. Sinds wanneer bent u op de hoogte van het ontbreken van een milieuvergunning en geldig bestemmingsplan voor het mestverwerkingsbedrijf?

Op 12 juli 2011 is bij de gemeente een aanvraag om een vergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo-vergunning) ingekomen voor het bewerken van 80.000 ton mest op de locatie Dijkstraat 72 te Asten. De gemeente heeft ons op 8 augustus 2011 verzocht het onderdeel milieu te beoordelen en in dat kader een verplichte “verklaring van geen bedenkingen” af te geven. Geconstateerd is toen dat de aanvraag niet voldoende gegevens bevatte om deze te kunnen beoordelen. Over de vergunningsaanvraag en het ontbreken van informatie is op 15 augustus 2011 ambtelijk overleg geweest met de gemeente Asten.

Op 25 augustus 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten (hierna: college van B&W van Asten) een gedoogbeschikking afgegeven voor het bewerken van 80.000 ton mest zonder vereiste Wabovergunning.

Op 29 augustus 2011 heeft het college van B&W van Asten ons, door het toezenden van een afschrift van voornoemde gedoogbeschikking, op de hoogte gesteld van het mogelijk in werking zijn van het bedrijf zonder vergunning.

2. Welke stappen heeft u ondernomen om de gemeente alsnog aan de wettelijke eisen te laten voldoen, en kunnen wij inzicht krijgen in de betreffende correspondentie?

Voor het onderdeel milieu zijn zowel het college van B&W van Asten als wij volledig bevoegd om handhavend op te treden. Vooropgesteld moet dan ook worden dat het college van B&W van Asten op grond van de Wabo in beginsel bevoegd is tot handhaving in deze zaak en daarmee ook tot het verlenen van een gedoogbeschikking. Wel zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt over de uitvoering van deze dubbele bevoegdheid. Zie hiervoor de beantwoording van vraag 8.

Omdat hier sprake is van een dubbele bevoegdheid tot handhaving en er geenovereenstemming was tussen het college van B&W van Asten en ons over een gezamelijke(handhavings-)aanpak, heeft er na 25 augustus 2011 zowel ambtelijk als bestuurlijk overleg plaatsgevonden. Hierbij hebben wij de gemeente gewezen op de bestaande gedoogkaders en de vigerende jurisprudentie inzake gedogen en de afspraken over handhaving die in Brabant gelden tussen overheden.

De uiteindelijke uitkomst van deze overleggen was dat de nog ontbrekende gegevens uiterlijk 19 januari 2012 bij de gemeente zouden moeten zijn ingediend. Het bedrijf heeft inmiddels binnen de termijn, op 19 januari 2012,
aanvullende gegevens ingediend. Op dit moment worden deze beoordeeld.

Verder zijn provincie en gemeente op 9 november 2011 overeengekomen dat, als de ondernemer de activiteiten zou uitvoeren zonder te voldoen aan de gestelde eisen, in gezamenlijk overleg overgegaan zou worden tot handhaving.

Daarnaast heeft op 24 november 2011 de rechtbank de gemeentelijke gedoogbeschikking geschorst tot het moment dat het college van B&W van Asten een beslissing op bezwaar heeft genomen inzake de gedoogbeschikking. Dit betekent dat het bedrijf van Koolen op dit moment niet in werking mag
zijn. De gemeente ziet hierop toe. Uit de controles is gebleken dat het bedrijf sindsdien geen mest meer heeft bewerkt. Er is derhalve geen sprake van een overtreding, waartegen opgetreden zou moeten worden.
Ten aanzien van de correspondentie, deze zal u, in overleg met u, ter inzage worden gegeven.

3. Is voor het mestverwerkingsbedrijf in Asten een MER noodzakelijk, aangezien het bedrijf zo’n 80.000 ton aan mest per jaar kan verwerken?

Neen. Met de wijziging van het Besluit milieueffectrapportage per 1 april 2011 is mestbewerking niet meer opgenomen als een MER-plichtige activiteit, ongeacht de capaciteit.

4. Bent u van mening dat ondernemers en gemeenten zich net als iedereen in Nederland aan de wet moeten houden, en dat de huidige situatie een zeer ongewenst precedent schept, en kunt u dit toelichten?

Ja. Wat ons betreft is geen sprake van een precedent. Er liggen goede afspraken met de gemeente en er vindt op dit moment geen (illegale) mestbewerking plaats.

5. Wat is uw visie op het feit dat er door een gemeente besloten wordt om niet te handhaven, met als doel een probleem (mestoverschot door teveel dieren) op te lossen dat door de veehouderijsector en de overheid gecreëerd is?

Wij treden niet in de beweegredenen van het college van B&W van Asten om in deze situatie niet te handhaven.

6. Was de gemeente uitsluitend verantwoordelijk voor handhaving of zijn hier ook provinciale handhavingstaken aan de orde?
Zie het antwoord bij vraag 2.

7. Bent u van mening dat mestdroging en mestvergisting de oplossing zijn voor het mestoverschot in Brabant, en kunt u dit toelichten?

Mestdrogen en mestvergisting zijn processen die niet bedoeld zijn om het mestoverschot te verminderen; bij deze processen blijven de mineralen namelijk behouden in het substraat. Wel kan een bewerking als drogen leiden tot eenproduct dat geëxporteerd kan worden naar tekortgebieden en zodoende de Nederlandse mestmarkt ontlast.

8. Uit dit voorbeeld blijkt dat niet elke gemeente correct weet om te gaan met de verantwoordelijkheden die door decentralisering op hen af komen. Hoe denkt u in de toekomst dergelijke situaties te voorkomen?

In het kader van de intensivering van het horizontale toezicht is het in eerste instantie de gemeenteraad die dient te controleren of het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate en op een voldoende
kwaliteitsniveau uitvoering geeft aan (gedecentraliseerde) taken. Vanaf 1 juli 2012, bij inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht houden wij (verticaal) interbestuurlijk toezicht op gemeenten. Interbestuurlijk toezicht is gericht op het handelen van bestuursorganen ter uitvoering van hun wettelijke
(in medebewind gegeven) taken. Ook wij constateren dat er steeds meer taken naar gemeenten worden gedecentraliseerd en dat daarmee de bestuurlijke en ambtelijke verantwoordelijkheden meer en meer toenemen. Wij hebben daartoe samen met de Vereniging van Brabantse Gemeenten het project Krachtig Bestuur in Brabant in gang gezet. Doelstelling van het project is een inschatting te maken over de mate waarin gemeenten, nu en in de toekomst, zijn toegerust om hun (gedecentraliseerde) taken naar behoren uit te kunnen voeren. Met betrekking tot de uitvoering van de dubbele bevoegdheid tot handhaving, zoals dat ook hier aan de orde is, zijn in het verleden door o.a. VNG en IPO afspraken gemaakt. Volgens deze afspraken zouden de gemeenten het milieutoezicht en de milieuhandhaving aan de provincies overlaten. Mede naar aanleiding van onderhavige zaak heeft de Portefeuillehouder Ecologie en Handhaving voornoemde afspraken in december 2011 bij de leden van het
Bestuurlijk provinciaal handhavingsoverleg nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. Met instemming van dit handhavingsoverleg is op 23 januari 2012 een brief aan alle college van Burgemeesters en Wethouders gezonden aangaande de hierboven genoemde afspraken inzake de dubbele bevoegdheid tot handhaving.

9. Kunt u toelichten hoe het vervolg in deze zaak zal zijn, en welke besluiten er van de provinciale overheid gevraagd worden om het bedrijf in de toekomst al dan niet te continueren?
Zie het antwoord bij vraag 2.


Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Voorzitter, Secretaris,

Interessant voor jou

Mestvergisting Cleanergy Wanroij

Lees verder

Vragen over het omzeilen MER-plicht veehouderij

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer