Vragen over bedrijfs­voering BioE­ner­gie­Cen­trale van Essent Energie Productie BV te Cuijk


Indiendatum: jun. 2019

Geacht college,

Op 19 juni 2015, (verzonden 22 juni 2015), is de Wabo-vergunning voor BioEnergieCentrale van Essent Energie Productie BV gewijzigd, waardoor de scope van te verbranden biomassa is uitgebreid met afvalstoffen zoals vethoudende bleekaarde, B-hout en RWZI-slib. Hierover hebben wij de volgende vragen.


1. Bent u met ons eens dat deze inrichting vanaf het moment van de wijziging van de Wabo-vergunning, over een Wet Natuurbeschermings-vergunning had moeten beschikken? Zo nee, waarom niet?

2. Klopt het dat de inrichting geen geldige natuurbeschermingsvergunning heeft en dus in strijd is met de Wet natuurbescherming? Zo ja, kunt u toelichten wat de oorzaak hiervan is en wat het toekomstperspectief is van de onrechtmatige situatie?

3. Moet de inrichting alsnog een natuurbeschermingsvergunning aanvragen? Zo ja, hoe wordt de uitstoot van ammoniak en andere stoffen op nabijgelegen beschermde natuurgebieden berekend?

4. Bent u van mening dat de centrale als een meeverbrandingsinstallatie voor afval voldoet aan alle relevante eisen van het Activiteitenbesluit en/of de Activiteitenregeling? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom wordt toegestaan dat afval wordt gestookt in een biomassacentrale zonder adequate normering en monitoring?

5. Voldoet de installatie aan de verplichting dat moet worden voldaan aan de eis van een verblijftijd van de verbrandingsgassen in de naverbrandingszone van de oven van minimaal 850 gr. C bij minimaal 2 seconden? Zo ja, waar blijkt dat uit?

6. Indien nee bij vraag 5, welke effecten kan dit hebben voor de omgeving, volksgezondheid en meer direct de gezondheid van werknemers van de installatie?

7. Waarom laat de omgevingsdienst (namens u) toe dat deze situatie kan voortbestaan?

8. Voldoet het monitoringprogramma van de installatie aan de in de Activiteitenregeling genoemde eisen, te weten het continue meten van de stoffen CO, SO2, HCl en NOx, en het periodiek meten op een aantal andere parameters? Zo ja, waar blijkt dat uit?

9. Indien nee bij vraag 7, op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat genoemde stoffen in de toekomst wel adequaat kunnen worden gemonitord?

10. Hoe vaak zijn de in vraag 7 genoemde stoffen tussen 1 januari 2016 en 31 december 2018 gemeten?

11. Hoe vaak zijn er in die periode te hoge concentraties van deze stoffen gemeten?

12. Hoe vaak is tussen 1 januari 2016 en 31 december 2018 de ammoniakconcentratie binnen de installatie gemeten?

13. Hoe vaak zijn er in die periode te hoge concentraties van deze stoffen gemeten?

14. Is dit voor de omgevingsdienst een aanleiding om meer te monitoren? Zo nee, waarom niet?

De periodieke metingen worden in opdracht van de inrichting zelf uitgevoerd en betaald.

15. Heeft de omgevingsdienst voldoende FTE's, kunde en kennis voorhanden om monitoring in deze gevallen adequaat en structureel uit te voeren? Zo nee, bent u bereid hier iets aan te doen?

Wij danken u bij voorbaat voor uw beantwoording.


Met vriendelijke groet,

Marco van der Wel en Paranka Surminski,
Partij voor de Dieren Noord-Brabant

Indiendatum: jun. 2019
Antwoorddatum: 24 jun. 2019

Bij brief van 3 juni 2019, ingekomen op 3 juni 2019, heeft u namens de Partij voor de Dieren fractie schriftelijke vragen gesteld over de BioEnergieCentrale van Essent Energie Productie BV te Cuijk. Essent is hier echter geen eigenaar van, deze energiecentrale is in eigendom bij BECC B.V.

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.

Momenteel zijn wij drukdoende de consequenties van de recente uitspraak inzake het PAS in beeld te brengen. Wij hebben onderstaande antwoorden opgesteld met de huidige inzichten. Later informeren wij Provinciale Staten over de consequenties van de uitspraak.


1. Bent u met ons eens dat deze inrichting vanaf het moment van de wijziging van de Wabo-vergunning, over een Wet Natuurbeschermings-vergunning had moeten beschikken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Nee. Bij de toetsing van de aanvraag om een omgevingsvergunning van 19 juni 2015 is gebleken dat een Natuurbeschermingswetvergunning niet nodig was vanwege bestaand gebruik.


2. Klopt het dat de inrichting geen geldige natuurbeschermingsvergunning heeft en dus in strijd is met de Wet natuurbescherming? Zo ja, kunt u toelichten wat de oorzaak hiervan is en wat het toekomstperspectief is van de onrechtmatige situatie?

Antwoord:
Nee. Er is geen strijd met de Wet natuurbescherming vanwege bestaand gebruik.


3. Moet de inrichting alsnog een natuurbeschermingsvergunning aanvragen? Zo ja, hoe wordt de uitstoot van ammoniak en andere stoffen op nabijgelegen beschermde natuurgebieden berekend?

Antwoord:
Nee.


4. Bent u van mening dat de centrale als een meeverbrandingsinstallatie voor afval voldoet aan alle relevante eisen van het Activiteitenbesluit en/of de Activiteitenregeling? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom wordt toegestaan dat afval wordt gestookt in een biomassacentrale zonder adequate normering en monitoring?

Antwoord:
Ja. Wij hebben dit getoetst bij de aanvraag om een omgevingsvergunning.


5. Voldoet de installatie aan de verplichting dat moet worden voldaan aan de eis van een verblijftijd van de verbrandingsgassen in de naverbrandingszone van de oven van minimaal 850 gr. C bij minimaal 2 seconden? Zo ja, waar blijkt dat uit?

Antwoord:
Ja. De installatie voldoet hieraan. Dit blijkt uit de configuratie van de installatie. Daarnaast wordt toegezien op de naleving van het Activiteitenbesluit/Activiteitenregeling.


6. Indien nee bij vraag 5, welke effecten kan dit hebben voor de omgeving, volksgezondheid en meer direct de gezondheid van werknemers van de installatie?

Antwoord:
N.v.t.


7. Waarom laat de omgevingsdienst (namens u) toe dat deze situatie kan voortbestaan?

Antwoord:
N.v.t.


8. Voldoet het monitoringprogramma van de installatie aan de in de Activiteitenregeling genoemde eisen, te weten het continue meten van de stoffen CO, SO2, HCl en NOx, en het periodiek meten op een aantal andere parameters? Zo ja, waar blijkt dat uit?

Antwoord:
Ja. Dit blijkt uit de bij ons aangeleverde rapporten, de rapporten die tijdens controlebezoeken worden ingezien en uit het automatische meetsysteem van het bedrijf.


9. Indien nee bij vraag 7, op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat genoemde stoffen in de toekomst wel adequaat kunnen worden gemonitord?

Antwoord:
N.v.t. (u bedoelt hier waarschijnlijk vraag 8)


10. Hoe vaak zijn de in vraag 7 genoemde stoffen tussen 1 januari 2016 en 31 december 2018 gemeten?

Antwoord:
U bedoelt hier waarschijnlijk de in vraag 8 genoemde stoffen. De parameters CO, SO2, HCL en NOx worden continu gemeten. De parameters die periodiek moeten worden gemeten, moeten 2 keer per jaar worden gemeten. Zowel in 2016, in 2017 als in 2018 hebben langdurige storingen in het bedrijfsproces plaatsgevonden met als gevolg dat de installatie merendeel van de tijd buiten gebruik was, waardoor een 2e meting in die jaren niet zinvol was.


11. Hoe vaak zijn er in die periode te hoge concentraties van deze stoffen gemeten?

Antwoord:
Dit is 2 keer voorgekomen. Het betrof de stoffen NOx en CO. Het bedrijf heeft in beide gevallen maatregelen getroffen.


12. Hoe vaak is tussen 1 januari 2016 en 31 december 2018 de ammoniakconcentratie binnen de installatie gemeten?

Antwoord:
Er heeft 4 keer een periodieke meting plaatsgevonden. Daarnaast wordt vanaf eind 2017 ammoniak ook continue gemeten.


13. Hoe vaak zijn er in die periode te hoge concentraties van deze stoffen gemeten?

Antwoord:
3 keer. Het bedrijf heeft in alle gevallen maatregelen getroffen. Een onderdeel van de Denox-installatie functioneerde niet goed, zodat deze vervroegd vervangen is.


14. Is dit voor de omgevingsdienst een aanleiding om meer te monitoren? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Nee. Na de door het bedrijf getroffen maatregelen zijn geen overschrijdingen meer vastgesteld.


15. Heeft de omgevingsdienst voldoende FTE's, kunde en kennis voorhanden om monitoring in deze gevallen adequaat en structureel uit te voeren? Zo nee, bent u bereid hier iets aan te doen?

Antwoord:
Ja. Het toezicht door de omgevingsdienst bij een bedrijf als BECC vindt plaats op basis van een branchetoezichtsplan dat vooraf met ons is afgestemd. In een zodanig toezichtsplan worden per jaar risicogericht de toezichtsonderwerpen voor dat jaar bepaald. Het onderwerp ‘emissies’ heeft veelal een hoge prioriteit bij de energiebedrijven. Daarbij worden tevens de beschikbare toezichtsuren ingeschat. Feit blijft dat wij niet 24/7 toezicht kunnen houden bij alle bedrijven. Controles bij bedrijven blijven momentopnamen.


Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter, de secretaris,
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. M.J.A. van Bijnen MBA