Tech­nische vragen over het concept Uitvoe­rings­agenda Landbouw & Voedsel 2024-2027


Indiendatum: 10 sep. 2024

Indicatoren
In de UA staan per (sub)doelstelling de tussendoelen voor 2027 genoemd. In het ‘overzicht indicatoren’ (bijlage 4a) lijkt maar slechts een selectie van die tussendoelen als indicator te zijn opgenomen, waarbij de streefwaarden voor 2030 (en niet voor 2027) worden genoemd, of überhaupt niet worden genoemd.

1. Waarom staan de volgende tussendoelen niet als indicator in het overzicht vermeld?

  • Doel: In 2027 is ten opzichte van 2023 in overgangsgebieden rond natuur 1.000 hectare van het areaal van de landbouw vergaand geëxtensiveerd.
  • Doel: De geitensector ontwikkelt zich in 2027 tot een meer duurzame sector die rekening houdt met de omgeving ten opzichte van 2023.
  • Doel: Vermindering van de totale ammoniakemissie uit mestbewerking en aanwending van mest. Vermindering van de geur- en fijnstof emissie uit mestbewerkingslocaties.
  • Doel: Het nitraatgehalte in het bovenste grondwater zit gemiddeld onder 50 mg/L.
  • Doel: Het totaal stikstofgehalte en het totaal fosforgehalte in door landbouw beïnvloede oppervlaktewateren voldoen aan de normen.
  • Doel: In 2027 wordt ten opzichte van 2023 een toename gerealiseerd van het areaal gewassen geteeld ten behoeve van biobased economie zoals voor (bouw)materialen op plekken waar dat passend is (zoals bijvoorbeeld in droogtegevoelige gebieden of overgangsgebieden).
  • Doel: Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen verminderen volgend en waar mogelijk aanvullend op de doelstellingen van het Rijk en de EU.
  • Doel: In 2027 is er een besparing gerealiseerd van 10% fossiele energie binnen de glastuinbouwsector ten opzichte van 2020, conform het landelijke Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022-2030 (CEG).
  • Doel: In 2027 produceert de landbouw meer groen gas uit mestvergisting ten opzichte van 2023, we sluiten aan bij de landelijke ambitie betreft 10% van de mest te vergisten vóór 2030.
  • Doel: In 2027 is het aantal technische innovaties in de land- en tuinbouw gegroeid en het ecosysteem is versterkt ten opzichte van 2023.

2. Kan er een uitputtend overzicht (tabel) worden gemaakt van alle indicatoren op basis waarvan PS de komende jaren de voortgang van deze UA kunnen controleren, aan de hand van de streefwaarden voor 2027?

Gewasbeschermingsmiddelen
3. Wanneer ongeveer kunnen PS het stappenplan voor het verder verduurzamen van de provinciale gronden verwachten?

4. In de Uitvoeringsagenda Landbouw en Voedsel 2022-2023 werd als vooruitzicht op 2030 gesteld: “Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de akkerbouw is met minimaal 50% gereduceerd”. In de nu voorliggende concept Uitvoeringsagenda wordt geen concreet reductiepercentage genoemd. Staat het vooruitzicht van de uitvoeringsagenda 2022-2023 nog overeind? Zo nee, hoe en op basis waarvan is het aangepast?

Natuurinclusieve landbouw (NIL)
5. In Statenmededeling Uitvoering Natuurinclusieve Landbouw (van 2 juli 2024) staat dat het ministerie LNV, in samenwerking met de WUR, op dit moment werkt aan het indelen van natuurinclusieve landbouw in verschillende niveaus, van niveau 1 laag tot niveau 4 hoog. GS geven aan als provincie te willen aanhaken bij deze indeling van het ministerie. In het vigerende Beleidskader Landbouw en Voedsel 2030 wordt in box 4, op pagina 46, echter nog gesproken over drie ontwikkelstadia van NIL. Hoe wordt dit met elkaar in lijn gebracht?

Eiwittransitie
6. In de Uitvoeringsagenda Landbouw en Voedsel 2022-2023 was er € 300.000 voor de eiwittransitie, als onderdeel van uitvoeringslijn 2 ‘Economisch toonaangevend’. Hoeveel is er met de plannen van de voorliggende concept uitvoeringsagenda beschikbaar voor de doelen rond de eiwittransitie?

7. Eén van de genoemde activiteiten t.b.v. het eiwittransitiesubdoel van uitvoeringslijn 3 ‘Economisch toonaangevende landbouw’ is: “Bijdrage leveren aan 30 innovatieve projecten per jaar via Landbouw Innovatie Brabant (LIB)”. Betreft dit jaarlijks 30 projecten met als doel het aandeel plantaardige eiwitten ten opzichte van dierlijke eiwitten in het menselijke consumptiepatroon te verhogen? M.a.w., gaat dit niet over projecten rond veevoer (waarbij het uiteindelijk toch om de productie van dierlijke eiwitten gaat)?

Een van de doelen van uitvoeringslijn ‘Economisch toonaangevende landbouw’ is om het areaal peulvruchten in Brabant te laten stijgen van 445 ha in 2023 naar 4.750 ha in 2030, waarmee het 2% van het Brabantse landbouwareaal uitmaakt.

8. Zijn de cijfers over het peulvruchtenareaal gebaseerd op deze CBS-cijfers (https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?dl=AC3F0), waarin het Brabantse peulvruchtenareaal in 2023 819 ha is?

9. Is het doel van een lovenswaardige forse stijging van het peulvruchtenareaal in Brabant op enige wijze gekoppeld aan inzet op het helpen omschakelen van veehouderij naar plantaardig boeren? Graag een toelichting, ook met het oog op de vraag waar de extra ha’s voor peulvruchten ‘vandaan moeten komen’.

Biologische landbouw
10. Hoeveel van de middelen voor uitvoeringslijn 1 ‘Natuur- en landschapsinclusieve landbouw’ zijn bestemd voor stimulering van biologische landbouw?

Bijmengverplichting groen gas
In de Statenmededeling staat: “We realiseren de bijmengverplichting voor groen gas.”

11. De bijmengverplichting is toch een landelijke verplichting?

12. Welke rol kan en wil de provincie hierin spelen; wat gaat het realiseren van de bijmengverplichting door de provincie concreet inhouden?

13. Klopt het dat hierover niets in de concept Uitvoeringsagenda staat? Zo ja, hoe komt dat?

Indiendatum: 10 sep. 2024
Antwoorddatum: 16 sep. 2024

Indicatoren
In de UA staan per (sub)doelstelling de tussendoelen voor 2027 genoemd. In het ‘overzicht indicatoren’ (bijlage 4a) lijkt maar slechts een selectie van die tussendoelen als indicator te zijn opgenomen, waarbij de streefwaarden voor 2030 (en niet voor 2027) worden genoemd, of überhaupt niet worden genoemd.

1. Waarom staan de volgende tussendoelen niet als indicator in het overzicht vermeld?

  • Doel: In 2027 is ten opzichte van 2023 in overgangsgebieden rond natuur 1.000 hectare van het areaal van de landbouw vergaand geëxtensiveerd.
  • Doel: De geitensector ontwikkelt zich in 2027 tot een meer duurzame sector die rekening houdt met de omgeving ten opzichte van 2023.
  • Doel: Vermindering van de totale ammoniakemissie uit mestbewerking en aanwending van mest. Vermindering van de geur- en fijnstof emissie uit mestbewerkingslocaties.
  • Doel: Het nitraatgehalte in het bovenste grondwater zit gemiddeld onder 50 mg/L.
  • Doel: Het totaal stikstofgehalte en het totaal fosforgehalte in door landbouw beïnvloede oppervlaktewateren voldoen aan de normen.
  • Doel: In 2027 wordt ten opzichte van 2023 een toename gerealiseerd van het areaal gewassen geteeld ten behoeve van biobased economie zoals voor (bouw)materialen op plekken waar dat passend is (zoals bijvoorbeeld in droogtegevoelige gebieden of overgangsgebieden).
  • Doel: Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen verminderen volgend en waar mogelijk aanvullend op de doelstellingen van het Rijk en de EU.
  • Doel: In 2027 is er een besparing gerealiseerd van 10% fossiele energie binnen de glastuinbouwsector ten opzichte van 2020, conform het landelijke Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022-2030 (CEG).
  • Doel: In 2027 produceert de landbouw meer groen gas uit mestvergisting ten opzichte van 2023, we sluiten aan bij de landelijke ambitie betreft 10% van de mest te vergisten vóór 2030.
  • Doel: In 2027 is het aantal technische innovaties in de land- en tuinbouw gegroeid en het ecosysteem is versterkt ten opzichte van 2023.

Antwoord:
Conform de lijn van het streven naar compacte sturings- en
verantwoordingsdocumenten is er een selectie gemaakt van een aantal
indicatoren waarbij ernaar gestreefd is om daarmee voor alle doelstellingen
een representatieve set aan indicatoren te hebben.


2. Kan er een uitputtend overzicht (tabel) worden gemaakt van alle indicatoren op basis waarvan PS de komende jaren de voortgang van deze UA kunnen controleren, aan de hand van de streefwaarden voor 2027?

Antwoord:
In de Uitvoeringsagenda L&V staan aan het einde van ieder hoofdstuk alle subdoelen, resultaten en activiteiten benoemd tot einde 2027. Deze activiteiten dragen bij aan de lange termijn hoofddoelstellingen uit het beleidskader tot einde 2030.
Er is alleen een uitputtende tabel opgesteld van Indicatoren met nulmeting en streefwaarden voor de hoofddoelen uit het beleidskader. Deze tabel is te vinden in Bijlage 2a, ‘consequenties voor de S&V cyclus’ bij de Uitvoeringsagenda L&V. Deze tabel geeft alle Indicatoren aan die gebruikt worden in het kader van Sturen en Verantwoording tot 2030. Er zijn 4 hoofddoelstellingen (bevorderen van duurzame en circulaire landbouw, stimuleren van natuur- en landschapinclusieve landbouw, economisch toonaangevende landbouw en voedselsector, versterken van gemeenschapinclusief) en 11 Indicatoren gebruikt (2 à 3 per hoofddoelstelling).
Deze indicatoren zijn overwegend het resultaat van een doelenboom van hoofddoelen uit het beleidskader (die lopen tot 2030) en de onderliggende bijdragen van circa 40 subdoelen (beschreven in de Uitvoeringsagenda L&V die lopen tot 2027). De voortgang van de Uitvoeringsagenda is een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten. De voortgang van het beleidskader en financiële controle is een bevoegdheid van Provinciale Staten. Er worden volgens deze systematiek van sturen en verantwoorden geen streefwaarden opgesteld tot 2027 omdat de ambitie van het beleidskader tot 2030 loopt. Het aantal indicatoren is bovendien beperkt tot 11 om de evaluatie werkbaar te houden.


Gewasbeschermingsmiddelen

3. Wanneer ongeveer kunnen PS het stappenplan voor het verder verduurzamen van de provinciale gronden verwachten?

Antwoord:
In Q1 2025


4. In de Uitvoeringsagenda Landbouw en Voedsel 2022-2023 werd als vooruitzicht op 2030 gesteld: “Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de akkerbouw is met minimaal 50% gereduceerd”. In de nu voorliggende concept Uitvoeringsagenda wordt geen concreet reductiepercentage genoemd. Staat het vooruitzicht van de uitvoeringsagenda 2022-2023 nog overeind? Zo nee, hoe en op basis waarvan is het aangepast?

Antwoord:
Dit is nog wel het streefdoel, maar omdat harde cijfers ontbreken over het daadwerkelijke gebruik (er is nog geen verplichte registratie van gewasbeschermingsmiddelen, hier wordt landelijk wel aan gewerkt), is besloten dit doel niet op te nemen. Het kan namelijk niet concreet gemaakt worden.


Natuurinclusieve landbouw (NIL)

5. In Statenmededeling Uitvoering Natuurinclusieve Landbouw (van 2 juli 2024) staat dat het ministerie LNV, in samenwerking met de WUR, op dit moment werkt aan het indelen van natuurinclusieve landbouw in verschillende niveaus, van niveau 1 laag tot niveau 4 hoog. GS geven aan als provincie te willen aanhaken bij deze indeling van het ministerie. In het vigerende Beleidskader Landbouw en Voedsel 2030 wordt in box 4, op pagina 46, echter nog gesproken over drie ontwikkelstadia van NIL. Hoe wordt dit met elkaar in lijn gebracht?

Antwoord:
Er is nog geen eenduidige ‘strakomlijnde’ landelijke of provinciale definitie van
natuurinclusieve landbouw, er zijn daardoor verschillende definities. WUR werkt
in opdracht van het ministerie van LVVN aan een landelijke definitie waarbij
wordt onderzocht op NIL niveaus op basis van KPI’s gedefinieerd kunnen
worden. Ambtelijk is er regelmatig overleg hierover waarbij afstemming
centraal staat. Afhankelijk van de voortgang op rijksniveau overwegen we wel
of niet aan een eigen definitie te gaan werken.


Eiwittransitie
6. In de Uitvoeringsagenda Landbouw en Voedsel 2022-2023 was er € 300.000 voor de eiwittransitie, als onderdeel van uitvoeringslijn 2 ‘Economisch toonaangevend’. Hoeveel is er met de plannen van de voorliggende concept uitvoeringsagenda beschikbaar voor de doelen rond de eiwittransitie?

Antwoord:
In de concept uitvoeringsagenda is € 285.000,00 beschikbaar voor de doelen
rond eiwittransitie.


7. Eén van de genoemde activiteiten t.b.v. het eiwittransitiesubdoel van uitvoeringslijn 3 ‘Economisch toonaangevende landbouw’ is: “Bijdrage leveren aan 30 innovatieve projecten per jaar via Landbouw Innovatie Brabant (LIB)”. Betreft dit jaarlijks 30 projecten met als doel het aandeel plantaardige eiwitten ten opzichte van dierlijke eiwitten in het menselijke consumptiepatroon te verhogen? M.a.w., gaat dit niet over projecten rond veevoer (waarbij het uiteindelijk toch om de productie van dierlijke eiwitten gaat)?

Antwoord:
De 30 projecten die het LIB jaarlijks ondersteunt zijn gericht op bevorderen ontwikkeling van een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw. Daarbij is ook ruimte voor projecten die bijdragen aan de verschuiving van dierlijk naar plantaardige eiwitconsumptie bij mensen. Het aandeel in die 30 is beperkt en afhankelijk van de initiatieven uit de praktijk.


Een van de doelen van uitvoeringslijn ‘Economisch toonaangevende landbouw’ is om het areaal peulvruchten in Brabant te laten stijgen van 445 ha in 2023 naar 4.750 ha in 2030, waarmee het 2% van het Brabantse landbouwareaal uitmaakt.

8. Zijn de cijfers over het peulvruchtenareaal gebaseerd op deze CBS-cijfers (https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/80780ned/table?dl=AC3F0), waarin het Brabantse peulvruchtenareaal in 2023 819 ha is?

Antwoord:
Een van de doelen van uitvoeringslijn ‘Economisch toonaangevende landbouw’ is om het areaal peulvruchten in Brabant te laten stijgen van 475 ha in 2023 naar 4.750 ha in 2030, waarmee het 2% van het Brabantse landbouwareaal uitmaakt.
De gegevens zijn gebaseerd op de data van 2022, dat was inderdaad een foutje. 2023 was nog niet definitief begin van dit jaar, vandaar dat het areaal van 2022 gebruikt is. De cijfers zijn inderdaad gebaseerd op dezelfde CBS-cijfers. In 2023 was het een stuk hoger inderdaad met 819 ha, maar de arealen fluctueren behoorlijk. In 2024 is de prognose 647 ha, dus weer een stuk minder. Overigens misschien goed om te melden dat dit ook deels veevoeder is, niet alles is voor humane consumptie.


9. Is het doel van een lovenswaardige forse stijging van het peulvruchtenareaal in Brabant op enige wijze gekoppeld aan inzet op het helpen omschakelen van veehouderij naar plantaardig boeren? Graag een toelichting, ook met het oog op de vraag waar de extra ha’s voor peulvruchten ‘vandaan moeten komen’.

Antwoord:
Het stimuleren van eiwitrijke gewassen / peulvruchten en het ondersteunen van veehouders als zij willen omschakelen zijn beide onderdelen van de veehouderij naar plantaardig boeren? Graag een toelichting, ook met het oog op de vraag waar de extra ha’s voor peulvruchten ‘vandaan moeten komen’. totaalaantal gericht op een duurzamere landbouw in Brabant. Op het niveau van project en bedrijf komen zij dan ook vaak samen.
Extra ha's voor verbouwen van peulvruchten worden gerealiseerd door het aanpassen van bouwplannen ikv ruimere vruchtwisseling, o.a. mede ikv mestbeleid. Peulvruchten zijn vlinderbloemige planten en kunnen stikstof uit de lucht vastleggen, waardoor minder (kunst)mest hoeft te worden toegevoegd.
Ze kunnen dienen als rustgewas, hetgeen inhoudt dat elke agrariër elke 4 jaar minimaal één keer een rustgewas op het perceel moet telen. Als steeds meer boeren kiezen voor peulvruchten als rustgewas, neemt het aantal ha's voor peulvruchten min of meer automatisch toe.


Biologische landbouw

10. Hoeveel van de middelen voor uitvoeringslijn 1 ‘Natuur- en landschapsinclusieve landbouw’ zijn bestemd voor stimulering van biologische landbouw?

Antwoord:
Daar is op dit moment 400.000 euro voor geprogrammeerd.


Bijmengverplichting groen gas
In de Statenmededeling staat: “We realiseren de bijmengverplichting voor groen gas.”

11. De bijmengverplichting is toch een landelijke verplichting?

Antwoord:
Er is sprake van enerzijds een doelstelling groen gas van het vorige kabinet en anderzijds een concrete bijmengverplichting groen gas voor de energieleveranciers:
In de Kamerbrief “Nadere uitwerking bijmengverplichting groen gas” van 14 juli 2023 geeft de Minister aan dat het kabinet de ambitie heeft om vanaf 2030 jaarlijks minstens 2 miljard kubieke meter groen gas te produceren in Nederland.
Verder geldt er vanaf 2026 een bijmengverplichting groen gas voor de energieleveranciers. Alleen groen gas geproduceerd in Nederland komt hiervoor in aanmerking. In 2030 bedraagt de bijmengverplichting 20% van het gasverbruik in de gebouwde omgeving, waarvoor naar schatting 1,6 miljard kuub groen gas nodig is.


12. Welke rol kan en wil de provincie hierin spelen; wat gaat het realiseren van de bijmengverplichting door de provincie concreet inhouden?

Antwoord:
De provincie zet zich in om het nationale beleid groen gas uit te voeren, waarbij de bijmengverplichting geldt voor de energieleveranciers (zie vraag 11). Het zijn vooral de agrarische bedrijven, de voedingsmiddelenindustrie en de energiebedrijven die de technische installaties kunnen realiseren om groen gas te produceren. Dit vraagt nauwe samenwerking tussen partijen die elkaar vaak nog niet kennen: ontwikkelaars van groen gas installaties, leveranciers van bio-grondstoffen, agrarische bedrijven die mestproducten afnemen die gemaakt worden uit het digestaat (na vergisting), financiers en investeerders, en de netbeheerders (vanwege het invoeden van groen gas op het aardgasnet).
De rol van de provincie is het faciliteren van de voorbereiding en realisatie van installaties waarin groen gas geproduceerd wordt in Brabant. Bijvoorbeeld: partijen met elkaar verbinden, duidelijke kaders voor geschikte locaties, soepel proces van vergunningverlening.


13. Klopt het dat hierover niets in de concept Uitvoeringsagenda staat? Zo ja, hoe komt dat?

Antwoord:
Dit maakt onderdeel uit van het thema ‘mest’ en zal in de definitieve versie explicieter worden beschreven.