Technische vragen over Statenmededeling Aanbieding Brabantse Ontwikkelaanpak Stikstof (BOS) 2.0 themabijeenkomst 29 november 2024
Indiendatum: 20 nov. 2024
In de Statenmededeling staat: “De afweging om naast de latente stikstofruimte ook gebruikte stikstofruimte in de natuurtoestemmingen in te trekken, is onderdeel van het stappenplan Brabant openhouden (invulling aanvullende gebiedsgerichte maatregelen). In de BOS 2.0 is opgenomen om de maatregel wel klaar te zetten in de instrumentenkoffer die GS tot haar beschikking heeft, maar nu niet in te zetten. In deze Statenmededeling gaan we daarom alleen in op de wijze waarop we latente stikstofruimte willen intrekken.”
1. Onder welke omstandigheden en/of voorwaarden is het de bedoeling om toch ook over te gaan tot het intrekken van gebruikte stikstofruimte?
Er wordt nu gericht op industrie wordt ingezet op de top 10 van bedrijven met de grootste stikstofemissie. De omvang van de emissie zegt in principe niets over de beschikbare latente ruimte: een bedrijf met veel emissie kan geen latente ruimte hebben, en andersom.
2. Kan het effectiever te zijn om eerst te kijken waar de latente ruimte het grootst is, of is dat relatief veel uitzoekwerk en kunnen we er bovendien vanuit gaan dat latente ruimte een (ongeveer) vaste verhouding tot de daadwerkelijke emissie is, waardoor het voor de hand ligt om inderdaad te richten op de bedrijven met de meeste emissie?
3. Is er een indicatie te geven van wanneer, naar verwachting, de eerste latente ruimte ingenomen kan zijn?
Over het intrekken van slapende vergunningen: Minstens vanaf 2018 voert de provincie al een actief intrekkingsbeleid, wat er vooral uit bestaat gemeenten te attenderen op hun intrekkingsmogelijkheid, gezien in het geval van veehouderijen de gemeente meestal het bevoegd gezag is.
4. Op welke wijze verschilt dit voorliggende intrekkingsbeleid met het beleid dat de provincie al jaren voert?
5. Op welke wijze en in welke mate is de provincie met het nu voorgestelde intrekkingsbeleid rond veehouderijen afhankelijk van medewerking door gemeenten?
Indiendatum:
20 nov. 2024
Antwoorddatum: 27 nov. 2024
In de Statenmededeling staat: “De afweging om naast de latente stikstofruimte ook gebruikte stikstofruimte in de natuurtoestemmingen in te trekken, is onderdeel van het stappenplan Brabant openhouden (invulling aanvullende gebiedsgerichte maatregelen). In de BOS 2.0 is opgenomen om de maatregel wel klaar te zetten in de instrumentenkoffer die GS tot haar beschikking heeft, maar nu niet in te zetten. In deze Statenmededeling gaan we daarom alleen in op de wijze waarop we latente stikstofruimte willen intrekken.”
1. Onder welke omstandigheden en/of voorwaarden is het de bedoeling om toch ook over te gaan tot het intrekken van gebruikte stikstofruimte?
Antwoord:
Zoals beschreven, is dit een afweging die bij de verdere invulling van de aanvullende gebiedsmaatregelen moet worden gemaakt. De afweging hangt ervan af of en hoeveel maatregelen er nog aanvullend moeten worden genomen en welke maatregelen dan nodig zijn.
Er wordt nu gericht op industrie wordt ingezet op de top 10 van bedrijven met de grootste stikstofemissie. De omvang van de emissie zegt in principe niets over de beschikbare latente ruimte: een bedrijf met veel emissie kan geen latente ruimte hebben, en andersom.
2. Kan het effectiever te zijn om eerst te kijken waar de latente ruimte het grootst is, of is dat relatief veel uitzoekwerk en kunnen we er bovendien vanuit gaan dat latente ruimte een (ongeveer) vaste verhouding tot de daadwerkelijke emissie is, waardoor het voor de hand ligt om inderdaad te richten op de bedrijven met de meeste emissie?
Antwoord:
We hebben enigszins zicht op deze latente ruimte. In alle gevallen is dit echter maatwerk. We weten dat bij de grootste emissies ook het meeste te 'halen’ is, omdat veel latente ruimte bij kleinere emissies veelal geringer is dan weinig latente ruimte bij grote emissies. De verdere invulling van de bedrijven volgt.
3. Is er een indicatie te geven van wanneer, naar verwachting, de eerste latente ruimte ingenomen kan zijn?
Antwoord:
Op dit moment kan nog niet worden aangegeven wanneer de eerste latente ruimte wordt ingenomen. Dit hangt ervanaf hoe snel de procedures lopen. Dit wordt meegenomen bij de uitwerking van de wijziging van de beleidsregel Omgevingsrecht.
Over het intrekken van slapende vergunningen: Minstens vanaf 2018 voert de provincie al een actief intrekkingsbeleid, wat er vooral uit bestaat gemeenten te attenderen op hun intrekkingsmogelijkheid, gezien in het geval van veehouderijen de gemeente meestal het bevoegd gezag is.
4. Op welke wijze verschilt dit voorliggende intrekkingsbeleid met het beleid dat de provincie al jaren voert?
Antwoord:
Met dit beleid gaan we zelf actief latente ruimte intrekken via het natuurspoor. In het eerdere beleid gaat het om de milieuvergunde situatie, waarvoor gemeenten veelal het bevoegde gezag zijn.
5. Op welke wijze en in welke mate is de provincie met het nu voorgestelde intrekkingsbeleid rond veehouderijen afhankelijk van medewerking door gemeenten?
Antwoord:
In het geval van de natuurtoestemming zijn we zelf het bevoegde gezag, bij milieu is dit vaak niet het geval. Met dit beleid kunnen we zelf actief de natuurtoestemming beperken. De milieuvergunning wordt hierdoor niet rechtstreeks geraakt. Wel zullen we met omgevingsdiensten en gemeenten in gesprek gaan over het beperken van de milieuvergunde situatie.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Vragen over de relevantie van energiebesparing door de samenleving als collectief en de wenselijkheid van een doelstelling over energiebesparing in het energiebeleid
Lees verderVragen over Edelherten in het Groene Woud
Lees verder