Vragen over de invloed van het actieplan ‘Toekomst voor Jonge Boeren’ op het toekomst­per­spectief van vitale natuur, woningbouw en duurzame plant­aardige landbouw


Indiendatum: 18 nov. 2022

Geacht college,

Onlangs heeft u het actieplan Toekomst voor Jonge Boeren in Noord-Brabant vastgesteld, met als doel een beter toekomstperspectief voor jonge landbouwers. In de onderliggende stukken komt naar voren dat de plantaardige landbouwsectoren meer om opvolgers verlegen zitten dan de dierlijke sectoren. Dat terwijl juist de grootte van de Brabantse veehouderijsector, in het kader van o.m. stikstofreductie en het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, terecht minder perspectief heeft dan de plantaardige landbouw.

Wij zien deze overweging niet terug in het actieplan, in concrete actiepunten waarbij expliciet onderscheid wordt gemaakt tussen plantaardige en dierlijke landbouwsectoren. Wij hebben hierover enkele vragen.

1. Op welke wijze houdt het actieplan Toekomst voor Jonge Boeren in Noord-Brabant rekening met het (inherent aan de huidige ecologische crises) lagere toekomstperspectief voor de veehouderijsectoren enerzijds, en de noodzakelijke omslag naar een meer plantaardige landbouw anderzijds? En hoe zien we dat terug in de acties die uw college gaat nemen op basis van dit actieplan?

2. Bent u met ons van mening dat het niet de bedoeling kan zijn dat we als provincie actief beleid voeren op het in stand houden van veehouderijbedrijven, terwijl stoppende veehouderijbedrijven juist een minder pijnlijke bijdrage leveren aan stikstofreductie? Zo nee, houdt u liever pro-actief veehouderijbedrijven in stand die later alsnog uitgekocht of zelfs onteigend moeten worden, terwijl via natuurlijk verloop stoppende veehouderijbedrijven juist een bijdrage leveren aan stikstofreductie?

3. Bent u het met ons eens dat het toekomstperspectief van een vitale Brabantse natuur, en van het oplossen van de huidige woningnood, allerminst is gebaat bij het pro-actief bevorderen van een sector die een belangrijke bron is van de huidige stikstofproblematiek? Zo nee, hoe denkt u deze kool en geit beide te kunnen sparen?

4. Bent u met ons van mening dat de focus van dit actieplan, met als doel een beter toekomstperspectief voor jonge landbouwers, volledig gericht dient te zijn op toekomstperspectief voor plantaardige landbouw voor humane consumptie? Zo nee, van welke verdeling over de plantaardige en dierlijke sector moeten we uitgaan?


Met vriendelijke groet,

Anne-Miep Vlasveld,
Partij voor de Dieren Noord-Brabant

Indiendatum: 18 nov. 2022
Antwoorddatum: 8 dec. 2022

Onlangs heeft u het actieplan Toekomst voor Jonge Boeren in Noord-Brabant vastgesteld, met als doel een beter toekomstperspectief voor jonge landbouwers. In de onderliggende stukken komt naar voren dat de plantaardige landbouwsectoren meer om opvolgers verlegen zitten dan de dierlijke sectoren. Dat terwijl juist de grootte van de Brabantse veehouderijsector, in het kader van o.m. stikstofreductie en het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, terecht minder perspectief heeft dan de plantaardige landbouw.

Wij zien deze overweging niet terug in het actieplan, in concrete actiepunten waarbij expliciet onderscheid wordt gemaakt tussen plantaardige en dierlijke landbouwsectoren. Wij hebben hierover enkele vragen.

1. Op welke wijze houdt het actieplan Toekomst voor Jonge Boeren in Noord-Brabant rekening met het (inherent aan de huidige ecologische crises) lagere toekomstperspectief voor de veehouderijsectoren enerzijds, en de noodzakelijke omslag naar een meer plantaardige landbouw anderzijds? En hoe zien we dat terug in de acties die uw college gaat nemen op basis van dit actieplan?

Antwoord:
Het actieplan jonge boeren kent vier hoofdlijnen, namelijk 1) betere toegang tot kapitaal en middelen, 2) meer podium, 3) meer toegang tot kennis, advies en trainingen en 4) onderwijs. Het actieplan is bedoeld voor jonge agrariërs uit zowel de dierlijke als plantaardige sector, in de acties is daarin geen onderscheid gemaakt.


