Technische vragen over vergelijk natuurinclusieve landbouw en biologische landbouw
Indiendatum: 30 okt. 2020
De zienswijzen op de Interim Omgevingsverordening (IOV) hebben geleid tot een extra wijziging, namelijk een uitzonderingsregeling voor natuurinclusieve veehouderijen. Natuurinclusieve landbouw wordt in de IOV beschreven als een "economisch rendabel en grondgebonden landbouwsysteem dat voedsel en gewassen produceert, in balans is met de natuurlijke omgeving, natuurlijke hulpbronnen integreert in de bedrijfsvoering en zorg draagt voor de biodiversiteit op en rond het bedrijf, zoals bedoeld in de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant".
Als reden voor de uitzonderingsregeling voor natuurinclusieve veehouderijen geeft de gedeputeerde op: "Het primaire doel van onze maatregelen is en blijft verduurzaming van de landbouw. Gezien de brede voordelen daarvoor van natuurinclusieve veehouderij willen we het omschakelen naar deze vorm van landbouw stimuleren. Daar past deze uitzonderingsregel bij.”
Wij hebben hierover enkele technische vragen.
1. Hoe verhoudt biologische landbouw (bedrijven met SKAL-certificering) zich tot natuurinclusieve landbouw?;
a) Valt biologische landbouw per definitie binnen de definitie van natuurinclusieve landbouw?
b) Zijn er verschillen tussen beide vormen die ertoe kunnen leiden dat bepaalde biologische veehouderijen niet gebruik kunnen maken van de uitzonderingsregeling?
2. Boeren die omschakelen naar biologische bedrijfsvoering hebben te maken met de driejarige omschakelingsperiode waarin de bedrijfsvoering praktisch biologisch moet zijn, maar de productie niet als zodanig (en dus zonder meeropbrengst) verkocht mag worden. Het is een flinke investering.
a) Valt de omschakelingsperiode naar biologische landbouw al binnen de voorwaarden van natuurinclusieve landbouw; of is dat mogelijk, maar niet per se altijd het geval?
b) Indien de omschakelingsperiode naar biologische landbouw niet per se binnen de voorwaarden van natuurinclusieve landbouw (en daarmee de uitzonderingsregel) valt; is het technisch mogelijk om de uitzonderingsregel aan te passen opdat de omschakelingsperiode naar biologische landbouw er ook binnen valt?
Indiendatum:
30 okt. 2020
Antwoorddatum: 2 nov. 2020
De zienswijzen op de Interim Omgevingsverordening (IOV) hebben geleid tot een extra wijziging, namelijk een uitzonderingsregeling voor natuurinclusieve veehouderijen. Natuurinclusieve landbouw wordt in de IOV beschreven als een "economisch rendabel en grondgebonden landbouwsysteem dat voedsel en gewassen produceert, in balans is met de natuurlijke omgeving, natuurlijke hulpbronnen integreert in de bedrijfsvoering en zorg draagt voor de biodiversiteit op en rond het bedrijf, zoals bedoeld in de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant".
Als reden voor de uitzonderingsregeling voor natuurinclusieve veehouderijen geeft de gedeputeerde op: "Het primaire doel van onze maatregelen is en blijft verduurzaming van de landbouw. Gezien de brede voordelen daarvoor van natuurinclusieve veehouderij willen we het omschakelen naar deze vorm van landbouw stimuleren. Daar past deze uitzonderingsregel bij.”
Wij hebben hierover enkele technische vragen.
1. Hoe verhoudt biologische landbouw (bedrijven met SKAL-certificering) zich tot natuurinclusieve landbouw?;
a) Valt biologische landbouw per definitie binnen de definitie van natuurinclusieve landbouw?
Antwoord:
Nee, biologische landbouw valt niet per definitie binnen de definitie van natuurinclusieve landbouw. De provincie Noord-Brabant koppelt natuurinclusieve landbouw aan grondgebonden landbouw. Biologische landbouw kent deze afbakening niet.
b) Zijn er verschillen tussen beide vormen die ertoe kunnen leiden dat bepaalde biologische veehouderijen niet gebruik kunnen maken van de uitzonderingsregeling?
Antwoord:
Ja, er kunnen verschillen zijn waardoor biologische bedrijven niet gebruik kunnen maken van de uitzondering. Dit staat los van de biologische bedrijfsvoering. Om gebruik te kunnen maken van de uitzonderingsregeling dienen bedrijven aan de volgende voorwaarden te voldoen:
- Grondgebonden vormen van veehouderij
- Een maximale veebezetting van 2 gve/ha.
- Een bedrijfsvoering die een bijdrage levert aan de verbetering van het bodem- en watersystem, landschap en biodiversiteit. Voor elk van deze aspecten dienen op het bedrijf ten minste 2 maatregelen te worden uitgevoerd.
2. Boeren die omschakelen naar biologische bedrijfsvoering hebben te maken met de driejarige omschakelingsperiode waarin de bedrijfsvoering praktisch biologisch moet zijn, maar de productie niet als zodanig (en dus zonder meeropbrengst) verkocht mag worden. Het is een flinke investering.
a) Valt de omschakelingsperiode naar biologische landbouw al binnen de voorwaarden van natuurinclusieve landbouw; of is dat mogelijk, maar niet per se altijd het geval?
Antwoord:
De omschakelingsperiode kan binnen de voorwaarden van natuurinclusieve landbouw vallen indien tijdens de omschakeling en daarna in de (grondgebonden) bedrijfsvoering maatregelen voor bodem en water, landschap en biodiversiteit worden toegepast en de gemiddelde veebezetting niet meer dan 2 gve/ha. bedraagt.
b) Indien de omschakelingsperiode naar biologische landbouw niet per se binnen de voorwaarden van natuurinclusieve landbouw (en daarmee de uitzonderingsregel) valt; is het technisch mogelijk om de uitzonderingsregel aan te passen opdat de omschakelingsperiode naar biologische landbouw er ook binnen valt?
Antwoord:
Nee, de uitzonderingsregel is gekoppeld aan de voorwaarden die de provincie aan natuurinclusieve landbouw verbindt.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Technische vragen over de ‘Bernhezer variant’ op de stalderingsregeling
Lees verderTechnische vragen over memo gedeputeerde Lemkes-Straver over moeflons
Lees verder