Tech­nische vragen over de Bestuurs­rap­portage 2024-II (Burap 2024-II)


Indiendatum: 25 sep. 2024

1. Aangegeven wordt dat het beeld ontstaat dat niet alle maatregelen gericht op verdrogingsbestrijding voor 2027 uitgevoerd kunnen worden. En dat dit komt met name door onvoldoende beschikbare gronden.
a. Is het alleen een beeld, kunt u dit nader specificeren?
b. Hoeveel hectaren van het totaal aantal benodigde gronden is onvoldoende beschikbaar?
c. En welke mogelijkheden c.q. oplossingen zijn er om deze toch beschikbaar te krijgen?

2. Aangegeven wordt dat het beschikbaar krijgen van grond het grootste knelpunt is. Kunt u dit nader specificeren? Hoeveel hectaren zijn in totaal benodigd en hoeveel hectaren zijn niet beschikbaar?

3. Aangegeven wordt dat het beeld ontstaat dat niet alle inrichtingsmaatregelen voor 2027 uitgevoerd kunnen worden. Dit komt met name door onvoldoende beschikbare gronden.
a. Is het alleen een beeld, kunt u dit nader specificeren? Hoeveel hectaren zijn nog nodig en hoeveel hectaren zijn niet beschikbaar?
b. En hoeveel vismigratieknelpunten moeten er in totaal worden opgelost?
c. En hoeveel vismigratiepunten moeten er nog opgelost worden?
d. En speelt bij vismigratiepunten ook grondbeschikbaarheid een rol of zijn hiervoor andere oorzaken aan te wijzen dat dit niet goed gaat c.q. het licht op rood staat?

4. "Partners geven aan dat het beschikbaar krijgen van NNB-gronden op vrijwillige basis niet overal tot de gewenste resultaten zal leiden, zeker nu flexibel begrenzen niet meer mogelijk is." Wordt met flexibel begrenzen hetzelfde bedoeld als met overbegrenzing? Zo nee, kunt u dit toelichten?

5. Over realisatie ecologische verbindingszones wordt gesteld “betrokken gemeenten geven hier vaak geen prioriteit aan”. Wat is er gedaan vanuit de provincie om ervoor te zorgen dat gemeenten hier wel prioriteit aangeven?

6. Indicator: “In 2030 is de stand van de populaties kwetsbare en bedreigde planten en dieren minimaal behouden t.o.v. 2022.” Waarom is ervoor gekozen om in 2030 de stand van de populaties kwetsbare en bedreigde planten en dieren minimaal behouden t.o.v. 2022; op basis waarvan is voor het jaartal 2022 gekozen?

7. De bestuurlijke inzet heeft er tot op heden niet toe geleid dat het rijk beweegt en haar verantwoordelijkheid pakt door te sturen (routeren) op hoeveelheden gevaarlijke stoffen over het Brabantspoor. Het Rijk blijft van mening dat de externe veiligheid nabij het spoor op orde is en overweegt zelfs om de risicoplafonds af te schaffen. Het is dan aan de gemeenten om te verantwoorden of nieuwe woningbouw nabij het spoor veilig kan. Op basis van de nieuwe Uitvoeringsagenda Milieu zullen we deze indicator herijken. Op welke wijze wordt de indicator herijkt?

8. “In een aantal sectoren zijn de rendementen afgelopen jaar goed geweest en zijn bedrijven -gemiddeld genomen - prima in staat om milieu-investeringen te doen.”
a. Over welke sectoren hebben we het hier?
b. Op welke wijze kan en wordt bij uitvoering van Programma 7 Landbouw en voedsel rekening gehouden met deze verschillen tussen sectoren, maar ook met de verschillen binnen sectoren, als het gaat om de mate waarin bedrijven zelf in staat zijn om milieu-investeringen te doen? (We zijn ons ervan bewust dat er o.a. speciale regelingen voor melkveehouders zijn, maar we vragen ons vervolgens af in hoeverre ook met zulke regelingen rekening gehouden met de mate waarin bedrijven zelf “prima in staat [zijn] om milieu-investeringen te doen”?

9. Streefwaarde "Aantal veehouders financieel ondersteund die investeren in een bestaand stalsysteem met rijksmiddelen". Hoeveel van deze financiële ondersteuning is tot nu toe ingezet voor stalsystemen waarvan de Raad van State de vergunning heeft moeten schrappen omdat de (emissiereductie-)effectiviteit van de stalsystemen niet voldoende is aangetoond/bewezen? Hoeveel veehouders betreft dit?

10. Enerzijds wordt aangegeven: “Er is nog geen eenduidige definitie beschikbaar wanneer een bedrijf natuurinclusief is. Het aantal natuurinclusieve bedrijven kunnen we daarom niet monitoren”. Tegelijkertijd staat de streefwaarde “Aantal begeleide bedrijven bij hun omschakeling naar natuurinclusief (incl. businessplan)” op groen.
a. Hoe kan het aantal naar natuurinclusief begeleide bedrijven gemonitord zijn, als het aantal daadwerkelijk natuurinclusieve niet gemonitord kan worden?
b. Wordt het risico gelopen dat bedrijven straks – zodra er wel een eenduidige definitie is – richting omschakeling zijn begeleid met een businessplan dat deels niet blijkt te voldoen aan de definitie van NIL? Zo nee, hoe wordt dat risico ondervangen?

11. In hoeverre hebben uitgebrachte omschakeladviezen biologische landbouw daadwerkelijk tot een omschakeling geleid?

12. Hoe zou dit nog verder gestimuleerd kunnen worden zodat er meer adviezen uitgebracht kunnen worden? Is het mogelijk om bij de gronden die de provincie zelf verpacht, als voorwaarde op te nemen dat er alleen biologische landbouw op plaats kan vinden?

Indiendatum: 25 sep. 2024
Antwoorddatum: 10 okt. 2024

1. Aangegeven wordt dat het beeld ontstaat dat niet alle maatregelen gericht op verdrogingsbestrijding voor 2027 uitgevoerd kunnen worden. En dat dit komt met name door onvoldoende beschikbare gronden.
a. Is het alleen een beeld, kunt u dit nader specificeren?
b. Hoeveel hectaren van het totaal aantal benodigde gronden is onvoldoende beschikbaar?
c. En welke mogelijkheden c.q. oplossingen zijn er om deze toch beschikbaar te krijgen?

Antwoord:
a. De voortgang van de maatregelen gericht op verdrogingsbestrijding in Natte Natuurparels wordt jaarlijks gemonitord. De laatste jaren is de voortgang van een groot aantal herstelprojecten gestagneerd doordat de gronden binnen de Natte Natuurparels niet beschikbaar zijn voor herstelmaatregelen. Hierdoor is de verwachting dat deze niet voor eind 2027 zijn uitgevoerd. Daarnaast zijn in veel Natte Natuurparels maatregelen nodig in de zones er omheen, buiten het Natuurnetwerk Brabant. Realisatie hiervan betreft complexe gebiedsprocessen.
b. Van de benodigde gronden voor het realiseren van de Natte Natuurparels in het NNN is circa 2.500 ha nog niet beschikbaar. Om maatregelen buiten Natte Natuurparels te nemen, hoeven gronden niet per se verworven te worden, maar gaat het om de wil en mogelijkheid om maatregelen uit te voeren. Vaak in combinatie met landbouwkundig medegebruik.
c. Voor het beschikbaar krijgen van de benodigde gronden is een breed instrumentenpakket beschikbaar, dat zowel vrijwillige als meer dwingende instrumenten bevat. Per gebied moet worden afgewogen welk instrument het meest passend is. In diverse gebieden leidt vrijwilligheid niet tot voldoende beschikbare gronden binnen de Natte Natuurparels.


2. Aangegeven wordt dat het beschikbaar krijgen van grond het grootste knelpunt is. Kunt u dit nader specificeren? Hoeveel hectaren zijn in totaal benodigd en hoeveel hectaren zijn niet beschikbaar?

Antwoord:
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1.


3. Aangegeven wordt dat het beeld ontstaat dat niet alle inrichtingsmaatregelen voor 2027 uitgevoerd kunnen worden. Dit komt met name door onvoldoende beschikbare gronden.
a. Is het alleen een beeld, kunt u dit nader specificeren? Hoeveel hectaren zijn nog nodig en hoeveel hectaren zijn niet beschikbaar?
b. En hoeveel vismigratieknelpunten moeten er in totaal worden opgelost?
c. En hoeveel vismigratiepunten moeten er nog opgelost worden?
d. En speelt bij vismigratiepunten ook grondbeschikbaarheid een rol of zijn hiervoor andere oorzaken aan te wijzen dat dit niet goed gaat c.q. het licht op rood staat?

Antwoord:
a. De voortgang van de maatregelen gericht op beek en kreekherstel en het opheffen van vismigratieknelpunten wordt jaarlijks gemonitord. De laatste jaren is de voortgang van een groot aantal herstelprojecten gestagneerd doordat de gronden die nodig zijn voor de inrichtingsmaatregelen niet beschikbaar zijn. Het beschikbaar krijgen van gronden vergt tijd, omdat dit in overleg met de gebiedspartners gebeurt. Voor beek en kreekherstel is niet exact aan te geven hoeveel hectares nog nodig zijn, omdat dit verschilt per type waterloop en de te nemen inrichtingsmaatregelen. Over het algemeen is er meer grond nodig voor vrij afstromende wateren (beken) dan voor stagnante wateren (sloten en weteringen in poldergebieden).
b. In de Maatwerkovereenkomsten met de waterschappen zijn in totaal 232 vismigratieknelpunten opgenomen als KRW-maatregel.
c. Momenteel zijn er 112 knelpunten voor vismigratie opgeheven/in uitvoering. Daarnaast hebben de waterschappen nog circa 120 vispassages in de pijplijn. De verwachting is dat circa 90% voor eind 2027 wordt gerealiseerd.
d. Bij het oplossen van vismigratieknelpunten hangt de behoefte aan grondbeschikbaarheid af van het type vispassage om het knelpunt op te lossen, passend bij de betreffende waterloop. Bij vrij afstromende beken waar vismigratieknelpunten worden geïntegreerd met beekherstel (hermeandering) is de grondbehoefte groter dan bij waterlopen waar sprake is van kleinschaliger maatregelen (bijvoorbeeld een natuurvriendelijke oever met solitaire vispassage).


4. "Partners geven aan dat het beschikbaar krijgen van NNB-gronden op vrijwillige basis niet overal tot de gewenste resultaten zal leiden, zeker nu flexibel begrenzen niet meer mogelijk is." Wordt met flexibel begrenzen hetzelfde bedoeld als met overbegrenzing? Zo nee, kunt u dit toelichten?

Antwoord:
Alleen bijbegrenzen is inderdaad niet meer mogelijk omdat dat leidt tot overbegrenzing. De omvang van het NNN mag niet weer opnieuw toenemen. Maar er is nog wel enige flexibiliteit; op basis van goede (ecologische) argumenten kan namelijk het NNN verlegd worden, maar dan wel met een saldo-nul-benadering; er moet ook een voorstel bijzitten wat er dan van het NNN af kan.


5. Over realisatie ecologische verbindingszones wordt gesteld “betrokken gemeenten geven hier vaak geen prioriteit aan”. Wat is er gedaan vanuit de provincie om ervoor te zorgen dat gemeenten hier wel prioriteit aangeven?

Antwoord:
In 2021 is vanuit de provincie het project PONG (Projectteam Ondersteuning Natuurontwikkeling Gemeenten) gestart. Hiervoor zijn de gemeenten bezocht die EVZ’s moeten gaan realiseren. Er zijn ca 20 gemeenten bezocht. Afhankelijk van de situatie in die gemeente is maatwerk geleverd. Er is gekeken wat nodig is om de voortgang aan te jagen. Voorbeelden van verrichte werkzaamheden zijn; het faciliteren van overleggen met partners betrokken bij de EVZ in die gemeente, het verkennen van financieringsmogelijkheden, uitleg over subsidiemogelijkheden, hulp bij voorbereiden besluitvormende stukken. Dit project is in 2023 afgerond. Momenteel wordt bekeken of er andere manieren nodig zijn om een impuls te geven.


6. Indicator: “In 2030 is de stand van de populaties kwetsbare en bedreigde planten en dieren minimaal behouden t.o.v. 2022.” Waarom is ervoor gekozen om in 2030 de stand van de populaties kwetsbare en bedreigde planten en dieren minimaal behouden t.o.v. 2022; op basis waarvan is voor het jaartal 2022 gekozen?

Antwoord:
Het jaartal 2022 hangt samen met het nieuwe beleidskader natuur en het vastleggen van de nieuwe prestatie-indicatoren daarvoor. De indicator geeft de beginwaarde weer per 2022 t.o.v. referentiesituatie van 100% in 1995.


7. De bestuurlijke inzet heeft er tot op heden niet toe geleid dat het rijk beweegt en haar verantwoordelijkheid pakt door te sturen (routeren) op hoeveelheden gevaarlijke stoffen over het Brabantspoor. Het Rijk blijft van mening dat de externe veiligheid nabij het spoor op orde is en overweegt zelfs om de risicoplafonds af te schaffen. Het is dan aan de gemeenten om te verantwoorden of nieuwe woningbouw nabij het spoor veilig kan. Op basis van de nieuwe Uitvoeringsagenda Milieu zullen we deze indicator herijken. Op welke wijze wordt de indicator herijkt?

Antwoord:
Bij de uitvoeringsagenda Milieu 2024-2027 (UAM) zijn prestaties/indicatoren opgesteld die opgenomen worden in de begroting 2025-2027. De onderbouwing van de keuze is besproken met de werkgroep Indicatoren van PS, waarbij in de Statenmededeling UAM (punt 6) toegelicht is hoe omgegaan is met het advies van de werkgroep. In bijlage 'Begrotingswijziging Milieu' zijn de indicatoren opgenomen waarop verantwoord wordt in de begroting 2025. Daarin is de indicator voor Externe Veiligheid niet meer opgenomen. In de UAM is op blz. 23 aangegeven hoe we de relevante veiligheidsrisico's monitoren op niveau van de UAM.


8. “In een aantal sectoren zijn de rendementen afgelopen jaar goed geweest en zijn bedrijven -gemiddeld genomen - prima in staat om milieu-investeringen te doen.”
a. Over welke sectoren hebben we het hier?
b. Op welke wijze kan en wordt bij uitvoering van Programma 7 Landbouw en voedsel rekening gehouden met deze verschillen tussen sectoren, maar ook met de verschillen binnen sectoren, als het gaat om de mate waarin bedrijven zelf in staat zijn om milieu-investeringen te doen? (We zijn ons ervan bewust dat er o.a. speciale regelingen voor melkveehouders zijn, maar we vragen ons vervolgens af in hoeverre ook met zulke regelingen rekening gehouden met de mate waarin bedrijven zelf “prima in staat [zijn] om milieu-investeringen te doen”?

Antwoord:
a. Varkens-, geiten en pluimveehouderij
b. Projecten en regelingen zijn meestal gekoppeld aan een bepaalde thematiek of sector om zo de inzet van onze middelen zo goed mogelijk te ‘richten’. De moeilijkheidsgraad binnen een sector om de beleidsdoelen te realiseren is een belangrijke factor in het bepalen van onze inzet. In de opzet van een regeling proberen we dan zo selectief mogelijk te zijn, maar het is nooit uit te sluiten dat bedrijven aanspraak kunnen maken op ondersteuning voor iets wat ze ook op eigen kracht zouden kunnen.


9. Streefwaarde "Aantal veehouders financieel ondersteund die investeren in een bestaand stalsysteem met rijksmiddelen". Hoeveel van deze financiële ondersteuning is tot nu toe ingezet voor stalsystemen waarvan de Raad van State de vergunning heeft moeten schrappen omdat de (emissiereductie-)effectiviteit van de stalsystemen niet voldoende is aangetoond/bewezen? Hoeveel veehouders betreft dit?

Antwoord:
Er is geen financiële ondersteuning met rijksmiddelen ingezet voor huisvestingssystemen waarvoor de Raad van State de vergunning heeft vernietigd. Er is ook (nog) geen subsidieregeling door het rijk opengesteld voor investeringen in bestaande huisvestingssystemen. Op 21 oktober gaat voor bewezen maatregelen een innovatieregeling in het kader van de Aanpak Piekbelasting open.


10. Enerzijds wordt aangegeven: “Er is nog geen eenduidige definitie beschikbaar wanneer een bedrijf natuurinclusief is. Het aantal natuurinclusieve bedrijven kunnen we daarom niet monitoren”. Tegelijkertijd staat de streefwaarde “Aantal begeleide bedrijven bij hun omschakeling naar natuurinclusief (incl. businessplan)” op groen.
a. Hoe kan het aantal naar natuurinclusief begeleide bedrijven gemonitord zijn, als het aantal daadwerkelijk natuurinclusieve niet gemonitord kan worden?
b. Wordt het risico gelopen dat bedrijven straks – zodra er wel een eenduidige definitie is – richting omschakeling zijn begeleid met een businessplan dat deels niet blijkt te voldoen aan de definitie van NIL? Zo nee, hoe wordt dat risico ondervangen?

Antwoord:
a. We monitoren de output van onze inzet en instrumenten, het aantal bedrijven door deelname hieraan stappen zet naar een natuurinclusieve bedrijfsvoering. Door het ontbreken van een eenduidige definitie zijn we nog niet in staat de outcome goed in beeld te brengen: het aantal natuurinclusieve bedrijven in de provincie Noord-Brabant.
b. Het geschetste risico wordt inderdaad gelopen. We mitigeren dat risico door actief betrokken te zijn bij het landelijke traject om te komen tot een definitie, en daar inbreng te leveren over de Brabantse situatie. Ook landelijk is er besef dat de transitie naar natuurinclusief een beweging in meerdere stappen is en wordt op dit moment gewerkt aan een definitie met meerdere niveaus, waar veel type ondernemers in te passen zijn.


11. In hoeverre hebben uitgebrachte omschakeladviezen biologische landbouw daadwerkelijk tot een omschakeling geleid?

Antwoord:
In de meeste gevallen hebben de adviesgesprekken ertoe geleid dat deze ondernemers verder zijn gegaan met omschakelen of het verdere voorbereiden van dit proces.
Omschakelen naar biologische landbouw is vaak een werk en denkproces van enkele jaren.
Meerdere ondernemers zijn na het adviesgesprek verdergegaan in de studiegroep omschakeling biologische landbouw.


12. Hoe zou dit nog verder gestimuleerd kunnen worden zodat er meer adviezen uitgebracht kunnen worden? Is het mogelijk om bij de gronden die de provincie zelf verpacht, als voorwaarde op te nemen dat er alleen biologische landbouw op plaats kan vinden?

Antwoord:
Het stimuleren van de afzet, onder andere in de eigen bedrijfscatering van Provincie Noord-Brabant, zorgt ervoor dat meerdere ondernemers kunnen gaan omschakelen naar biologische landbouw.
Voor biologische productie moeten zowel de ondernemers als hun percelen gecertificeerd zijn door Skal. Bij verpachting van de eigen provinciale gronden zetten we in op het stimuleren van duurzame landbouw. Inschrijvers met duurzaamheidcertificaten worden steker bevoordeeld, dit geldt het meest voor Skal gecertificeerde bedrijven. Wanneer onze percelen Skal gecertificeerd zijn, verpachten wij het in beginsel enkel aan biologische ondernemers. Alle percelen enkel Skal gecertificeerd verpachten heeft nu te forse consequenties in de markt, in onze boekhouding en bij een aantal processen.