2. Bent u met ons van mening dat het niet de bedoeling kan zijn dat we als provincie actief beleid voeren op het in stand houden van veehouderijbedrijven, terwijl stoppende veehouderijbedrijven juist een minder pijnlijke bijdrage leveren aan stikstofreductie? Zo nee, houdt u liever pro-actief veehouderijbedrijven in stand die later alsnog uitgekocht of zelfs onteigend moeten worden, terwijl via natuurlijk verloop stoppende veehouderijbedrijven juist een bijdrage leveren aan stikstofreductie?

Antwoord:
In het beleidskader Landbouw & Voedsel 2030 is opgenomen dat de provincie streeft naar een kringlooplandbouw met economisch, ecologisch en maatschappelijk evenwicht. Wij zijn van mening dat het binnen de opdracht van de provincie ligt om de veehouderij in de provincie NoordBrabant te stimuleren in de ontwikkeling gericht op o.a. duurzaamheid. Dat doen we bijvoorbeeld via natuurinclusieve en biologische landbouw, het innovatiespoor, wet- en regelgeving en ondersteunende maatregelen transitie veehouderij. Er ligt een forse opgave op het gebied van stikstofreductie, ook in de veehouderij. We hebben op dat vlak een actief beleid geformuleerd, onder andere via de Interim Omgevingsverordening, Brabantse zorgvuldigheidsscore, staldering, innovatie en de gebiedsgerichte aanpak. De uitvoering van dit actieplan sluit op deze dossiers aan en we willen jonge landbouwers nog meer meenemen in deze processen, onder andere door ze nog actiever te betrekken bij gesprekken van bijvoorbeeld de gebiedsplannen van de GGA en de Taskforce toekomstbestendige stalsystemen.


3. Bent u het met ons eens dat het toekomstperspectief van een vitale Brabantse natuur, en van het oplossen van de huidige woningnood, allerminst is gebaat bij het pro-actief bevorderen van een sector die een belangrijke bron is van de huidige stikstofproblematiek? Zo nee, hoe denkt u deze kool en geit beide te kunnen sparen?

Antwoord:
Nee, ons college is van mening dat de stikstofproblematiek met kracht moet worden opgepakt. Een en ander neemt niet weg dat wij tegelijk van mening zijn dat er een vitale sector over moet blijven die te allen tijde aan de omgevingseisen moet voldoen. Dat betekent dat jonge boeren goed moeten worden voorbereid op wat de overheid en de maatschappij van hen verwacht.


4. Bent u met ons van mening dat de focus van dit actieplan, met als doel een beter toekomstperspectief voor jonge landbouwers, volledig gericht dient te zijn op toekomstperspectief voor plantaardige landbouw voor humane consumptie? Zo nee, van welke verdeling over de plantaardige en dierlijke sector moeten we uitgaan?

Antwoord:
Nee, het actieplan jonge boeren maakt deel uit van de uitvoeringsagenda Landbouw & Voedsel ter uitvoering van het beleidskader Landbouw & Voedsel. De insteek van het actieplan is erop gericht om alle jonge landbouwers uit de agrarische sector te helpen. Zoals eerder aangegeven is in het beleidskader Landbouw & Voedsel opgenomen dat we streven naar een kringlooplandbouw die in evenwicht is. Dit met toekomstperspectief voor boeren, gebaseerd op verschillende verdienmodellen met als randvoorwaarde dat er een positieve bijdrage wordt geleverd aan de leefomgeving. Zo kunnen verdienmodellen als producent van biobased materialen, sierteelt, natuur- en landschapsbeheer, energie, zorg en recreatie ruimte bieden aan ondernemerschap.

Interessant voor jou

Technische vragen over memo gedeputeerde over natuurinclusief boeren

Lees verder

Technische vragen over de brief van IVN Groene Zoom en andere natuurorganisaties op de Brabantse Wal (afschrift aan Waterschap Brabantse Delta) over het toetsen van agrarische waterwinningen op de Brabantse Wal aan de Wet natuurbescherming

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer