Tech­nische vragen over Wijziging Omge­vings­ver­or­dening, veegronde


Indiendatum: 16 okt. 2023

1. Welke soorten/categorieën bouw- of gebruiksactiviteiten worden met het nieuw toe te voegen derde lid toegestaan in een EVZ?

2. Klopt het dat bij een ontwikkeling in de EVZ’s, het nee, tenzij-principe (zoals wel toegepast voor het NNB) niet geldt en dat er dus geen sprake hoeft te zijn van een groot openbaar belang om een ontwikkeling toe te staan?

3. Zijn er activiteiten die op voorhand planologisch niet mogelijk zijn in een EVZ? Zo ja, welke?

4. Onder welke voorwaarden zal een vergunning voor een bouw- of gebruiksactiviteit in een EVZ worden geweigerd?

5. Klopt het dat uit onderzoek moet blijken dat er geen alternatieve locaties voor de ontwikkeling in een EVZ aanwezig zijn, vóór door het bevoegd gezag met de ontwikkeling kan worden ingestemd? Zo ja, waar bestaat dit onderzoek uit? Zo nee, op welke wijze moet door de initiatiefnemer worden aangetoond dat reële alternatieven voor de gewenste bouw- of gebruiksactiviteit ontbreken?

6. Is aanleg en realisering van de ecologische verbindingszone op de nieuwe locatie verzekerd door middel van een compensatieplan? Zo ja, waaraan moet het compensatieplan voldoen? Zo nee, hoe is de compensatie dan geborgd en welke eisen zijn daaraan verbonden?

7. Zijn er eisen aan de locatie voor de compensatie op een nieuwe locatie? Wordt het gecompenseerde stuk EVZ bijvoorbeeld aan de aangetaste EVZ aangelegd of kan het ook aan een andere EVZ worden aangelegd?

Indiendatum: 16 okt. 2023
Antwoorddatum: 23 okt. 2023

1. Welke soorten/categorieën bouw- of gebruiksactiviteiten worden met het nieuw toe te voegen derde lid toegestaan in een EVZ?

Antwoord:
Het nieuwe derde lid wordt opgenomen vanwege de noodzaak om de werkwijze te veranderen die tot op heden bij kaartaanpassingen werd doorlopen. In de huidige situatie wordt in een vooroverleg-bestemmingsplan verzocht om de ecologische verbindingszone aan te passen door een gebied te verwijderen (locatie A) en elders een vervangende zone (locatie B) op te nemen. Nadat GS de kaartwijziging hebben vastgesteld, kan de beoogde ontwikkeling op locatie A dan plaatsvinden. Op die locatie is immers geen sprake meer van een ecologische verbindingszone, want die ligt vanwege de kaartaanpassing op locatie B.
Het derde lid beoogt deze werkwijze voort te zetten. De kaartwijziging vindt alleen niet voor de vaststelling van het omgevingsplan plaats, maar wordt achteraf door GS vastgesteld. Inhoudelijk blijven echter dezelfde randvoorwaarden gelden.
Voorgaande impliceert dat het dus om alle bouw- of gebruiksactiviteiten kan gaan die binnen een evz niet zijn toegestaan, omdat ze de werking van een ecologische verbinding verstoren.


2. Klopt het dat bij een ontwikkeling in de EVZ’s, het nee, tenzij-principe (zoals wel toegepast voor het NNB) niet geldt en dat er dus geen sprake hoeft te zijn van een groot openbaar belang om een ontwikkeling toe te staan?

Antwoord:
Voor gerealiseerde evz’s gelden de regels van het NNB onverkort. Dat betekent dat op de gerealiseerde evz’s het nee, tenzij principe van toepassing is. Dit derde lid geldt daarom dus niet voor gerealiseerde evz: die vallen onder artikel 5.30 e.v.
Voor niet-gerealiseerde evz’s zijn zoekgebieden aangegeven met een planologische basisbescherming. Dat houdt in dat nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk zijn als zij de latere inrichting van de evz niet belemmeren. Daarom is opgenomen dat een omgevingsplan het oprichten van bebouwing en het aanbrengen van verharding moet beperken.
Het derde lid gaat over deze nog niet-gerealiseerde evz’s. Met het voorgestelde derde lid wordt verzekerd dat er een vervangende evz wordt aangewezen en ingericht. De gerealiseerde evz valt vervolgens onder het regiem van het NNB.


3. Zijn er activiteiten die op voorhand planologisch niet mogelijk zijn in een EVZ? Zo ja, welke?

Antwoord:
Zolang de evz niet gerealiseerd is, geldt er een planologische basisbescherming die het oprichten van bebouwing en verharding beperkt. Dit om onnodige kosten bij de aanleg te voorkomen. Zie ook vraag 2.


4. Onder welke voorwaarden zal een vergunning voor een bouw- of gebruiksactiviteit in een EVZ worden geweigerd?

Antwoord:
Het is niet aan GS om een vergunning te verlenen of te weigeren. De gemeente is daartoe bevoegd gezag. Als de bouw- of gebruiksactiviteit binnen het omgevingsplan past, moet de vergunning verleend worden. Als de activiteit niet binnen het omgevingsplan past, moet de gemeente afwegen of aanpassing van het omgevingsplan (of afwijking met een afwijkvergunning) in de rede ligt.


5. Klopt het dat uit onderzoek moet blijken dat er geen alternatieve locaties voor de ontwikkeling in een EVZ aanwezig zijn, vóór door het bevoegd gezag met de ontwikkeling kan worden ingestemd? Zo ja, waar bestaat dit onderzoek uit? Zo nee, op welke wijze moet door de initiatiefnemer worden aangetoond dat reële alternatieven voor de gewenste bouw- of gebruiksactiviteit ontbreken?

Antwoord:
De instructieregels in de Omgevingsverordening richten zich tot gemeenten. De raad moet deze regels toepassen bij de besluitvorming over het omgevingsplan. GS zien toe of de raad op correcte wijze invulling geeft aan deze regels en randvoorwaarden. Dat betekent dat als de gemeente met de provincie in overleg treedt over een voorgenomen ontwikkeling waarbij zij toepassing willen geven aan dit derde lid, er wordt bezien of er een reëel alternatief voor de beoogde ontwikkeling is.
Zo nee, dan wordt bezien of en zo ja, waar een gelijkwaardige vervangende locatie voor de evz kan worden gevonden en welke eisen
gesteld worden aan de inrichting van deze specifieke evz.


6. Is aanleg en realisering van de ecologische verbindingszone op de nieuwe locatie verzekerd door middel van een compensatieplan? Zo ja, waaraan moet het compensatieplan voldoen? Zo nee, hoe is de compensatie dan geborgd en welke eisen zijn daaraan verbonden?

Antwoord:
Aanleg en realisering van een evz op de nieuwe locatie moet zijn verzekerd. Dat betekent dat de nieuwe locatie van de evz als NNB in het omgevingsplan moet zijn opgenomen, dat er een inrichtingsplan is en dat in het plan wordt aangegeven op welke wijze dat inrichtingsplan wordt gerealiseerd en door wie. De eisen waaraan de inrichting moet voldoen, zijn afhankelijk van de plek en functie die de evz vervult. Omdat bij natte verbindingen in veel gevallen ook sprake is van behoud en herstel van watersystemen, is over de inrichting vaak ook overleg nodig met het waterschap.
Bij de toepassing van het derde lid gaat het altijd om een nog niet-gerealiseerde evz. Er is derhalve nog geen sprake van NNB zodat er ook geen verplichting tot natuurcompensatie (of het opstellen van een compensatieplan) is.


7. Zijn er eisen aan de locatie voor de compensatie op een nieuwe locatie? Wordt het gecompenseerde stuk EVZ bijvoorbeeld aan de aangetaste EVZ aangelegd of kan het ook aan een andere EVZ worden aangelegd?

Antwoord:
Het verleggen van een (deel van een) niet-gerealiseerde evz en de inrichting van de evz wordt bekeken vanuit het doel om een volwaardige ecologische verbindingszone te realiseren tussen NNB-gebieden. De vervangende locatie van de evz moet vanuit samenhang en kwaliteit van het NNB een gelijkwaardig alternatief bieden voor de beoogde verbindingsfunctie van de evz. De invulling van die voorwaarde kan per geval verschillen. Daarom moet daarover in een vroegtijdig stadium overleg zijn gevoerd met de provincie en waar nodig het waterschap.

Interessant voor jou

Technische vragen over bedrijven op Pivot Park die bijdragen aan vermindering van dierproeven

Lees verder

Vragen over massale bomenkap en vernieling van een dassenburcht in de Maashorst

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer