Tech­nische vragen over het Beleids­kader Natuur 2023-2030


Indiendatum: 23 sep. 2022

Alle stukken behorende bij het Beleidskader Natuur 2023-2030 zijn hier te vinden.


Pag. 26: De opgaven vanuit het Regionaal Programma Water en Bodem zijn groot en de uiteindelijke effecten van de inzet nog onzeker.

1. In het Regionaal Programma Water en Bodem maken we de omslag van een probleemgerichte naar een systeemgerichte aanpak. Er is een trendbreuk nodig, een nieuwe manier van denken. Waar wordt voor deze omslag gezocht naar kennis en aangehaakt bij ervaring; wie ondersteunt de provincie?

2. Is voldoende kennis en ervaring in huis voor deze nieuwe manier van denken of moet ook worden gezocht naar expertise elders?

Pag. 37: In 2027 zijn de belangrijkste delen van het Natuurnetwerk Brabant gerealiseerd en is voor het hele Natuurnetwerk Brabant de inrichting vastgelegd.

3. Op welk(e) moment(en) hebt u de versmalling van de Brabantse natuurambities met PS besproken?

Pag. 37: Dan (2027) is ook bekend wie de eindbeheerder is.

4. Wie neemt in de tussentijd het beheer voor zijn rekening?

Pag. 37: De gemeenten dagen wij uit eindbeheerder te worden.

5. In hoeverre bent u hier sturend in naar de gemeenten toe?

6. Welke hulp, afgezien van het PONG, gaat u de gemeenten bieden die niet de slagkracht, capaciteit en middelen hebben om uw ambities voor de gemeenten waar te maken?

De term ‘uitdaging’ doet aan een bepaalde mate van vrijblijvendheid denken.

7. Waarom komen zoveel ‘doelstellingen’ wat betreft natuur in het beleidskader tot uiting als ‘uitdagingen’?

U zegt regelmatig dat inrichting, realisatie en vooral natuurkwaliteit zich moeilijk laten meten als wij u vragen om resultaten.

8. Hoe zullen de doelen op pag. 37 worden gemeten?

Pag. 39: De ambitie is om tot 2030 maar liefst 13.000 hectare nieuw bos erbij krijgen, zowel binnen als buiten het bestaande Natuurnetwerk Brabant. Voor revitalisering van het provinciale bomenbestand is de uitdaging nog groter: 60.000 hectaren in 2050. Het is echter algemeen bekend dat grondverwerving – voor de meeste doelen - moeilijk is.

9. De realisatie van het Brabantse actieplan Bomen gaat op basis van vrijwilligheid, in samenspraak met beheerders. Hoeveel hectaren komen er tot en met 2027, jaarlijks beschikbaar ten behoeve van het Brabantse Actieplan Bomen?

Vanuit meerdere gemeenten komt de opmerking dat niet duidelijk is wat van hen wordt verwacht, en waar de provincie zelf over gaat. Dit is een obstakel voor de uitvoering van het beleidskader.

10. Binnen welk tijdsbestek bent u voornemens om voor de andere overheden helder te formuleren wat van hen wordt verwacht t.a.v. het natuurbeleid?

De invulling van de ambities in het beleidskader zal worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Natuur. Dan zal duidelijk worden wie welke rol heeft in het nieuwe natuurbeleid.

11. In hoeverre worden de partners (gemeenten, waterschappen etc.) betrokken in de totstandkoming van de Uitvoeringsagenda Natuur?

De invulling van de ambities in het beleidskader zal worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Natuur. Dan zal bijvoorbeeld duidelijk worden hoe de bezuinigingsopgave voor de EVZ’s eruit ziet.

12. In hoeverre worden de partners (TBO’s Natuur- en milieuorganisaties gemeenten, waterschappen etc.) betrokken in de totstandkoming van de Uitvoeringsagenda Natuur?

In de nota zienswijzen antwoordt u aan een particuliere indiener van een zienswijze dat door de tijdsdruk het niet mogelijk was om een uitgebreid participatietraject te doorlopen en dat u dat als verbeterpunt meeneemt voor de volgende keer.

13. Hoe is de genoemde tijdsdruk ontstaan?

14. Hoe wordt vastgelegd dat er bij deze en andere beleidskaders in de toekomst wel een uitgebreid participatietraject wordt doorlopen?

Op meerdere momenten wordt de term "landschapsgrond" gebruikt.

15. Hoe wordt het begrip "landschapsgrond" gedefinieerd? Welke juridische, fiscale en planologische middelen zijn nodig om dit te concretiseren?

Pag. 31 stikstofwet: het doel is in 2030 is minimaal de helft van de beschermde N2000 gebieden op een gezond stikstofniveau te hebben.

16. Betreft het hier de helft van alle Nederlandse N2000-gebieden, of van de Brabantse? Betreft het alleen de stikstofgevoelige gebieden of is het doel de helft van alle N2000 gebieden? Maakt het uit hoe groot een gebied is?

Pag. 37: Ook kan het een impuls betekenen en biedt het mogelijkheden voor andere laagdynamische functies. Die vormen een versterking van de gebiedskwaliteit.

17. Wat wordt verstaan onder laagdynamische functies? Hoe wordt geborgd dat deze laagdynamisch blijven? Op welke wijze leveren die een versterking van de gebiedskwaliteit?

Indiendatum: 23 sep. 2022
Antwoorddatum: 23 sep. 2022

Pag. 26: De opgaven vanuit het Regionaal Programma Water en Bodem zijn groot en de uiteindelijke effecten van de inzet nog onzeker.

1. In het Regionaal Programma Water en Bodem maken we de omslag van een probleemgerichte naar een systeemgerichte aanpak. Er is een trendbreuk nodig, een nieuwe manier van denken. Waar wordt voor deze omslag gezocht naar kennis en aangehaakt bij ervaring; wie ondersteunt de provincie?

Antwoord:
Het opstellen en uitvoeren van beleid op het vlak van water en vitale bodem vindt plaats in overleg en samenwerking met andere overheden (waterschappen, rijk, provincies en gemeenten), maatschappelijke partijen en landelijke en regionale kennisinstellingen. Via vele samenwerkingsverbanden vindt samenwerking in de uitvoering en kennisvergroting en -deling plaats.
Enkele voorbeelden zijn landelijke samenwerking op het vlak van hoogwaterbescherming en ruimtelijke inrichting in het kader van het Deltaprogramma en Integraal Riviermanagement, regionale samenwerking op het vlak van waterkwaliteit en zoet water in het kader van het Regionaal Bestuurlijk Overleg Maas en Deltaplan Hoge Zandgronden, het breed bestuurlijk grondwateroverleg met alle grondwaterpartners in Brabant, de nauwe samenwerking met de waterschappen voor uitvoering van maatregelen voor water en natuur via onder andere de maatwerkovereenkomsten, de aanpak klimaatadaptatie Zuid-Nederland, de praktijkaanpak BodemUp, en het recente door Brabantse partners gevraagde advies aan de onafhankelijke adviescommissie droogte Noord-Brabant ‘Zonder water, geen later’.
Voor verdere informatie verwijzen wij naar het Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027, de meest recente statenmededeling over de stand van zaken van het programma water en bodem en het Programmeringsdocument Regionaal Water en Bodemprogramma 2023)


2. Is voldoende kennis en ervaring in huis voor deze nieuwe manier van denken of moet ook worden gezocht naar expertise elders?

Antwoord:
zie antwoord op vraag 1


Pag. 37: In 2027 zijn de belangrijkste delen van het Natuurnetwerk Brabant gerealiseerd en is voor het hele Natuurnetwerk Brabant de inrichting vastgelegd.

3. Op welk)e) moment(en) hebt u de versmalling van de Brabantse natuurambities met PS besproken?

Antwoord:
In het Programmeringsdocument natuur 2023 zoals besproken op 16 september jl. is aangegeven dat de bezuiniging op natuur wordt ingevuld binnen het provinciale deel van de natuurambities. Dit betekent een andere (kwalitatieve) invulling van het provinciaal deel van het Natuurnetwerk en een temporisering tot en met 2035 van de realisatie van (een deel van) de ecologische verbindingszones. De concrete gevolgen voor de resultaten/uitvoering worden in beeld gebracht in de Uitvoeringagenda Natuur 2023-2027.


Pag. 37: Dan (2027) is ook bekend wie de eindbeheerder is.

4. Wie neemt in de tussentijd het beheer voor zijn rekening?

Antwoord:
Voor de realisatie van nieuwe natuur worden afspraken gemaakt met de beoogde eindbeheerder. Tot aan overdracht aan de eindbeheerder wordt de natuur beheerd door de partij die de grond in eigendom heeft en/of de inrichting uitvoert.


Pag. 37: De gemeenten dagen wij uit eindbeheerder te worden.

5. In hoeverre bent u hier sturend in naar de gemeenten toe?

Antwoord:
Hierin zijn wij niet sturend (kunnen we niet verplichten) maar alleen stimulerend.


6. Welke hulp, afgezien van het PONG, gaat u de gemeenten bieden die niet de slagkracht, capaciteit en middelen hebben om uw ambities voor de gemeenten waar te maken?

Antwoord:
Gemeenten kunnen met hun hulpvraag al op verschillende plekken binnen de provincie terecht zoals bij de Werkeenheid GOB of het programma Ruimte. PONG maakt hierbij het verschil door actief naar de gemeenten toe te gaan en mee te denken en te werken aan vaak complexe hulpvragen en hierbij één duidelijk aanspreekpunt te zijn.


De term ‘uitdaging’ doet aan een bepaalde mate van vrijblijvendheid denken.

7. Waarom komen zoveel ‘doelstellingen’ wat betreft natuur in het beleidskader tot uiting als ‘uitdagingen’?

Antwoord:
De term uitdagen is gebruikt op blz. 37 “Ook gaan we actief gemeenten benaderen en ondersteunen om EVZ’s te realiseren en de gemeenten uitdagen om eindbeheerder te worden.” Gemeenten kunnen hier niet toe worden gedwongen. Uitdagen is hier dan bedoeld als uitnodigen.


U zegt regelmatig dat inrichting, realisatie en vooral natuurkwaliteit zich moeilijk laten meten als wij u vragen om resultaten.

8. Hoe zullen de doelen op pag. 37 worden gemeten?

Antwoord:
De doelen met betrekking tot inrichting en realisatie zijn kwantitatief te meten via het aantal hectares of het aantal nieuwe faunapassages. Voor de natuurkwaliteit is het moeilijk om dit in enkele indicatoren weer te geven. Op provinciaal en landelijk niveau wordt natuurmonitoring momenteel herzien, zoals ook aangegeven bij de meeste recente rapportage Toestand van de Brabantse Natuur 2020. We sluiten daarom aan bij de methodiek van natuurkwaliteit-monitoring die landelijk wordt ontwikkeld.


Pag. 39: De ambitie is om tot 2030 maar liefst 13.000 hectare nieuw bos erbij krijgen, zowel binnen als buiten het bestaande Natuurnetwerk Brabant. Voor revitalisering van het provinciale bomenbestand is de uitdaging nog groter: 60.000 hectaren in 2050. Het is echter algemeen bekend dat grondverwerving – voor de meeste doelen - moeilijk is.

9. De realisatie van het Brabantse actieplan Bomen gaat op basis van vrijwilligheid, in samenspraak met beheerders. Hoeveel hectaren komen er tot en met 2027, jaarlijks beschikbaar ten behoeve van het Brabantse Actieplan Bomen?

Antwoord:
De ambitie voor extra bos vloeit voort uit het klimaatakkoord en betreft daarmee een gezamenlijke inspanning van alle betrokken overheden en maatschappelijke organisaties. Enkele belangrijke randvoorwaarden daarbij zijn het beschikbaar krijgen van financiële middelen en ruimtelijke inpassingsmogelijkheden. Hoewel er met het Actieplan Brabantse Bomen aan hoopvolle perspectieven wordt gewerkt, is het nu nog te vroeg om een onderbouwde planning te geven van het aantal hectaren extra bos dat per 2027 zal zijn gerealiseerd.


Vanuit meerdere gemeenten komt de opmerking dat niet duidelijk is wat van hen wordt verwacht, en waar de provincie zelf over gaat. Dit is een obstakel voor de uitvoering van het beleidskader.

10. Binnen welk tijdsbestek bent u voornemens om voor de andere overheden helder te formuleren wat van hen wordt verwacht t.a.v. het natuurbeleid?

Antwoord:
In de Uitvoeringsagenda Natuur 2023-2027 gaan wij nader in op de rolverdeling tussen overheden: Rijk, provincie, waterschappen, gebiedspartners, gemeenten en andere stakeholders. De Uitvoeringsagenda wordt dit najaar opgesteld en zal in december worden vastgesteld door GS. Uw Staten worden hierover geinformeerd.
Bij het opstellen van de Uitvoeringsagenda worden externe stakeholders geraadpleegd via onder andere een aantal werksessies.


De invulling van de ambities in het beleidskader zal worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Natuur. Dan zal duidelijk worden wie welke rol heeft in het nieuwe natuurbeleid.

11. In hoeverre worden de partners (gemeenten, waterschappen etc.) betrokken in de totstandkoming van de Uitvoeringsagenda Natuur?

Antwoord:
zie antwoord op vraag 10


De invulling van de ambities in het beleidskader zal worden uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Natuur. Dan zal bijvoorbeeld duidelijk worden hoe de bezuinigingsopgave voor de EVZ’s eruit ziet.

12. In hoeverre worden de partners (TBO’s Natuur- en milieuorganisaties gemeenten, waterschappen etc.) betrokken in de totstandkoming van de Uitvoeringsagenda Natuur?

Antwoord:
zie antwoord op vraag 10


In de nota zienswijzen antwoordt u aan een particuliere indiener van een zienswijze dat door de tijdsdruk het niet mogelijk was om een uitgebreid participatietraject te doorlopen en dat u dat als verbeterpunt meeneemt voor de volgende keer.

13. Hoe is de genoemde tijdsdruk ontstaan?

Antwoord:
De tijdsdruk is ontstaan, omdat er in een zeer kort tijdsbestek het ontwerp-Beleidskader Natuur gereed moest zijn, i.v.m. het aflopen van het huidige Beleidskader Brabant Uitnodigend Groen eind 2022. Dit was een optelsom van meerdere factoren zoals de wisseling van het college en langere doorlooptijd van de evaluatie BrUG en andere onderzoeken en adviezen. Daarmee was het niet meer mogelijk om een uitgebreid participatietraject te doorlopen.


14. Hoe wordt vastgelegd dat er bij deze en andere beleidskaders in de toekomst wel een uitgebreid participatietraject wordt doorlopen?

Antwoord:
Daar kan nog geen antwoord op worden gegeven, omdat het een politieke of bestuurlijke wens is om bij het totstandkomen van een beleidskader een uitgebreid participatietraject door te lopen.


Op meerdere momenten wordt de term "landschapsgrond" gebruikt.

15. Hoe wordt het begrip "landschapsgrond" gedefinieerd? Welke juridische, fiscale en planologische middelen zijn nodig om dit te concretiseren?

Antwoord:
Landschapsgrond wordt gedefinieerd als een tussenvorm van natuur- en landbouwgrond. Het ministerie van LNV werkt momenteel aan de uitwerking van het instrument ‘landschapsgrond’ tot concrete voorstellen.


Pag. 31 stikstofwet: het doel is in 2030 is minimaal de helft van de beschermde N2000 gebieden op een gezond stikstofniveau te hebben.

16. Betreft het hier de helft van alle Nederlandse N2000-gebieden, of van de Brabantse? Betreft het alleen de stikstofgevoelige gebieden of is het doel de helft van alle N2000 gebieden? Maakt het uit hoe groot een gebied is?

Antwoord:
De hoeveelheid stikstofbelasting moet in 2030 worden teruggebracht tot een niveau onder de kritische depositiewaarde voor ten minste 50% van het areaal met voor stikstof gevoelige habitats in de Nederlandse Natura 2000-gebieden. Dit geldt niet per gebied/provincie, maar geldt voor het totale areaal in Nederland. Het maakt daarbij niet uit hoe groot een gebied is.


Pag. 37: Ook kan het een impuls betekenen en biedt het mogelijkheden voor andere laagdynamische functies. Die vormen een versterking van de gebiedskwaliteit.

17. Wat wordt verstaan onder laagdynamische functies? Hoe wordt geborgd dat deze laagdynamisch blijven? Op welke wijze leveren die een versterking van de gebiedskwaliteit?

Antwoord:
Hierbij kan worden gedacht aan extensieve vormen van landgebruik zoals extensieve landbouw, agro forestry, waterberging, recreatie, energieopwekking, kleinschalige woningbouw.

Interessant voor jou

Technische vragen over de Bestuursrapportage II-2022 (Burap II-2022)

Lees verder

Technische vragen over de opkoop van een varkensbedrijf en een aanstaande uitbreiding van een varkensbedrijf, beide aan de Oisterwijksebaan in Heukelom

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer