Tech­nische vragen over de Bestuurs­rap­portage II-2022 (Burap II-2022)


Indiendatum: 20 sep. 2022

Alle stukken behorende bij de Bestuursrapportage II-2022 zijn hier te vinden, onder agendapunt 9.1.1.


Bij de indicatoren zijn de streefwaarden per jaar soms cumulatief en soms niet. Een consistente weergave van de streefwaarden zou de leesbaarheid van de Burap kunnen vergroten.

1. Kan hier voortaan rekening mee gehouden worden?

Programma 3 Water en bodem
“Vanuit de provincie Noord-Brabant is besloten om meer samenhang tussen de samenwerkingsverbanden Zuidwestelijke Delta (ZWD), Waterpoort (WP) en Geopark Schelde Delta (GPSD) aan te brengen, omdat de gebiedsgrenzen en opgaven complementair zijn aan elkaar.” (p. 16)

2. Hoe ziet deze samenhang eruit?

Verdrogingsaanpak natte natuurparels, twee indicatoren “Hectares (…) waar(in) maatregelen zijn getroffen” (p. 17). Dit doet nog geen uitspraak over het effect van die maatregelen.

3. Tellen die ha pas mee als duidelijk is dat het doel, voldoende vernatting cq opheffen verdroging ook is of zeker wordt bereikt? Of telt elke maatregel mee, ook als blijkt dat het effect onzeker of te gering is?

Programma 4 Natuur en milieu
“De uitvoering van eerste 5 projecten uit de Uitvoeringsagenda Schone Lucht Akkoord (SLA) ligt op koers” en bevat onder andere een pilot voor combiluchtwassers. (p. 24)

4. Wat houdt deze pilot in?

VHT-taken. Er is een aantal knelpunten benoemd waaronder "beperkte beschikbaarheid Aerius" (p. 24).

5. Wordt hier inderdaad "beschikbaarheid" bedoeld? Zo ja, waar ligt dat aan? Of wordt bedoeld "geschiktheid", i.v.m. recente rechtelijke uitspraken?

De doelstellingen voor EVZ’s en de bossenstrategie zijn verlaagd.

6. Wat waren voor beide onderwerpen de originele einddoelstellingen?

Programma 5 Economie, Kennis en Talentontwikkeling
Drie vragen over indicator “Brabant leert; Minimaal 5000 Brabanders krijgen de mogelijkheid om zich jaarlijks gesubsidieerd om- en bij te scholen richting kansrijke beroepen en t.b.v. krapte- en transitiesectoren” (p. 37).

7a. Waarin wijkt dit af van en/of wat voegt dit toe aan en/of hoe verhoudt zich dit tot landelijk beleid zoals het STAP-budget en de programma's van UWV?

7b. Wie voert dit uit?

7c. Wie geldt in deze context als "Brabander"?

Indicator: “groei werkgelegenheid” (p. 38). Er is een enorme krapte op de arbeidsmarkt.

8. Wordt "groei werkgelegenheid" nader gespecificeerd in een gewenste richting of is elke werkgelegenheid gewenst?

Programma 7 Landbouw en voedsel
Drie vragen n.a.v. indicator “Verhouding tussen de bewerkte mest en de gewasbehoefte in Nederland” (p. 47).

9a. Wat is de gedachte achter de verhouding tussen enerzijds de enkel in Brabant bewerkte mest en anderzijds de gewasbehoefte in heel Nederland?

9b. Hoe wordt met deze indicator er rekening mee gehouden dat de nationale gewasbehoefte niet enkel op bewerkte mest uit Brabant is gericht?

9c. Wanneer zal het resultaat van de nulmeting bekend zijn?

Drie vragen over biodiversiteitsmonitor Akkerbouw en Veehouderij: “Door het testen en toepassen van de biodiversiteitsmonitoren akkerbouw en veehouderij wordt positief bijgedragen aan de kwantiteit en kwaliteit van het water- en bodemsysteem” (p. 49).

10a. Hoeveel verbetering van de kwantiteit en kwaliteit van het water- en bodemsysteem is er te danken aan de 190 deelnemers aan de Biodiversiteitmonitor veehouderij in 2021?

10b. Hoeveel verbetering van de kwantiteit en kwaliteit van het water- en bodemsysteem is er te verwachten indien de streefwaarden voor 2022 en 2023 worden behaald?

10c. Hoeveel kosten zijn er voor de provincie (maximaal) gemoeid met het toepassen van de Biodiversiteitmonitor veehouderij, indien de streefwaarden voor 2022 (150) en 2023 (160) worden behaald?

“Ontwikkeling van bedrijvigheid in nieuwe eiwitten in aantallen bedrijven en werknemers (5% groei per jaar)” (p. 50).

11. Het verbaast ons dat er geen waarde bij de nulmeting is gegeven, aangezien wij de indruk hebben dat de provincie aardig goed op de hoogte is van de bedrijvigheid rond de eiwittransitie in Brabant. Graag een toelichting, en daarnaast de vraag wanneer wij de nulmeting kunnen verwachten.

Twee vragen n.a.v. de twee indicatoren “Gemiddelde waardering burgers voor de agrifoodsector in Brabant (op niveau of verbetering van waardering)” en “Percentage Brabanders met zorgen over de gezondheid in relatie tot de veehouderij (afname percentage)” (p. 56).
In april 2021 diende onze fractie een motie in waarmee GS werd verzocht het draagvlak onder Brabanders voor (meer) mestverwerkingsinstallaties in Brabant te meten. Het college ontraadde deze motie, omdat het niet recht zou doen aan de complexiteit die erachter zit.

12a. Wat is in essentie het verschil tussen het meten van draagvlak voor mestverwerking enerzijds, en waardering voor de agrifoodsector en zorgen over de gezondheid anderzijds, waardoor het eerste niet gemeten zou kunnen worden, en de andere twee indicatoren wel?

12b. Zou, indien PS daar behoefte aan hebben, het draagvlak onder Brabander voor (meer) mestverwerkingsinstallaties in Brabant ondertussen wél gemeten kunnen worden (bijvoorbeeld op de wijze waarop al een aantal jaren het draagvlak voor de energietransitie in Brabant wordt gemeten)?

“Korte ketens worden vaak gezien als een belangrijk middel om dit te bereiken: de consument koopt direct bij de boer of met maximaal één schakel ertussen. De afgelopen jaren is gebleken dat veel initiatieven het niet volhouden.” (p. 57)

13. Welke oorzaken zijn er bekend voor het niet volhouden?

De indicatoren voor het programma Landbouw en voedsel komen niet helemaal overeen met de indicatoren zoals ze zijn aangekondigd in de uitvoeringsagenda Landbouw en Voedsel 2022-2023, waarbij werd aangegeven dat ze zouden worden opgenomen in de S&V-cyclus.

14. Hoe komt dat?

Programma 8 Basisinfrastructuur mobiliteit
Drie vragen ober indicator: “Ontwikkeling emissie broeikasgassen vanuit mobiliteit uitgedrukt in CO2 equivalenten (in absolute aantallen in tonnen uitstoot) (Noord-Brabant): emissie < vorige jaar.” (p. 63)

15a. Er staat geen groen, oranje of rood verkeerslicht bij deze indicator, en ook een toelichting ontbreekt. Zijn die per abuis afwezig?

15b. Aangezien uitstootcijfers over een bepaald jaar doorgaans pas anderhalf jaar later bekend zijn; is deze indicator wel bruikbaar?

15c. Wat wijst er op dat we de gestelde doelen van 50% reductie in 2030 al dan niet halen? Liggen we op schema?

“Alle verlichting langs provinciale wegen is in 2023 vervangen door LED (uitvoering 2022 en 2023)” (p. 64).
Er staat geen toelichting bij, maar het ‘verkeerslicht’ (met LED-verlichting?) staat op groen.

16. Betekent dit dat we er inderdaad vanuit kunnen gaan dat langs de provinciale wegen vanaf 2024 enkel nog LED-verlichting brandt?

Programma 10 Vrijetijd, Cultuur, Sport en Erfgoed
Inzet Leisure Ontwikkel Fonds (LOF) Noord-Brabant (p. 73)

In 2022 is een startup gefinancierd en een lening verstrekt. De verwachting is dat er meer aanvragen zullen komen.

17. Worden de aanvragen voor het LOF ook beoordeeld op compatibiliteit met andere provinciale doelen, zoals bijvoorbeeld energiebezuiniging, natuurinclusief, etc.?

Investeringsschema (bijlage 2)
In het investeringsschema staan meerdere regels ‘wegeninvesteringen’. Uit de beantwoording van onze technische vragen over de Burap I-2022 blijkt dat de eerste regel ‘wegeninvesteringen’ het groot onderhoud betreft. De andere regels ‘wegeninvesteringen’ gaan om de ‘plus’, maar dat “gaat maar zelden over echt nieuwe aanleg. In veel gevallen wordt in combinatie met het groot onderhoud het wegvak verbeterd in het kader van de leefbaarheid, verkeersveiligheid en/of de doorstroming.”

18. Is het mogelijk om voortaan in de P&C-stukken duidelijk onderscheid aan te brengen in de kosten/middelen/investeringen voor: onderhoud; leefbaarheid; verkeersveiligheid, en; doorstroming?

Instellingsbesluit reserve Europese Programma's 2022-2027
Voorgesteld wordt om bijdragen van diverse programma’s (zie besluitpunten c1 t/m c4) aan de reserve Europese programma’s toe te voegen.

19. Worden de bijdrage uit de provinciale programma’s uitsluitend ingezet voor cofinanciering van projecten voor dat programma, ofwel blijven ze geoormerkt voor projecten binnen het programma waaruit de reservering wordt gedaan?

Indiendatum: 20 sep. 2022
Antwoorddatum: 29 sep. 2022

Alle stukken behorende bij de Bestuursrapportage II-2022 zijn hier te vinden, onder agendapunt 9.1.1.


Bij de indicatoren zijn de streefwaarden per jaar soms cumulatief en soms niet. Een consistente weergave van de streefwaarden zou de leesbaarheid van de Burap kunnen vergroten.

1. Kan hier voortaan rekening mee gehouden worden?

Antwoord:
Wij zullen hier in de toekomst zoveel mogelijk rekening mee houden.
Het gebruik van cumulatieve en niet-cumulatieve streefwaarden blijft echter sterk afhangen van de indicator


Programma 3 Water en bodem

“Vanuit de provincie Noord-Brabant is besloten om meer samenhang tussen de samenwerkingsverbanden Zuidwestelijke Delta (ZWD), Waterpoort (WP) en Geopark Schelde Delta (GPSD) aan te brengen, omdat de gebiedsgrenzen en opgaven complementair zijn aan elkaar.” (p. 16)

2. Hoe ziet deze samenhang eruit?

Antwoord:
Voor alle drie de projecten (Zuidwestelijke Delta, Waterpoort en het Geopark Schelde Delta) ligt de focus op de thema’s klimaat, water, natuur en erfgoed/economische ontwikkeling. Daarnaast zijn de gebiedsgrenzen overlappend. Door samenhang aan te brengen tussen deze drie projecten werken we integraler en kunnen we onze middelen efficiënter inzetten.
Dit doen we door de (strategische) uitvoering centraal te coördineren en vanuit een team te werken. We zetten bijvoorbeeld Waterpoort in voor gebiedsprocessen en projecten die vanuit de Zuidwestelijke Delta in West-Brabant landen. Of verbinden projecten uit het Geopark om zo opgaven in de Zuidwestelijke Delta te realiseren.


Verdrogingsaanpak natte natuurparels, twee indicatoren “Hectares (…) waar(in) maatregelen zijn getroffen” (p. 17). Dit doet nog geen uitspraak over het effect van die maatregelen.

3. Tellen die ha pas mee als duidelijk is dat het doel, voldoende vernatting cq opheffen verdroging ook is of zeker wordt bereikt? Of telt elke maatregel mee, ook als blijkt dat het effect onzeker of te gering is?

Antwoord:
In de KRW is afgesproken dat de maatregelen voor 2027 uitgevoerd moeten zijn en dat het effect (hydrologisch herstel van de natuur) later mag optreden. De indicator is dus gericht op de hectares waarin maatregelen zijn genomen. Samen met onze partners bekijken we welke herstelmaatregelen het meest effectief zijn. Er worden alleen maatregelen genomen die substantieel aan natuurherstel bijdragen. De mate van natuurherstel wordt regelmatig gemonitord via de reguliere water- en natuurmonitoring (zie hiervoor www.BrabantInZicht.nl).


Programma 4 Natuur en milieu
“De uitvoering van eerste 5 projecten uit de Uitvoeringsagenda Schone Lucht Akkoord (SLA) ligt op koers” en bevat onder andere een pilot voor combiluchtwassers. (p. 24)

4. Wat houdt deze pilot in?

Antwoord:
Het ontwikkelen van een aanpak, waarmee bestaande biologische combi-luchtwassers in varkenshouderijbedrijven in Noord-Brabant goed benut kunnen worden voor ammoniak- (secundair fijnstof) en geurverwijdering, over een periode van twee jaar, zodat deze aanpak landelijk ingezet kan worden om de emissie van ammoniak en geur te verminderen en zo de luchtkwaliteit te verbeteren.


VHT-taken. Er is een aantal knelpunten benoemd waaronder "beperkte beschikbaarheid Aerius" (p. 24).

5. Wordt hier inderdaad "beschikbaarheid" bedoeld? Zo ja, waar ligt dat aan? Of wordt bedoeld "geschiktheid", i.v.m. recente rechtelijke uitspraken?

Antwoord:
Zoals op pagina 30 al is opgemerkt wordt het Aerius regelmatig geüpdatet waarbij het voorkomt dat Aerius gedurende een (korte) periode niet beschikbaar is. Hierdoor kan het rekenprogramma niet gebruikt worden en liggen deze werkzaamheden stil. Het komt ook voor dat bij lopende procedures bij een update van Aerius nieuwe berekeningen gevraagd moeten worden omdat de berekeningen volgens de laatste inzichten gemaakt moeten zijn. Daarnaast worden bij actualisaties niet alle functionaliteiten van voorgaande versies meegenomen.


De doelstellingen voor EVZ’s en de bossenstrategie zijn verlaagd.

6. Wat waren voor beide onderwerpen de originele einddoelstellingen?

Antwoord:
De doelstelling voor EVZ's was dat in het jaar 2027 de restopgave van 1.325 ha gerealiseerd zou zijn. De totale opgave is 3.080 ha, waarvan 1.755 ha al is gerealiseerd. Ter invulling van de bezuinigingsopgave wordt de einddatum van de volledige EVZ-realisatie en de resterende 1.325 ha verplaatst naar 2035. Voor 175 ha moet nog financiering worden gevonden.
De originele einddoelstelling voor extra bos is en blijft 13.000 ha extra bos in 2030 voor Brabant t.o.v. 2020. Die ambitie is niet gewijzigd. De cumulatieve realisatie van extra bos in de eerste jaren is aangepast o.b.v. de laatste inzichten.


Programma 5 Economie, Kennis en Talentontwikkeling
Drie vragen over indicator “Brabant leert; Minimaal 5000 Brabanders krijgen de mogelijkheid om zich jaarlijks gesubsidieerd om- en bij te scholen richting kansrijke beroepen en t.b.v. krapte- en transitiesectoren” (p. 37).

7a. Waarin wijkt dit af van en/of wat voegt dit toe aan en/of hoe verhoudt zich dit tot landelijk beleid zoals het STAP-budget en de programma's van UWV?

Antwoord:
Brabant Leert (www.brabantleert.nl ) is een scholingsplatform dat in 2020 (Coronatijd), in opdracht van het Pact Brabant (waarvan UWV onderdeel uitmaakt), als crisismaatregel is ontstaan. Het platform geeft direct en onbeperkt toegang tot cursussen, trainingen en opleidingen voor alle inwoners van de provincie Noord-Brabant. In juni 2021 heeft SZW €5 mln subsidie "NL leert door met sectoraal maatwerk" beschikt aan Brabant Leert waardoor het scholingsaanbod gratis kon worden gevolgd. Hierdoor hebben inmiddels ruim 6400 Brabanders zich tot september 2022 kunnen bij- of omscholen. Sinds 2022 kan via het UWV een STimulering Arbeidsmarkt Positie (STAP)-budget worden aangevraagd voor scholing en ontwikkeling. Het aanbod van Brabant Leert geleidt toe naar het STAP-budget.


7b. Wie voert dit uit?

Antwoord:
Het Pact Brabant is opdrachtgever van Brabant Leert. De 5 arbeidsmarktregio’s, de kennisinstellingen, de sociale partners en het UWV voeren dit samen uit.


7c. Wie geldt in deze context als "Brabander"?

Antwoord:
Met de Brabander worden alle Brabanders bedoeld die tot de beroepsbevolking behoren.


Indicator: “groei werkgelegenheid” (p. 38). Er is een enorme krapte op de arbeidsmarkt.

8. Wordt "groei werkgelegenheid" nader gespecificeerd in een gewenste richting of is elke werkgelegenheid gewenst?

Antwoord:
De arbeidsmarktkrapte is momenteel breed en geldt voor alle sectoren. Daarin sturen we vooral in de werkgelegenheid die voor de versterking van de innovatieve economie is genoemd in het beleidskader Economie: missiegedreven innovatie, m.a.w. werkgelegenheid om de maatschappelijke transities mogelijk te maken (zoals energie-en klimaatransities) en de 8 Brabantse clusters te versterken: high tech systemen & materialen, life sciences & health, agrifood, logistiek, automotive, maintenance ,it/ big data en ai ,chemie & biobased’.


Programma 7 Landbouw en voedsel

Drie vragen n.a.v. indicator “Verhouding tussen de bewerkte mest en de gewasbehoefte in Nederland” (p. 47).

9a. Wat is de gedachte achter de verhouding tussen enerzijds de enkel in Brabant bewerkte mest en anderzijds de gewasbehoefte in heel Nederland?

Antwoord:
Streefwaarde gaat naar een waarde (lager dan) 1. Bij waarde 1 is het mineralen aanbod uit bewerkte dierlijk mest in NL gelijk aan het mineralen behoefte voor plantaardige teelten in NL. We willen de mineralen kringlopen (NPK) op nationaal nivo sluiten., bewerkte dierlijke mest inzetten als bodemverbeteraar en kunstmestvervanger, kunstmest zoveel mogelijk uitfaseren en geen mestoverschot in Nederland.


9b. Hoe wordt met deze indicator er rekening mee gehouden dat de nationale gewasbehoefte niet enkel op bewerkte mest uit Brabant is gericht?

Antwoord:
Door zowel onder de streep als boven de streep met nationale cijfers te rekenen.


9c. Wanneer zal het resultaat van de nulmeting bekend zijn?

Antwoord:
De nulmeting is 1,09 Nederland (verhouding naar een waarde, op basis van fosfaat (P2O5)) en komt uit 2020. Nulmeting is begin september verwerkt, vandaar niet in BURAP-II, wel verwerkt in begroting 2023


Drie vragen over biodiversiteitsmonitor Akkerbouw en Veehouderij: “Door het testen en toepassen van de biodiversiteitsmonitoren akkerbouw en veehouderij wordt positief bijgedragen aan de kwantiteit en kwaliteit van het water- en bodemsysteem” (p. 49).

10a. Hoeveel verbetering van de kwantiteit en kwaliteit van het water- en bodemsysteem is er te danken aan de 190 deelnemers aan de Biodiversiteitmonitor veehouderij in 2021?

