Vragen betreffende de effecten van stikstof op de Brabantse natuur
Indiendatum: nov. 2012
Schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Noord-Brabant aan het college van Gedeputeerde Staten betreffende de effecten van stikstof op de Brabantse natuur.
Geacht college,
Uit onderzoek van Alterra uitgevoerd in opdracht van de provincie Noord-Brabant blijkt dat met name de depositie van stikstof in de vorm van ammoniak (75%) en stikstofoxide (25%) in de vogelrichtlijngebieden in Noord-Brabant boven de grens (kritische depositiewaarde) ligt die voor natuur nog acceptabel is en dat vele broedvogels hier onder lijden. Het rapport geeft aan dat er een dalende lijn zit in de overschrijding van de kritische depositiewaarden, maar dat deze waarden nog steeds ruimschoots worden overschreden waardoor beschermde vogels worden bedreigd in hun voortbestaan.1
Uit een eerder rapport van Alterra, gepubliceerd in 2008, werd duidelijk dat niet alleen de kritische depositiewaarden in de vogelrichtlijngebieden worden overschreden, maar dat dit ook geldt voor de kritische depositiewaarden in de habitatrichtlijngebieden. Hierdoor worden verschillende beschermde plant- en diersoorten bedreigd in hun voortbestaan.2
Het laatstgenoemde rapport stelt ook dat onderhoud en beheer dit deels kunnen herstellen, maar dat dit zeer kostbaar is indien niet tegelijk de ammoniakdepositie zelf wordt aangepakt.
We willen u graag hierover de volgende vragen stellen:
1. Bent u het met ons eens dat de conclusies van bovenstaande rapporten aantonen dat het ernstig gesteld is met de Nederlandse natuur als het gaat om verzuring door veehouderij? Zo nee, waarom niet?
Uit het rapport van Alterra uit 2008 blijkt dat herstelmaatregelen die in het verleden zijn getroffen zoals kappen en plaggen om verzuring tegen te gaan, in de eerste 4-5 jaar hebben geleid tot een positieve ontwikkeling.2 Er is echter sprake van een duidelijke tendens in de richting van de vegetatiesamenstelling zoals die bestond voÌoÌr de ingrepen en de (eenmalige) maatregel lijkt daarom weinig duurzaam.
2. Kunt u, in het kader van de economische rendabiliteit, aangeven wat het plaggen van de verschillende gebieden (bos, heide, etc) kost per ha?
3. Kunt u aangeven hoeveel geld het Rijk, provincies, gemeenten en terreinbeheerders de afgelopen tien jaar hebben gespendeerd aan het treffen van herstelmaatregelen in vogel- en habitatrichtlijngebieden in Brabant tegen de verzuring door bijvoorbeeld ammoniakuitstoot? Zo nee, waarom niet?
4. In het kader van ‘De vervuiler betaalt’, op welke wijze draagt de veroorzaker van verzuring door ammoniak (bijvoorbeeld veehouders) bij aan het herstel van deze beschermde natuurgebieden? Indien hier geen sprake van is, hoe gaat u als uitvoerder van natuurbeleid, de benodigde herstelmaatregelen bekostigen?
5. Bent u het met ons eens dat veel herstelmaatregelen van tijdelijke aard zijn en ook niet het gewenste effect sorteren, te weten herstel van de biodiversiteit op de lange termijn? Zo nee, waarom niet?
6. Kunt u aangeven welke andere maatregelen u heeft getroffen op lange termijn, zodat er wel sprake is van een duurzaam herstel van door ammoniak aangetaste gebieden? Zo nee, waarom niet?
7. Kunt u aangeven welke andere maatregelen u van plan bent te treffen, zodat er wel sprake is van een duurzaam herstel van door stikstof aangetaste gebieden? Zo ja, over welke maatregelen gaat het en wat voor budget heeft u daarvoor beschikbaar? Zo nee, waarom niet?
Uit het rapport van Alterra uit 2012 blijkt dat de provincie Noord-Brabant door middel van de Verordening Stikstof en Natura 2000 streeft naar een vermindering van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden via het terugdringen van de ammoniak-emissie vanuit de veehouderij. Om een gegarandeerde daling van de stikstofdepositie te verkrijgen verdienen deze gebieden extra aandacht, waarbij onder andere dient te worden gekeken welke bijdrage andere sectoren dan de landbouw aan de depositie leveren. Ammoniak kan zich volgens het rapport vele tientallen kilometers verplaatsen voordat het neerslaat. Via de PAS kunnen voor deze sectoren maatregelen worden genomen.3
8. Kunt u aangeven wat het aandeel per categorie van veehouderij in Brabant is aan de ammoniakemissie en ammoniakdepositie in Brabant? Zo ja, wat is het aandeel per categorie veehouderij? Zo nee, waarom niet?
In een artikel in het Brabants Dagblad van 24 november staat vermeld dat achthonderd Brabantse veehouders alsnog een Natuurbeschermingsvergunning voor de uitbreiding van hun veehouderij kunnen krijgen, gedeputeerde Van den Hout vermeldt dat zij zich kunnen beroepen op bevindingen uit bovenstaand rapport.4
9. Bent u met ons eens dat het vergunnen van uitbreidingen van veehouderijbedrijven en de resultaten van de rapporten van Alterra (overschrijding van kritische depositiewaarden) lijnrecht tegenover elkaar staan wat betreft het behalen van de Europese instandhoudingsdoelstellingen op het gebied van biodiversiteit? Zo ja, gaat u hier consequenties aan verbinden? Zo nee, op welk deel van het rapport kan de veehouder zich beroepen?
10. Kunt u concreet aangeven op welke wijze de PAS bijdraagt aan het daadwerkelijk verminderen van de uitstoot van stikstof?
11. Bent u het met ons eens dat stikstofdepositie niet beperkt is tot enkele kilometers maar dat significante hoeveelheden zich verspreiden over afstanden groter dan enkele kilometers? Zo nee, waarom niet?
12. Worden er op dit moment afstandsnormen gehanteerd bij de oprichting, verplaatsing en uitbreiding van veehouderijen ten aanzien van stikstofdepositie en natura2000 gebieden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
13. Vindt u dat het, gezien de conclusies uit de Alterra rapporten (dat ammoniak zich over grote afstanden verplaatst en ammoniak concentraties over het hele spectrumte hoog zijn), zinvol om afstand criteria te formuleren ten aanzien van stikstofuitstoot? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Er zijn op dit moment twee punten in Brabant waar de concentraties van ammoniak wordt gemeten.
14. Bent u het met ons eens dat twee meetpunten voor de bepaling van uitstoot van ammoniak op een oppervlakte ter grootte van Brabant, niet representatief is voor de vaststelling van de feitelijke mate van ammoniakemissie? Zo nee, waarom niet?
Uit bovenstaand rapport uit 2008 blijkt, dat maatregelen die bij de bron van de stikstofemissie worden getroffen, een grote bijdrage kunnen leveren aan de reductie van stikstof in natuurgebieden.5 Echter de mate van stikstofuitstoot is per inrichting of gebied op dit moment niet te achterhalen.
15. Bent u het met ons eens dat de problematiek rond ammoniakemissie meer adequaat het hoofd kan worden geboden als er meer meetpunten in Brabant komen om de uitstoot van ammoniak per regio en natuurgebied beter in kaart te brengen? Zo ja, gaat u meer meetpunten installeren? Zo nee, waarom niet?
Wij vernemen graag uw reactie.
Met vriendelijke groet,
ir. Marco van der Wel
Partij voor de Dieren
1Effecten van stikstof op vogelsoorten in vogelrichtlijngebieden in Noord-Brabant, Alterra 2012
2Effecten van ammoniak op de Nederlandse natuur, Alterra 2008
3Effecten van stikstof op vogelsoorten in vogelrichtlijngebieden in Noord-Brabant, Alterra 2012
4Lodewijks R, 2012. Provincie: achthonderd uitbreidingen van veehouderijen bij vogelgebieden Brabants Dagblad
5Effecten van ammoniak op de Nederlandse natuur, Alterra 2008
Indiendatum:
nov. 2012
Antwoorddatum: 19 dec. 2012
Beantwoording schriftelijke vragen op grond van het Reglement van Orde betreffende vragen van ir. M.C. van der Wel van de PvdD Statenfractie Noord-Brabant aan het college van GS inzake de effecten van stikstof op de Brabantse natuur.
Geachte heer Van der Wel,
Bij brief van 30 november 2012, ingekomen op 30 november 2012, heeft u namens de PvdD fractie op grond van het Reglement van Orde voor Provinciale Staten schriftelijke vragen gesteld.
Wij beantwoorden deze vragen als volgt.
1.Bent u het met ons eens dat de conclusies van bovenstaande rapporten aantonen dat het ernstig gesteld is met de Nederlandse natuur als het gaat om verzuring door veehouderij? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Wij zijn het met u eens dat er sprake is van een (veelal forse) overbelasting door stikstof van de natuur in Nederland en in Noord-Brabant in het bijzonder. De verzuring en vermesting die hiervan het gevolg is heeft negatieve consequenties voor de kwaliteit van de natuur. De emissie van ammoniak uit de veehouderij is één van de oorzaken. Ook de emissies van stikstofoxiden uit wegverkeer, scheepvaart en industrie uit binnen- en buitenland dragen hieraan bij.
2.Uit het rapport van Alterra uit 2008 blijkt dat herstelmaatregelen die in het verleden zijn getroffen zoals kappen en plaggen om verzuring tegen te gaan, in de eerste 4-5 jaar hebben geleid tot een positieve ontwikkeling. Er is echter sprake van een duidelijke tendens in de richting van de vegetatiesamenstelling zoals die bestond voor de ingrepen en de (eenmalige) maatregel lijkt daarom weinig duurzaam. Kunt u, in het kader van de economische rendabiliteit, aangeven wat het plaggen van de verschillende gebieden (bos, heide, etc) kost per ha?
Antwoord:
Het klopt dat herstelmaatregelen periodiek dienen te worden herhaald. De afgelopen jaren is hierover veel kennis opgedaan, waardoor de effectiviteit van deze maatregelen is verbeterd.
De kosten van het plaggen bedragen gemiddeld €9000 per hectare.
3.Kunt u aangeven hoeveel geld het Rijk, provincies, gemeenten en terreinbeheerders de afgelopen tien jaar hebben gespendeerd aan het treffen van herstelmaatregelen in vogel- en habitatrichtlijngebieden in Brabant tegen de verzuring door bijvoorbeeld ammoniakuitstoot? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Enige indicatie voor de kosten van herstelmaatregelen in natuurgebieden, waaronder de vogel- en habitatrichtlijngebieden, is het landelijke budget dat vanuit het Overlevingsplan Bos Natuur (OBN) en voorheen ook Effectgerichte Maatregelen (EGM) wordt besteed. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij het ministerie van EZ. Tot 2009 lag het budget voor de uitvoering van maatregelen (EGM) in de orde van grootte van €6-8 miljoen en voor onderzoek €1,3 – 2 miljoen (OBN). Vanaf 2009 bedraagt het budget voor onderzoek €2,36 miljoen. De subsidieregeling EGM is in 2008 vervallen.
Naast bovengenoemde middelen vanuit OBN en EGM worden middelen ingezet voor maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit, het tegengaan van verdroging en ven- en heideherstel in Noord-Brabant. Het betreft integrale projecten die voor een deel ook zijn gericht op verzuring en vermesting. De totale kosten hiervan lagen de afgelopen tien jaar in de orde van grootte van enkele tientallen miljoenen euro’s. Welk deel hiervan kan worden toegerekend aan het tegengaan van verzuring in vogel- en habitatrichtlijngebieden is niet aan te geven.
4.In het kader van ’De vervuiler betaalt’, op welke wijze draagt de veroorzaker van verzuring door ammoniak (bijvoorbeeld veehouders) bij aan het herstel van deze beschermde natuurgebieden? Indien hier geen sprake van is, hoe gaat u als uitvoerder van natuurbeleid, de benodigde herstelmaatregelen bekostigen?
Antwoord:
In het kader van de verordening stikstof en Natura2000 Noord-Brabant dienen veehouders te voldoen aan emissie-eisen die verder gaan dan de eisen die landelijk verplicht zijn. Deze emissie-eisen leiden tot een afname van de uitstoot van ammoniak uit de veehouderij. De veehouders dragen zelf de kosten voor de hiervoor benodigde investeringen.
De kosten voor effectgerichte- en herstelmaatregelen in de Natura2000- gebieden komen beschikbaar uit het deelakkoord decentralisatie natuur en het regeerakkoord.
5.Bent u het met ons eens dat veel herstelmaatregelen van tijdelijke aard zijn en ook niet het gewenste effect sorteren, te weten herstel van de biodiversiteit op de lange termijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Herstelmaatregelen en effectgerichte maatregelen zijn per definitie van tijdelijke aard. Sommige maatregelen zijn incidenteel van aard (bijv. peilopzet water), andere maatregelen zijn structureel, zolang de stikstofbelasting te hoog blijft. Naarmate de stikstofbelasting afneemt, zal ook de noodzaak van deze maatregelen afnemen. Wij zijn het met u eens dat, naast het nemen van deze maatregelen een effectief natuurbeleid t.b.v. herstel van de biodiversiteit op lange termijn mede moet zijn gebaseerd op een verdere daling van de uitstoot van stikstof.
6.Kunt u aangeven welke andere maatregelen u heeft getroffen op lange termijn, zodat er wel sprake is van een duurzaam herstel van door ammoniak aangetaste gebieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ons natuurbeleid is gebaseerd op het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en het verminderen van de stikstofemissies uit de veehouderij. Dit laatste via de verordening stikstof en Natura2000 Noord-Brabant.
7.Kunt u aangeven welke andere maatregelen u van plan bent te treffen, zodat er wel sprake is van een duurzaam herstel van door stikstof aangetaste gebieden? Zo ja, over welke maatregelen gaat het en wat voor budget heeft u daarvoor beschikbaar? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Naar verwachting wordt begin 2014 de Programmatische Aanpak Stikstof vastgesteld. Hierin worden afspraken gemaakt tussen het Rijk (EZ, I&M) en de provincies, waaronder Noord-Brabant, over het verminderen van de stikstofbelasting en herstel- en effectgerichte maatregelen. Deze afspraken zijn resultaatsverplichtingen voor de eerste beheerplanperiode, dit is een periode van zes jaar.
De kosten voor herstel- en effectgerichte maatregelen bedragen landelijk ruim €75 miljoen per jaar. Deze middelen komen beschikbaar uit het deelakkoord decentralisatie natuur en het regeerakkoord. Er worden nog afspraken gemaakt over hoe deze middelen worden verdeeld over de provincies. Daarnaast is de realisatie van de volledige EHS noodzakelijk om duurzaam herstel van door stikstof aangetaste gebieden te bewerkstelligen. Hierover zijn in het deelakkoord decentralisatie natuur met het Rijk afspraken gemaakt, welke bijdragen aan gedeeltelijke realisatie van EHS-gebieden waarop Europese verplichtingen rusten. In 2016 zal worden bezien (evaluatie decentralisatieakkoord) welke aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om de volledige Europese verplichtingen na te komen.
De maatregelen ter vermindering van de stikstofbelasting betreffen allerhande technische maatregelen in industrie, landbouw en verkeer. Hierbij moet vooral worden gedacht aan schonere productiemethoden en afvang van emissies bij de bron.
8.In een artikel in het Brabants Dagblad van 24 november staat vermeld dat achthonderd Brabantse veehouders alsnog een Natuurbeschermingsvergunning voor de uitbreiding van hun veehouderij kunnen krijgen, gedeputeerde Van den Hout vermeldt dat zij zich kunnen beroepen op bevindingen uit bovenstaand rapport. Bent u met ons eens dat het vergunnen van uitbreidingen van veehouderijbedrijven en de resultaten van de rapporten van Alterra (overschrijding van kritische depositiewaarden) lijnrecht tegenover elkaar staan wat betreft het behalen van de Europese instandhoudingsdoelstellingen op het gebied van biodiversiteit? Zo ja, gaat u hier consequenties aan verbinden? Zo nee, op welk deel van het rapport kan de veehouder zich beroepen?
Antwoord:
Wij zijn van mening dat de rapporten van Alterra het vergunnen van uitbreidingen van veehouderijbedrijven niet in de weg staan. Voor een groot deel van de beschermde vogelsoorten is er geen relatie tussen het leefgebied en de stikstofbelasting of worden de instandhoudingsdoelstellingen op dit moment duurzaam behaald. Waar er wel een relatie is, zullen wij er op toezien dat de maatregelen die nodig zijn voor een duurzame instandhouding van de beschermde vogelsoorten via de Natura2000-beheerplannen en de Programmatische Aanpak Stikstof worden gegarandeerd.
Dit geldt zowel voor de vogelrichtlijngebieden, als de habitatrichtlijngebieden. De veehouder kan het rapport gebruiken bij het opstellen van een passende beoordeling m.b.t. de vogelrichtlijngebieden en beschermde vogelsoorten die in zijn/haar situatie relevant zijn.
9.Uit het rapport van Alterra uit 2012 blijkt dat de provincie Noord-Brabant door middel van de Verordening Stikstof en Natura 2000 streeft naar een vermindering van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden via het terugdringen van de ammoniak-emissie vanuit de veehouderij. Om een gegarandeerde daling van de stikstofdepositie te verkrijgen verdienen deze gebieden extra aandacht, waarbij onder andere dient te worden gekeken welke bijdrage andere sectoren dan de landbouw aan de depositie leveren. Ammoniak kan zich volgens het rapport vele tientallen kilometers verplaatsen voordat het neerslaat. Via de PAS kunnen voor deze sectoren maatregelen worden genomen.Kunt u aangeven wat het aandeel per categorie van veehouderij in Brabant is aan de ammoniakemissie en ammoniakdepositie in Brabant? Zo ja, wat is het aandeel per categorie veehouderij? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De ammoniakemissie van de veehouderij in Noord-Brabant bedroeg in 2010 19,7 kton (bron: www.emissieregistratie.nl). De bijdragen van de verschillende diercategorieën vindt u in onderstaande tabel. De emissie van is de totale emissie vanuit de stallen, mestopslagen en bij mestaanwending op het veld.
Ammoniakemissie in Noord-Brabant in 2010
Kunstmest: 1,16 kton; 5,9%
Landbouwhuisdieren – varkens: 8,08 kton; 41,1%
Landbouwhuisdieren - overige dieren: 0,64 kton; 3,3%
Landbouwhuisdieren – pluimvee: 3,39 kton; 17,3%
Landbouwhuisdieren – rundvee: 6,40 kton; 32,5%
Totaal 19,67 kton; 100%
De depositie van deze verschillende bronnen wordt niet separaat berekend. De bijdrage van de afzonderlijke diercategorieën aan de depositie is globaal gezien gelijk aan de bijdrage aan de emissie.
10.Bent u het met ons eens dat stikstofdepositie niet beperkt is tot enkele kilometers maar dat significante hoeveelheden zich verspreiden over afstanden groter dan enkele kilometers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Wij zijn het met u eens dat stikstof zich verspreidt tot vele kilometers van de bron.
11.Worden er op dit moment afstandsnormen gehanteerd bij de oprichting, verplaatsing en uitbreiding van veehouderijen ten aanzien van stikstofdepositie en natura2000 gebieden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er gelden op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 geen afstandsnormen voor de oprichting, verplaatsing en uitbreiding van veehouderijen t.o.v. een Natura2000-gebied. De mogelijkheden hiervoor worden bepaald door de mate van stikstofdepositie en de mogelijkheden om eventuele toenames van depositie te salderen. Naarmate een bedrijf dichter bij een Natura2000-gebied ligt, nemen de mogelijkheden voor oprichting of uitbreiding af, omdat er in onvoldoende mate kan worden gesaldeerd.
12.Vindt u dat het, gezien de conclusies uit de Alterra rapporten (dat ammoniak zich over grote afstanden verplaatst en ammoniak concentraties over het hele spectrum te hoog zijn), zinvol om afstand criteria te formuleren ten aanzien van stikstofuitstoot? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Een afstandscriterium kan helpen bij duidelijkheid rond de vergunningverlening. Een afstandscriterium is echter niet mogelijk, omdat de stikstofdepositie niet alleen van afstand, maar ook van andere factoren (grootte van de emissie) afhankelijk is. Daarnaast is er altijd de mogelijkheid voor veehouderijen van het salderen van eventuele toenames van stikstofdepositie. Dit geldt zowel op grote als op kleine afstand van Natura2000-gebieden.
