Vragen over de brief aan Minister Mansveld over de onze­ker­heden in geur­hin­der­beleid en (rechts)onze­ker­heden die dat oplevert voor Brabantse burgers


Indiendatum: apr. 2014

Schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren Statenfractie Noord-Brabant aan het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant betreffende de brief aan Minister Mansveld over de onzekerheden in het geurhinderbeleid en de (rechts)onzekerheden die dat oplevert voor de Brabantse burgers.


Geacht college,

Op 28 april 2014 heeft u middels een schrijven aan Minister Mansveld (I&M) laten weten dat u zich zorgen maakt over de vergunningverlening voor geuruitstoot, met name de werking van het programma VStacks.U baseert zich op aanbevelingen van het bureau Witteveen en Bos.Het rekenmodel VStacks is de uitkomst van onderzoek dat in 2001 is geïnitieerd door het ministerie van VROM om meer ruimte te bieden voor veehouderij. Daaropvolgend is in 2007 de Wet Geurhinder en Veehouderij (WGV) van kracht geworden.

De oorspronkelijk wetgeving was gebaseerd op afstandsnormen die voor de burgers eenvoudig te controleren waren. De huidige verlening op basis van VStacks is voor leken niet of nauwelijks controleerbaar. Nu geeft u aan dat bij de rekenmethode ook nog grote onzekerheden optreden. Het bureau Witteveen en Bos haalt daarbij aan dat in de berekening met name de hoogte van de stal reden is voor een onzekere voorspelling.2 U beroept zich bij uw klacht aan het ministerie van I&M over de berekeningsmethode van VStacks op het rapport van Witteveen+Bos die voornamelijk de hoogte van de stallen aanvoeren als reden voor onzekerheid.

1. Het model VStacks is in 2007 in werking getreden en gedurende die tijd heeft u zich niet beklaagd over het model. Op wiens initiatief heeft u Witteveen+Bos gevraagd het Vstacks model onder de loep te nemen? Welke concrete aanleiding(en) heeft u daarvoor?

2. Het rekenmodel V-stacks is opgezet in 2002, in werking getreden in 2007 en gemeentes werken ermee sinds 2008. Toen was al duidelijk dat het programma VStacks onzekerheden introduceert. Waarom kiest u er voor om juist nu uw beklag te doen bij de minister over het rekenmodel?

3. Klopt de constatering dat in het rapport van Witteveen en Bos wordt aangevoerd dat aan hogere stallen meer geuruitstoot vergund zou mogen of kunnen worden? Bent u het met ons eens dat hiermee een eenzijdige benadering van de problematiek wordt geïntroduceerd? Zo nee, waarom niet?

4. Bent u met ons van mening dat de Wet Geurhinder en Veehouderij (WGV) nog veel meer omissies omvat omdat de geuruitstoot van melkveehouderijen, nertsenfarms, mestfabrieken en het uitrijden van mest niet worden meegenomen in de bepaling van geuruitstoot? Zo nee, waarom niet?

5. Indien u aandringt op aanpassing of verbetering van VStacks, waarom beklaagt u zich er bij de minister niet over dat deze bronnen van geuruitstoot niet worden meegenomen in de berekeningen of bepaling van geuruitstoot?

6. Bent u bereid om deze bronnen wel op te nemen in de aanpak voor overbelaste gebieden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

7. Zijn er volgens u situaties ontstaan waarbij burgers te maken hebben met een te hoog berekende en vergunde geuruitstoot? Zo ja, hoe gaat u dat herstellen?

8. Kunnen burgers die vermoeden dat ze te kampen met een te veel aan geuruitstoot zich bij u beklagen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

9. Indien u constateert dat een vergunninghouder te veel rechten heeft ontvangen, gaat u de vergunning opnieuw toetsen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

10. Gaat u daar waar burgers overlast ondervinden en / of zich beklagen op zoek naar de bron(nen)? Gaat u daarbij ook de rekenmethode VStacks onder de loep nemen? Zo nee, waarom niet?