Antwoord:
De indicatoren waar het instrument mee werkt zijn stevig gefundeerd in wetenschappelijk onderzoek. Het Louis Bolk Instituut heeft de relatie tussen de dertien kritische prestatie indiactoren van de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij en de beleidsopgaven waterkwaliteit en -kwantiteit, bodemkwaliteit, biodiversiteit en ammoniak (stikstof) in kaart gebracht. Eind 2022 vindt de eerste evaluatie van de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij plaats. In deze evaluatie monitoren en evalueren we de score op de output, de 13 kritische prestatieindicatoren.


10b. Hoeveel verbetering van de kwantiteit en kwaliteit van het water- en bodemsysteem is er te verwachten indien de streefwaarden voor 2022 en 2023 worden behaald?

Antwoord:
De melkveehouders hebben zelf aangegeven bij de start van het project dat ze willen groeien in hun score op de Brabantse bIodiversiteitsmonitor Melkveehouderij. Gemiddeld met 500 punten. De ondernemer bepaalt zelf op welke van de 13 indiactoren hij / zijn de verbetering gaat realiseren. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat verbetering op de integrale set van KPi's bijdraagt aan onze beleidsopgaven. Het Louis Bolk Instituut heeft de relatie tussen de dertien kritische prestatie indiactoren van de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij en de beleidsopgaven waterkwaliteit en -kwantiteit, bodemkwaliteit, biodiversiteit en ammoniak (stikstof) in kaart gebracht. Eind 2022 vindt de eerste evaluatie van de Brabantse Biodiversiteitsmonitor Melkveehouderij plaats. In deze evaluatie monitoren en evalueren we de score op de output, de 13 kritische prestatieindicatoren.


10c. Hoeveel kosten zijn er voor de provincie (maximaal) gemoeid met het toepassen van de Biodiversiteitmonitor veehouderij, indien de streefwaarden voor 2022 (150) en 2023 (160) worden behaald?

Antwoord:
In de Uitvoeringsagenda Landbouw en Voedsel 2022-2023 is een bedrag voor de inzet biodiversiteitsmonitor veehouderij geraamd van € 1.400.000


“Ontwikkeling van bedrijvigheid in nieuwe eiwitten in aantallen bedrijven en werknemers (5% groei per jaar)” (p. 50).

11. Het verbaast ons dat er geen waarde bij de nulmeting is gegeven, aangezien wij de indruk hebben dat de provincie aardig goed op de hoogte is van de bedrijvigheid rond de eiwittransitie in Brabant. Graag een toelichting, en daarnaast de vraag wanneer wij de nulmeting kunnen verwachten.

Antwoord:
De nulmeting is 45. Nulmeting is begin september verwerkt, vandaar niet in BURAP-II, wel verwerkt in begroting 2023


Twee vragen n.a.v. de twee indicatoren “Gemiddelde waardering burgers voor de agrifoodsector in Brabant (op niveau of verbetering van waardering)” en “Percentage Brabanders met zorgen over de gezondheid in relatie tot de veehouderij (afname percentage)” (p. 56).
In april 2021 diende onze fractie een motie in waarmee GS werd verzocht het draagvlak onder Brabanders voor (meer) mestverwerkingsinstallaties in Brabant te meten. Het college ontraadde deze motie, omdat het niet recht zou doen aan de complexiteit die erachter zit.

12a. Wat is in essentie het verschil tussen het meten van draagvlak voor mestverwerking enerzijds, en waardering voor de agrifoodsector en zorgen over de gezondheid anderzijds, waardoor het eerste niet gemeten zou kunnen worden, en de andere twee indicatoren wel?

Antwoord:
Omdat de indicator "bezorgd over gezondheid door veehouderij in de buurt" is opgenomen in de GGD volwassenen monitor. Daarnaast hebben we in de uitvoerings agenda landbouw en voedsel bij de hoofddoelstelling gemeenschapsinclusief 2 indicatoren voor waardering van burgers voor de agrifood sector in Brabant aangegeven. Dit zijn het ondersteunen van boer-burger initiatieven en dialogen over verbinding en bewustwording met de voedselketen. Voor mestbewerking geldt dat het niet eenvoudig is om een goede draagvlakmeting te doen vanwege de verschillende onderliggende aspecten.


12b. Zou, indien PS daar behoefte aan hebben, het draagvlak onder Brabander voor (meer) mestverwerkingsinstallaties in Brabant ondertussen wél gemeten kunnen worden (bijvoorbeeld op de wijze waarop al een aantal jaren het draagvlak voor de energietransitie in Brabant wordt gemeten)?

Antwoord:
We denken dat vanwege de verschillende aspecten van mestbewerking dit onderwerp zich minder goed leent voor het meten van draagvlak.


“Korte ketens worden vaak gezien als een belangrijk middel om dit te bereiken: de consument koopt direct bij de boer of met maximaal één schakel ertussen. De afgelopen jaren is gebleken dat veel initiatieven het niet volhouden.” (p. 57)

13. Welke oorzaken zijn er bekend voor het niet volhouden?

Antwoord:
Er zijn diverse knelpunten bij het opzetten van een korte keten. De meeste boeren zijn expert in het produceren van voedsel, maar niet in het verkopen. Dit vraagt andere kennis en competenties. Een voorbeeld hiervan zijn de marketing en het goed brengen van het verhaal van je product en je bedrijf, afgestemd op de doelgroep. Ook met het regelen van de logistiek en distributie van de producten hebben veel ondernemers weinig ervaring. En omdat er op kleinere schaal gewerkt worden, zijn de kosten vaak relatief hoog. Maar juist ook bij het opschalen en professionaliseren zijn er mogelijke knelpunten. In dat geval zijn er investeringen nodig, bijvoorbeeld op het gebied van ICT en/of logistiek, terwijl de toekomstige inkomsten nog onzeker zijn. Vanuit de vraagkant gezien kan een hogere kostprijs een belemmering zijn. Voor horeca en cateringpartijen kan het lastig zijn om met meerdere partijen samen te werken, en zij willen over het algemeen graag ontzorgd worden. Hetzelfde geldt voor een deel van de individuele consumenten, die gemak belangrijk vindt en bijvoorbeeld op één centrale plek al zijn boodschappen doet.


De indicatoren voor het programma Landbouw en voedsel komen niet helemaal overeen met de indicatoren zoals ze zijn aangekondigd in de uitvoeringsagenda Landbouw en Voedsel 2022-2023, waarbij werd aangegeven dat ze zouden worden opgenomen in de S&V-cyclus.

14. Hoe komt dat?

Antwoord:
Er is een selectie gemaakt van de indicatoren uit de Uitvoeringsagenda Landbouw & Voedsel 2022-2023. De geselecteerde indicatoren beogen met elkaar een goed beeld te geven van de voortgang. Bij het programmeringsdocument zullen we ingaan op alle indicatoren.


Programma 8 Basisinfrastructuur mobiliteit

Drie vragen ober indicator: “Ontwikkeling emissie broeikasgassen vanuit mobiliteit uitgedrukt in CO2 equivalenten (in absolute aantallen in tonnen uitstoot) (Noord-Brabant): emissie < vorige jaar.” (p. 63)

15a. Er staat geen groen, oranje of rood verkeerslicht bij deze indicator, en ook een toelichting ontbreekt. Zijn die per abuis afwezig?

Antwoord:
Onder de ambitie 'We gaan voor schone, stille en gezonde mobiliteit' staat een tweetal indicatoren (emissie broeikasgassen en geluidshinder). De voortgang van deze twee indicatoren is in samenhang beoordeeld. Dus het 'oranje stoplicht' heeft betrekking op beide indicatoren.


15b. Aangezien uitstootcijfers over een bepaald jaar doorgaans pas anderhalf jaar later bekend zijn; is deze indicator wel bruikbaar?

Antwoord:
De indicator is bedoeld om een (maatschappelijke) effect te meten (en dus niet onze eigen prestatie om dat effect te bereiken). Inherent hieraan is vaak dat de indicator niet snel en frequent meetbaar is. Het effect van onze acties zal ook vaak op iets langere termijn zichtbaar worden en wordt daarnaast beïnvloed door allerlei andere factoren. De relatie tussen het beoogde effect en onze prestatie is veelal een beredeneerde relatie. De effectindicator is direct afgeleid van de doelstellingen uit het klimaatakkoord.


15c. Wat wijst er op dat we de gestelde doelen van 50% reductie in 2030 al dan niet halen? Liggen we op schema?

Antwoord:
Er zijn op dit moment nog geen duidelijke signalen dat we de doelstelling in 2030 niet gaan halen. Wel geven wij met het 'oranje stoplicht' aan dat o.a. door de recente prijsontwikkelingen e.e.a. wel onder druk kan komen te staan in (infra)projecten.


“Alle verlichting langs provinciale wegen is in 2023 vervangen door LED (uitvoering 2022 en 2023)” (p. 64).
Er staat geen toelichting bij, maar het ‘verkeerslicht’ (met LED-verlichting?) staat op groen.

16. Betekent dit dat we er inderdaad vanuit kunnen gaan dat langs de provinciale wegen vanaf 2024 enkel nog LED-verlichting brandt?

Antwoord:
Ja. De bestuursrapportage betreft een afwijkingenrapportage. Als de voortgang op schema ligt ('groen stoplicht'), dan wordt er geen verdere toelichting gegeven om daarmee de rapportage compact te houden.


Programma 10 Vrijetijd, Cultuur, Sport en Erfgoed

Inzet Leisure Ontwikkel Fonds (LOF) Noord-Brabant (p. 73)

In 2022 is een startup gefinancierd en een lening verstrekt. De verwachting is dat er meer aanvragen zullen komen.

17. Worden de aanvragen voor het LOF ook beoordeeld op compatibiliteit met andere provinciale doelen, zoals bijvoorbeeld energiebezuiniging, natuurinclusief, etc.?

Antwoord:
Dit is inderdaad het geval. De ingediende projecten worden beoordeeld aan de hand van de investeringsstrategie van het LOF. Hierbij worden aspecten als duurzaamheid, circulariteit, toegankelijkheid en inclusiviteit meegenomen


Investeringsschema (bijlage 2)

In het investeringsschema staan meerdere regels ‘wegeninvesteringen’. Uit de beantwoording van onze technische vragen over de Burap I-2022 blijkt dat de eerste regel ‘wegeninvesteringen’ het groot onderhoud betreft. De andere regels ‘wegeninvesteringen’ gaan om de ‘plus’, maar dat “gaat maar zelden over echt nieuwe aanleg. In veel gevallen wordt in combinatie met het groot onderhoud het wegvak verbeterd in het kader van de leefbaarheid, verkeersveiligheid en/of de doorstroming.”

18. Is het mogelijk om voortaan in de P&C-stukken duidelijk onderscheid aan te brengen in de kosten/middelen/investeringen voor: onderhoud; leefbaarheid; verkeersveiligheid, en; doorstroming?

Antwoord:
We maken expliciet onderscheid tussen onderhoud en reconstructie. Dat gebeurt op basis van normkosten. De afweging om 'extra' te investeren in de verbetering van de leefbaarheid, doorstroming of verkeersveiligheid is een een integrale afweging. Het infraproject wordt als een geheel aanbesteed. De investeringen dragen vaak bij aan meerdere doelen. Zo kan bijvoorbeeld een rotonde zowel bijdragen aan de verkeersveiligheid als aan de doorstroming, maar gaat ook over onderhoud. Een toerekening is aan de verschillende doelen is hierdoor arbitrair.


Instellingsbesluit reserve Europese Programma's 2022-2027
Voorgesteld wordt om bijdragen van diverse programma’s (zie besluitpunten c1 t/m c4) aan de reserve Europese programma’s toe te voegen.

19. Worden de bijdrage uit de provinciale programma’s uitsluitend ingezet voor cofinanciering van projecten voor dat programma, ofwel blijven ze geoormerkt voor projecten binnen het programma waaruit de reservering wordt gedaan?

Antwoord:
Ja, de bijdrage uit de provinciale programma’s worden uitsluitend ingezet voor cofinanciering van projecten voor dat programma en blijven ook geoormerkt voor dat programma.