13.Er zijn op dit moment twee punten in Brabant waar de concentraties van ammoniak wordt gemeten. Bent u het met ons eens dat twee meetpunten voor de bepaling van uitstoot van ammoniak op een oppervlakte ter grootte van Brabant, niet representatief is voor de vaststelling van de feitelijke mate van ammoniakemissie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Door het Rijk is er een landelijk meetnet luchtkwaliteit (zie www.lml.rivm.nl) ingericht, in Noord-Brabant zijn inderdaad slechts twee stations die de ammoniakconcentratie meten. De provincie en het Rijk hebben het RIVM in 2007 opdracht gegeven om tijdelijk twee extra meetstations rond LOG de Rips te plaatsen. Deze metingen lopen eind 2012 af, deze worden momenteel voor drie jaar verlengd. Daarnaast wordt sinds 1996 in opdracht van de provincie met zogenaamde passieve samplers op 34 locaties gemeten in en rond natuurgebied ‘de Stippelberg’ in Gemert-Bakel.
Door het RIVM is aanvullend enkele jaren geleden een project gestart om de ammoniakconcentratie in een aantal natuurgebieden te meten. Hiervoor worden eveneens passieve samplers ingezet. Naar onze mening geven deze meetpunten, samen met berekeningen van de sikstofdepositie een representatief beeld van de feitelijke ammoniakbelasting in Noord-Brabant.
14.Kunt u concreet aangeven op welke wijze de PAS bijdraagt of gaat bijdragen aan het daadwerkelijk verminderen van de uitstoot van stikstof?
Antwoord:
In het kader van de PAS worden afspraken gemaakt tussen de ministeries van EZ en I&M en de provincies ter vermindering van de uitstoot van stikstof. Deze afspraken zijn resultaatverplichtingen. Voor industrie en verkeer gaat de PAS niet verder dan bestaand beleid voor het terugdringen van de stikstofuitstoot. Hierbij moet worden gedacht aan schonere brandstoffen en schonere productiemethoden. Voor de veehouderij gaat het om een aanscherping van de landelijke eisen aan de uitstoot van ammoniak uit stallen, voermaatregelen en eisen aan het aanwenden van mest.
15.Uit bovenstaand rapport uit 2008 blijkt, dat maatregelen die bij de bron van de stikstofemissie worden getroffen, een grote bijdrage kunnen leveren aan de reductie van stikstof in natuurgebieden. Echter de mate van stikstofuitstoot is per inrichting of gebied op dit moment niet te achterhalen. Bent u het met ons eens dat de problematiek rond ammoniakemissie meer adequaat het hoofd kan worden geboden als er meer meetpunten in Brabant komen om de uitstoot van ammoniak per regio en natuurgebied beter in kaart te brengen? Zo ja, gaat u meer meetpunten installeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee, de problematiek rond ammoniakemissie wordt niet adequater het hoofd geboden als er meer meetpunten in Noord-Brabant komen. Het is naar onze mening niet zinvol om meer meetpunten te installeren. In diverse rapportages wordt periodiek de ammoniakdepositie op alle natuurgebieden in Noord-Brabant berekend en gerapporteerd, hierbij wordt het effect van álle emissiebronnen gecumuleerd. Desgewenst zou de depositie van individuele inrichtingen op natuurgebieden berekend kunnen worden. Hiervoor kan de vergunde emissie uit stallen worden gebruikt (zie bvb.brabant.nl). In Noord Brabant zijn ca.11.000 veehouderijbedrijven. De ammoniakbelasting op natuurgebieden wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door het effect van alle bedrijven tezamen. De bijdrage van individuele bedrijven is doorgaans beperkt.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Voorzitter, Secretaris,
Interessant voor jou
Vragen naar aanleiding van antwoorden over de ontwikkelingen rond mestvergister Cleanergy
Lees verderVragen akkoord uitvoering ganzenbeleid
Lees verder