Tech­nische vragen over de begroting 2023


Indiendatum: 11 okt. 2022

Statenvoorstel
Over de leges Wet natuurbescherming wordt vermeld:
“De toenemende complexiteit rondom de uitvoering Wet Natuurbescherming gebiedsbescherming brengt een grote werklast en daarmee kostenpost per vergunning met zich mee. Net als vorig jaar nemen we hierbij uit financiële voorzorg een aframing voor de leges opbrengst gebiedsbescherming op”

1. Er wordt genoemd dat de leges “maximaal kostendekkend” zijn. Houdt dat in dat er ook onderwerpen zijn waarbij de leges niet kostendekkend zijn en de provincie dus de aanvrager extra tegemoet komt? Zo ja, is dat incidenteel of zijn er onderwerpen waarbij regelmatig extra inzet van ambtenaren wordt geleverd?

2. Welke soort leges zijn regelmatig niet-kostendekkend?

3. In welke orde van grootte ligt het bedrag dat de provincie moet bijleggen?

Begroting
4. In het inleidende hoofdstuk van de begroting wordt genoemd dat “de verhoogde klimaatambitie met een beleidsinzet gericht op 60% broeikasgasreductie, (…) van ons als provincie het nodige aan ontwikkel- en realisatiekracht [zal] vragen” (p. 7). In de Burap II-2022 werd hier ook aan gerefereerd (p. 44).
In de begroting lijkt nog wel uit gegaan te worden van 50% reductie in 2030 (zie bijv. p. 85).
Wordt nu ingezet op 50%, op 55%, of op 60% broeikasgasreductie in 2030 t.o.v. 1990?

5. Indien nog wordt uit gegaan van 50% reductie: wordt er al concreet gekeken naar mogelijkheden om ook het provinciale deel van de inzet te verhogen richting 55% of 60%?

Programma 3 Water en bodem
6. “Daarnaast wordt de waterkwaliteit negatief beïnvloedt door medicijnresten, gewasbeschermingsmiddelen, plastics, hormonen en andere zeer zorgwekkende stoffen (zoals PFAS). Hierop worden maatregelen in gang gezet om het voorkomen van deze stoffen in het grond- en oppervlaktewater verder af te laten nemen” (p. 27).
Kunt u toelichten, per stof, welke maatregelen (zullen) worden genomen en welke maatregelen juridisch kunnen woorden geborgd?

7. Waarom blijven de cijfers voor 2025 en 2026 in de indicatoren Schoon Grondwater (p. 28) gelijk?

8. Waarom is er tussen de cijfers voor 2025 en 2026 in de indicatoren Schoon Oppervlaktewater (p. 29) zo’n relatief klein verschil?

Programma 4 Natuur en milieu
9. “Onze natuur verdient een goede bescherming tegen de druk van activiteiten die haar verstoren” (p. 36).
Welke maatregelen worden genomen om de (toegenomen) druk op de natuur door recreatie, denk hier ook aan evenementen in de natuur, te verminderen?

10a. “Er is een regie-organisatie GGA opgezet” (p. 36).
Uit wie bestaat de regie-organisatie GGA?

10b. Welke activiteiten heeft de regie-organisatie tot nu verricht?

10c. Wat heeft er sinds de start van GGA Groen Blauw in 2020 plaatsgevonden binnen de GGA?

11. Uit het Beleidskader Natuur blijkt geen prioritering van de totstandkoming van het NNB en de EVZ’s, mede omdat het problematisch is om aan gronden te komen.
Waarop zijn de geschatte cijfers in de tabel ‘Realisatie Natuurnetwerk Brabant: grondverwerving / functieverandering’ (p. 37) gebaseerd?

12. “De grondeigenaren zijn verantwoordelijk voor het beheer van het NNB. Dit zijn met name Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Brabants Landschap, gemeenten en landgoedeigenaren” (p. 38).
Waarom worden al deze TBO’s genoemd als beheerder terwijl er met het Beleidskader Natuur vanuit wordt gegaan dat de gemeenten kunnen worden uitgedaagd om eindbeheerder van de gebieden te worden?

13. Indicator ‘In uitvoering genomen ha bosuitbreiding (cumulatief)’ (p. 39).
Waarop baseert u de streefwaarden bosuitbreiding, in het huidige klimaat waar naar verwachting geen gronden te vinden zijn voor bosuitbreiding?

Programma 7 Landbouw en voedsel
14. “zorg te dragen voor sociaal-emotionele begeleiding waar dat nodig is” (p. 79).
Wat heeft de provincie tot nu toe gedaan op dit vlak?

Bijlage 2: Voorstellen, toelichting per onderwerp
15. GOL: Er wordt voorgesteld om € 1,25 mln beschikbaar te stellen voor de personele capaciteit van 7 fte t/m juni 2023. Er komt nog een Statenbesluit over het stopzetten of (gedeeltelijk) uitvoeren van het project, waar in potentie een kleine € 20 mln extra kosten mee gemoeid zijn.
Wat is meer concreet de inzet van die 7 fte t/m juni 2023?

16a. Motie 55a mobiliteit. Voor welke mobiliteitsprojecten is de gevraagde € 25 mln nodig?

16b. Aan welke (juridische) verplichtingen kunnen niet worden voldaan zonder die € 25 mln? En wat is het concrete gevolg als niet wordt voldaan?

16c. Hoeveel is nodig om aan de juridische verplichtingen (zoals die van de KRW) rond het beleidsterrein Natuur te voldoen?

16d. Van hoeveel NNB-gebieden en EVZ’s komt de uitvoering in gevaar door gebrek aan grond en door langlopende procedures om grond te bemachtigen?

Indiendatum: 11 okt. 2022
Antwoorddatum: 26 okt. 2022

Statenvoorstel
Over de leges Wet natuurbescherming wordt vermeld:
“De toenemende complexiteit rondom de uitvoering Wet Natuurbescherming gebiedsbescherming brengt een grote werklast en daarmee kostenpost per vergunning met zich mee. Net als vorig jaar nemen we hierbij uit financiële voorzorg een aframing voor de leges opbrengst gebiedsbescherming op”

1. Er wordt genoemd dat de leges “maximaal kostendekkend” zijn. Houdt dat in dat er ook onderwerpen zijn waarbij de leges niet kostendekkend zijn en de provincie dus de aanvrager extra tegemoet komt? Zo ja, is dat incidenteel of zijn er onderwerpen waarbij regelmatig extra inzet van ambtenaren wordt geleverd?

Antwoord:
Het leidend principe is dat leges kostendekkend zijn. De kosten van het verlenen van de vergunning via de omgevingsdiensten worden betaald door de aanvrager. De tarieven worden jaarlijks berekend en door PS vastgesteld.
Verschillen met de feitelijke kosten die gedurende het jaar optreden worden niet nacalculatorisch bij de aanvrager
verrekend. Wel worden de legestarieven jaarlijks geactualiseerd voor het navolgende jaar, gebaseerd op een herijking van de uurtarieven die de omgevingsdiensten ons doorberekenen en tijdsbesteding die gepaard gaat met de vergunningverlening. Die tarieven worden dan weer door PS vastgesteld.
Bij de Wet Natuurbescherming spelen externe ontwikkelingen – veelal direct gerelateerd aan stikstofproblematiek - waardoor de tijdsbesteding hoger is. De extra kosten die daardoor worden veroorzaakt worden niet doorberekend aan de aanvrager.


2. Welke soort leges zijn regelmatig niet-kostendekkend?

Antwoord:
Nacalculatorisch betreft het de vergunningen Wet Natuurbescherming, onderdelen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Zie de beantwoording van vraag 1.


3. In welke orde van grootte ligt het bedrag dat de provincie moet bijleggen?

Antwoord:
Dat ligt in de orde van grootte van circa € 1 miljoen. Dit vangen we op in de egalisatiereserve VTH, die bedoeld is om incidentele voor- en nadelen op te kunnen vangen.


Begroting
4. In het inleidende hoofdstuk van de begroting wordt genoemd dat “de verhoogde klimaatambitie met een beleidsinzet gericht op 60% broeikasgasreductie, (…) van ons als provincie het nodige aan ontwikkel- en realisatiekracht [zal] vragen” (p. 7). In de Burap II-2022 werd hier ook aan gerefereerd (p. 44).
In de begroting lijkt nog wel uit gegaan te worden van 50% reductie in 2030 (zie bijv. p. 85).
Wordt nu ingezet op 50%, op 55%, of op 60% broeikasgasreductie in 2030 t.o.v. 1990?

Antwoord:
De huidige doelstelling van 50% is direct afgeleid uit het Klimaatakkoord en is nog steeds leidend. Met de verhoogde ambities op Europees en nationaal niveau ligt het in de lijn der verwachting dat ook van de provincies een grotere bijdrage aan de klimaatopgave zal worden gevraagd. Wij gaan ervan uit dat beleidsintensiveringen of extra taken die naar de provincie komen, dan ook gepaard gaan met extra middelen vanuit het rijk.


5. Indien nog wordt uit gegaan van 50% reductie: wordt er al concreet gekeken naar mogelijkheden om ook het provinciale deel van de inzet te verhogen richting 55% of 60%?

Antwoord:
Zie beantwoording vraag 4 + vraag 75 burap II 2022


Programma 3 Water en bodem
6. “Daarnaast wordt de waterkwaliteit negatief beïnvloedt door medicijnresten, gewasbeschermingsmiddelen, plastics, hormonen en andere zeer zorgwekkende stoffen (zoals PFAS). Hierop worden maatregelen in gang gezet om het voorkomen van deze stoffen in het grond- en oppervlaktewater verder af te laten nemen” (p. 27).
Kunt u toelichten, per stof, welke maatregelen (zullen) worden genomen en welke maatregelen juridisch kunnen woorden geborgd?

Antwoord:
Voor medicijnresten (inclusief hormonen) is een samenwerkingsverband (kernteam Humane Medicijnresten Brabant) ontwikkeld met partners om zowel via bron- als end-of-pipe maatregelen medicijnresten uit het oppervlaktewater te halen. Daarnaast zijn bewustwording en communicatie kern van onze aanpak. Zie link naar website onder antwoord:
Op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen loopt al sinds 2006 het project ‘Schoon Water voor Brabant’ met onze partners. Vorig jaar is opnieuw een zesjarige overeenkomst gesloten met als doel de emissies van
gewasbeschermingsmiddelen op het agrarische bedrijfsterrein te verminderen.
In samenwerking met partners (zoals waterschappen en kennisinstituten) wordt continue onderzoek (b.v Kennisimpuls Waterkwaliteit) uitgevoerd en kennis ontwikkeld om de aanwezigheid van zeer zorgwekkende stoffen (zoals PFAS) in het oppervlaktewater te verminderen/ te voorkomen.
https://www.stowa.nl/kennisimpuls-waterkwaliteit


7. Waarom blijven de cijfers voor 2025 en 2026 in de indicatoren Schoon Grondwater (p. 28) gelijk?

Antwoord:
De aanpak in de 11 meest kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden blijft gelijk omdat continue aandacht nodig is om een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen onder de aandacht te houden van de agrariërs in een gebied. Wordt gestopt met deze aanpak zal het aantal agrariërs wat deelneemt langzamerhand afnemen. Door blijvend aandacht hierop te vestigen wordt, naar verwachting, in 2025 een optimum bereikt en vindt er geen verdere toename van deelnemers plaats in deze gebieden.


8. Waarom is er tussen de cijfers voor 2025 en 2026 in de indicatoren Schoon Oppervlaktewater (p. 29) zo’n relatief klein verschil?

Antwoord:
We hebben de beschikbare KRW-middelen grotendeels in de eerste jaren van de planperiode 2022-2027 begroot om de uitvoering te bespoedigen. In de latere jaren is daarom minder begroot en worden er ook minder prestaties gerealiseerd, mede doordat nog niet alle middelen beschikbaar zijn voor de gehele KRW-opgave.


Programma 4 Natuur en milieu

9. “Onze natuur verdient een goede bescherming tegen de druk van activiteiten die haar verstoren” (p. 36).
Welke maatregelen worden genomen om de (toegenomen) druk op de natuur door recreatie, denk hier ook aan evenementen in de natuur, te verminderen?

Antwoord:
Organisatoren van evenementen in of in de buurt van een Natura 2000-gebied die mogelijk een effect hebben op de instandhoudingsdoelen zijn verplicht daarvoor een WNb-vergunning aan te vragen. Gemeenten die daarvoor een evenementen-vergunning afgeven zullen een initiatiefnemer daar ook op wijzen. Voor overige vormen van recreatie wordt in enkele Natura 2000-gebieden een recreatie-zoneringsplan opgesteld. Voor toezicht en handhaving op recreatie in natuurgebieden buiten Natura 2000 zijn de terreinbeheerders verantwoordelijk.


10a. “Er is een regie-organisatie GGA opgezet” (p. 36).
Uit wie bestaat de regie-organisatie GGA?
10b. Welke activiteiten heeft de regie-organisatie tot nu verricht?
10c. Wat heeft er sinds de start van GGA Groen Blauw in 2020 plaatsgevonden binnen de GGA?

Antwoord:
De regie-organisatie GGA bestaat uit een kern met mensen, die de regie op de Brabantse gebiedsgerichte aanpak groen-blauw voeren. Aangevuld met collega's uit de programma's natuur, water&bodem, stikstof, landbouw, wonen/werken/leefomgeving, energie, ontwikkelbedrijf en subsidies.
De regie-organisatie vormt de schakel tussen de beleidsprogramma's en de uitvoering en uitvoeringspartners in Brabant.
Activiteiten/regie op 4 onderdelen
- Governance, instrumenten (grond, planvorming, transtiepakketten etc.), geld, contractmanagement, communicatie.
- Gebiedsprocessen (verkenningen, gebiedsvisies).
- Uitvoering (programmering, planvorming, uitvoering, bundelen uitvoeringskracht met onze partners).
- Expertise, kennisdeling, netwerkmanagement.
Vanaf 2020 heeft de GGA groen-blauw zich beziggehouden met inventarisatie van opgaven, analyse en prioritering, die geleid hebben tot het aanwijzen van 17 cat.3 GGA-gebieden. Waar vervolgens de gebiedsprocessen gestart zijn. Hierbij een overzichtkaart van de stand van zaken per gebied. Daarnaast waren en zijn zo'n 150 groen-blauwe gebiedsopgaven (cat. 1 en 2) in uitvoering.


11. Uit het Beleidskader Natuur blijkt geen prioritering van de totstandkoming van het NNB en de EVZ’s, mede omdat het problematisch is om aan gronden te komen.
Waarop zijn de geschatte cijfers in de tabel ‘Realisatie Natuurnetwerk Brabant: grondverwerving / functieverandering’ (p. 37) gebaseerd?

Antwoord:
Deze cijfers zijn er op gebaseerd dat de verwerving voor het Natuurnetwerk in 2027 is afgerond.


12. “De grondeigenaren zijn verantwoordelijk voor het beheer van het NNB. Dit zijn met name Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Brabants Landschap, gemeenten en landgoedeigenaren” (p. 38).
Waarom worden al deze TBO’s genoemd als beheerder terwijl er met het Beleidskader Natuur vanuit wordt gegaan dat de gemeenten kunnen worden uitgedaagd om eindbeheerder van de gebieden te worden?

Antwoord:
De context van de tekst in de begroting is dat van oudsher de gezamenlijke gemeenten eigenaar zijn van een grote oppervlakte bestaande natuur (veelal bos) in het NNB.
Van de nog te realiseren nieuwe natuur hebben de TBO’s (SBB, NM, BL) als manifestpartners aangegeven dat zij van een groot deel van de oppervlakte het eindbeheer op zich willen nemen. Voor het andere deel zullen andere partijen gevonden/uitgedaagd moeten worden om het eindbeheer op te pakken. De gemeenten zijn een van die partijen en worden in dat verband genoemd in het beleidskader.


13. Indicator ‘In uitvoering genomen ha bosuitbreiding (cumulatief)’ (p. 39).
Waarop baseert u de streefwaarden bosuitbreiding, in het huidige klimaat waar naar verwachting geen gronden te vinden zijn voor bosuitbreiding?

Antwoord:
De streefwaarden zijn gebaseerd op de ambitie uit het coalitieakkoord en opgenomen in de bossenstrategie. Het gaat om een cummulatief groeiend areaal bos leidend tot de eindambitie van 13.000 ha extra bos in 2030. In ruimtelijk en financieel opzicht betreft deze ambitie inderdaad een forse uitdaging.


Programma 7 Landbouw en voedsel
14. “zorg te dragen voor sociaal-emotionele begeleiding waar dat nodig is” (p. 79).
Wat heeft de provincie tot nu toe gedaan op dit vlak?

Antwoord:
De provincie zet hiervoor het instrument VAB-impuls volop in. Kern van de VAB-impuls is dat de betreffende boeren met een voucher met een adviseur kunnen werken die hen ondersteunt. Dit kan ook een adviseur zijn die zich richt op sociaal-emotionele begeleiding. Daarnaast zijn ook de ondersteuningnetwerken een loket voor boeren met een hulpvraag. Vanuit de netwerken kunnen zij indien nodig schakelen met bijvoorbeeld sociaal werkers van de ZLTO, Zorg om Boer en Tuinder en het sociaal domein van de gemeente.


Bijlage 2: Voorstellen, toelichting per onderwerp

15. GOL: Er wordt voorgesteld om € 1,25 mln beschikbaar te stellen voor de personele capaciteit van 7 fte t/m juni 2023. Er komt nog een Statenbesluit over het stopzetten of (gedeeltelijk) uitvoeren van het project, waar in potentie een kleine € 20 mln extra kosten mee gemoeid zijn.
Wat is meer concreet de inzet van die 7 fte t/m juni 2023?

Antwoord:
Na een definitieve uitspraak van RvS over GOL zal conform afspraak uit een eerdere statenmededeling een aantal scenario's voor het vervolg van GOL (inclusief financiële consequenties) worden voorgelegd aan de Staten. In de tussentijd worden voorbereidingen getroffen om verdere vertraging te voorkomen en dient de projectorganisatie te blijven bestaan. Daarom wordt voorgesteld om de tijdelijke fte's voor deze projectadministratie te verlengen t/m juni 2023. De capaciteit voor daarna maakt onderdeel uit van het voorstel van de verschillende scenario's voor het vervolg.


16a. Motie 55a mobiliteit. Voor welke mobiliteitsprojecten is de gevraagde € 25 mln nodig?
16b. Aan welke (juridische) verplichtingen kunnen niet worden voldaan zonder die € 25 mln? En wat is het concrete gevolg als niet wordt voldaan?
16c. Hoeveel is nodig om aan de juridische verplichtingen (zoals die van de KRW) rond het beleidsterrein Natuur te voldoen?
16d. Van hoeveel NNB-gebieden en EVZ’s komt de uitvoering in gevaar door gebrek aan grond en door langlopende procedures om grond te bemachtigen?

Antwoord:
- Het gaat om projecten in uitvoering, die gegund zijn of waarvan de aanbesteding is opgestart. Voorbeelden daarvan zijn: N264 Uden-Gennep, N282 Rijen-Hulten-Reeshof, N285 Randweg Zevenbergen, N640 Oudenbosch-Etten Leur, N631 Tunnel Rijen, N270 Helmond-Well, N279 Meijel-Asten en de busremise Breda met een totaal volume van € 228 mln.
- De extra prijsstijging (bovenop normale indexatie) van deze projecten waarmee we direct geconfronteerd worden (en dus juridisch verplicht is) is ongeveer € 34 mln. Het niet nakomen van de juridische verplichtingen heeft een aantal consequenties: er zal sprake zijn van een boete / claim, we zijn een onbetrouwbare partner én de duurzame bereikbaarheid komt in gevaar met ook gevolgen voor de verstedelijking en woningbouwopgave.
- Om aan de juridische verplichtingen rond het beleidsterrein Natuur te voldoen moeten we het deel van het Natuurnetwerk in Brabant realiseren dat door het Rijk wordt gefinancierd vanuit het Natuurpact en het deel van de EVZ's die onder de KRW doelen vallen. Binnen Natuur en Water verwachten we aanzienlijke prijsstijgingen, welke van invloed zullen zijn op de mogelijkheden om aan de wettelijke verplichtingen omtrent deze beleidsterreinen te kunnen blijven voldoen. Voor het verkrijgen van het volledige financiële beeld zijn we afhankelijk van externe partners.
- Er lopen momenteel meerdere versnellingsacties voor het realiseren van het NNB. Het kunnen beschikken over (ruil)grond is randvoorwaardelijk voor het kunnen realiseren van het NNB en de EVZ’s, hiervoor gaan we uit van vrijwilligheid. In 2027 hebben we zicht op de volledige verwerving en inrichting van het NNB.