11. Voor 2008 werd het LTFD-model gebruikt, die de geurconcentratie berekent voor de dichtstbijgelegen woning. Gezien de afwijkingen van VStacks, bent u bereid om het LTFD toe te passen bij geurbelasting voor dichtsbijzijnde burgerwoningen? Zo ja, in welke gevallen? Zo nee, waarom niet?

12. Bent u met ons van mening dat u de burger moet behoeden voor stankoverlast en bij de vergunningverlening uit moet gaan van de strengst mogelijke wettelijke norm? Zo ja, hoe gaat u dat vormgeven? Zo nee, waarom niet?

13. Aangezien u niet tevreden bent over de gebruikte rekenmethodiek van VStacks, bent u ook van mening dat gedurende de periode van onderzoek waar u op aandringt er sprake moet zijn van terughoudendheid bij vergunningverlening? Zo nee, waarom niet?

14. Aangezien u niet tevreden bent over de gebruikte rekenmethodiek van VStacks, bent u ook van mening dat gedurende de periode van onderzoek waar u op aandringt er sprake moet zijn van een stop op de vergunningverlening? Zo nee, waarom niet?

Wij vernemen graag uw reactie.


Met vriendelijke groet,

ir. Marco van der Wel
Partij voor de Dieren

Indiendatum: apr. 2014
Antwoorddatum: 20 mei 2014

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.

Inleiding
De provincie ziet de problematiek van stankoverlast als een groot, op te lossen, probleem bij het terugvinden van de balans tussen belangen van omwonenden en veehouders en het herstel van het vertrouwen tussen beide.

Voor geur stelt het Rijk de kaders en het instrumentarium vast, op basis waarvan gemeenten geurnormen voor individuele veehouderijen kunnen vaststellen. In landelijke wetgeving is ook vastgelegd dat het verspreidingsmodel VStacks verplicht bij de vergunningverlening aan veehouderijen moet worden gebruikt. Voor het merendeel van de agrarische bedrijven zijn de gemeenten het bevoegd gezag bij vergunningverlening. De provincie is slechts voor ca. 0,4% van de veehouderijen in Brabant het bevoegd gezag voor vergunningverlening. Daarbij is zij wettelijk verplicht om deze veehouderijen te toetsen aan gemeentelijke geurnormen.

Aangezien wij in het stellen van kaders en instrumentarium geen rol hebben zien wij het dan ook niet als onze primaire taak of rol om het Rijk of andere partijen hierover aan te spreken. Dat wij dat in dit speciale geval wel hebben gedaan, heeft te maken met onze faciliterende rol bij het oplossen van gemeentelijke knelpunten. Zonder onze bemoeienis bij het oplossen van gemeentelijke knelpunten hadden wij dit probleem zeer waarschijnlijk niet geconstateerd.

In een normale vergunningprocedure bij gemeenten wordt de uitkomst van het VStacks model enkel vergeleken met de gestelde normen en wordt geconcludeerd of een inrichting al dan niet voldoet aan de gestelde normen. Echter bij een recent aangepakt gemeentelijke knelpunt, waarbij onze hulp was gevraagd, werd de effectiviteit van mogelijke maatregelen nader onderzocht. Daarbij werd een specifiek probleem met VStacks in relatie tot emissiehoogtes geconstateerd. Dit probleem had een incident kunnen zijn. Daarom is een extern bureau gevraagd om een vergelijking tussen VStacks en het complete Stacks model te maken. Deze vergelijking maakte, tot onze verrassing, duidelijk dat de problematiek met VStacks dieper ging dan tijdens de knelpuntcasus was geconstateerd.

Vanuit wat een relatief beperkt probleem bij bepaalde emissiehoogtes had kunnen zijn, kwam bij nader onderzoek een veel diepgaander verschil tussen VStacks en Stacks naar voren. Deze verschillen waren door ons zonder deze casus niet geconstateerd.
Vanuit onze faciliterende rol bij het oplossen van gemeentelijke knelpunten hebben wij het probleem geconstateerd en aangekaart bij het Rijk. Hoe omgegaan moet worden met de ontstane situatie en hoe tot een oplossing kan worden gekomen, is de verantwoordelijkheid van met name het Rijk en gemeenten. Wij hebben het Rijk gevraagd de gemeenten hierbij te ondersteunen.


1. Het model VStacks is in 2007 in werking getreden en gedurende die tijd heeft u zich niet beklaagd over het model. Op wiens initiatief heeft u Witteveen+Bos gevraagd het Vstacks model onder de loep te nemen? Welke concrete aanleiding(en) heeft u daarvoor?

Antwoord: GS hebben het initiatief tot een vergelijking genomen, zie inleiding.


2. Het rekenmodel V-stacks is opgezet in 2002, in werking getreden in 2007 en gemeentes werken ermee sinds 2008. Toen was al duidelijk dat het programma VStacks onzekerheden introduceert. Waarom kiest u er voor om juist nu uw beklag te doen bij de minister over het rekenmodel?

Antwoord: Het rekenmodel VStacks is in 2006 ontwikkeld en met name gemeenten werken ermee sinds de inwerkingtreding van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) (1-1-2007). Wij hebben het probleem bij de staatssecretaris aangekaart op het moment dat ons duidelijk werd dat er sprake was van een serieus probleem, zie inleiding.


3. Klopt de constatering dat in het rapport van Witteveen en Bos wordt aangevoerd dat aan hogere stallen meer geuruitstoot vergund zou mogen of kunnen worden? Bent u het met ons eens dat hiermee een eenzijdige benadering van de problematiek wordt geïntroduceerd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Nee, uit het rapport van Witteveen+Bos komt naar voren dat de uitkomsten van de geurberekeningen gunstig of ongunstig kunnen zijn voor omwonenden en veehouders. Wij vinden dat beslissingen genomen moeten worden op basis van een betrouwbaar beeld van de werkelijkheid.


4. Bent u met ons van mening dat de Wet Geurhinder en Veehouderij (WGV) nog veel meer omissies omvat omdat de geuruitstoot van melkveehouderijen, nertsenfarms, mestfabrieken en het uitrijden van mest niet worden meegenomen in de bepaling van geuruitstoot? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, in onze brief aan staatssecretaris Mansveld hebben wij dan ook gevraagd om een actualisatie en wetenschappelijke evaluatie van de geurhindersystematiek.


5. Indien u aandringt op aanpassing of verbetering van VStacks, waarom beklaagt u zich er bij de minister niet over dat deze bronnen van geuruitstoot niet worden meegenomen in de berekeningen of bepaling van geuruitstoot?

Antwoord: Dit onderwerp maakt onderdeel uit van het verzoek tot actualisatie en wetenschappelijke evaluatie van de geurhindersystematiek, zie antwoord 4.


6. Bent u bereid om deze bronnen wel op te nemen in de aanpak voor overbelaste gebieden? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: De opdracht tot de aanpak van overbelaste gebieden is gegeven door het Brabantberaad. Partijen zijn hiermee aan de slag gegaan: gemeenten hebben de leidende rol en de provincie faciliteert. Of en hoe deze bronnen meegenomen worden is de verantwoordelijkheid van de deelnemende partners.


7. Zijn er volgens u situaties ontstaan waarbij burgers te maken hebben met een te hoog berekende en vergunde geuruitstoot? Zo ja, hoe gaat u dat herstellen?

Antwoord: Ja, dat is mogelijk. Over de echte omvang van het probleem kan pas duidelijkheid ontstaan wanneer er een beter model beschikbaar komt met de bij dat model passende set van geurnormen. Daarbij is de gemeente waarin de veehouderij ligt, het bevoegde gezag dat geurnormen vaststelt. De afgegeven vergunningen zijn, over het algemeen, inmiddels onherroepelijk.


8. Kunnen burgers die vermoeden dat ze te kampen met een te veel aan geuruitstoot zich bij u beklagen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, dat geldt voor de veehouderijen waarvoor de provincie het bevoegde gezag is. Klachten kunnen schriftelijk en digitaal worden gemeld. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden wordt bezien welke acties ondernomen kunnen worden, zoals bv. ambtshalve wijziging van de vergunning.


9. Indien u constateert dat een vergunninghouder te veel rechten heeft ontvangen, gaat u de vergunning opnieuw toetsen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, mits er klachten zijn, die betrekking hebben op de veehouderijen waarvoor de provincie het bevoegde gezag is en die vragen om een nadere analyse van de situatie. Een mogelijke werkwijze is de aanpak die tijdens de knelpunt casus is toegepast, zie inleiding.


10. Gaat u daar waar burgers overlast ondervinden en / of zich beklagen op zoek naar de bron(nen)? Gaat u daarbij ook de rekenmethode VStacks onder de loep nemen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, indien wij klachten ontvangen over een inrichting waarvoor wij bevoegd gezag zijn, zullen wij de bronnen die van invloed zijn op het geurgevoelig object bekijken, waarbij we de rekenmethode VStacks kritisch onder de loep nemen.


11. Voor 2008 werd het LTFD-model gebruikt, die de geurconcentratie berekent voor de dichtstbijgelegen woning. Gezien de afwijkingen van VStacks, bent u bereid om het LTFD toe te passen bij geurbelasting voor dichtsbijzijnde burgerwoningen? Zo ja, in welke gevallen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Nee. Het LTFD model is het oude Nationale Model voor vergunningverlening aan industriële bedrijven en is ondertussen vervangen door het Nieuw Nationaal Model (NNM). Het rekenmodel Stacks van de KEMA is een implementatie van het NNM. Het LTFD-model is in 2001 nog wel gebruikt voor onderzoek naar geurhinder bij veehouderijen. Dit onderzoek was de basis voor de Wgv. Voor de vergunningverlening aan veehouderijen moet VStacks gebruikt worden, dit is voorgeschreven in de wet. Dat is juist de reden waarom wij de brief aan staatssecretaris Mansveld geschreven hebben.


12. Bent u met ons van mening dat u de burger moet behoeden voor stankoverlast en bij de vergunningverlening uit moet gaan van de strengst mogelijke wettelijke norm? Zo ja, hoe gaat u dat vormgeven? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Nee, het is de wettelijke taak van gemeenten om op basis van een lokale afweging geurnormen vast te stellen. Wij wensen niet in deze bevoegdheid te treden.


13. Aangezien u niet tevreden bent over de gebruikte rekenmethodiek van VStacks, bent u ook van mening dat gedurende de periode van onderzoek waar u op aandringt er sprake moet zijn van terughoudendheid bij vergunningverlening? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, indien wij een aanvraag ontvangen voor een inrichting waarvoor de provincie het bevoegde gezag is bekijken we hoe groot de risico’s zijn. In principe moet daarbij VStacks gebruikt worden, het ministerie heeft niet aangegeven dat VStacks niet gebruikt hoeft te worden. Berekeningen met het Stacks-model zijn onderdeel van de werkwijze.


14. Aangezien u niet tevreden bent over de gebruikte rekenmethodiek van VStacks, bent u ook van mening dat gedurende de periode van onderzoek waar u op aandringt er sprake moet zijn van een stop op de vergunningverlening? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Nee, wij vinden een stop van de vergunningverlening een te zwaar middel. Bij een aanvraag waarvoor de provincie het bevoegde gezag is zullen wij handelen zoals in het antwoord op vraag 13 is aangegeven. Wij kunnen de aanvragen niet weigeren. Zo nodig kunnen wij de beslistermijn voor de aanvraag verlengen of opschorten.


Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Voorzitter, Secretaris,

Interessant voor jou

Vragen over de vroege droogte en de onttrekking van grondwater voor beregening

Lees verder

Vervolgvragen over Park Patersven

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer