Vragen over de defi­ni­tieve beschikking voor mest­ver­werking OOC in Oss


Indiendatum: nov. 2016

Schriftelijke vragen van de Statenfractie van de Partij voor de Dieren aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant betreffende de definitieve beschikking voor mestverwerking OOC in Oss.


Geacht college,

16 november heeft u de definitieve beschikking afgegeven voor de vestiging van een mestverwerkingsinstallatie op het industrieterrein Elzenburg in Oss.

Wij hebben hierover een aantal vragen.

1. Waarom heeft u de definitieve beschikking op 15 november afgegeven, terwijl op 14 november bekend was dat de Raad van State op 16 november uitspraak zou doen inzake MACE in Landhorst, waarvan u heeft aangegeven deze te betrekken bij de definitieve beslissing over OOC?

2. Waarom heeft u de definitieve beschikking afgegeven terwijl het provinciale mestbeleid nog niet in PS is besproken, laat staan is vastgesteld?

3. Wat is de grondslag van uw besluit om mestverwerking op industrieterreinen toe te staan?

4. Er zijn door omwonenden en Statenleden duidelijk vraagtekens gezet bij de gezondheidsrisico’s. U beroept zich op het onderzoek van de RIVM. Zegt u daarmee dat alle gezondheidsrisico's zijn afgedekt, of zijn er wat u betreft openstaande vragen, aangezien het hier een nieuw proces betreft, dat nog nergens is beproefd? Zo nee, waarom niet?

5. Hoe verhoudt zich het toestaan van grootschalige mestverwerkingsinitiatieven tot de aangenomen motie ‘Genoeg, geen vee erbij!’, van 9 december 2011?

6. Is de mestverwerkingsinstallatie bedoeld als tijdelijke of permanente fabriek?

7. Wordt een uitgebreide MER verwacht, zoals bij MACE in Landhorst de wens van GS was? Zo nee, waarom niet?

Wij vernemen graag uw reactie.


Met vriendelijke groet,

Marco van der Wel,
Partij voor de Dieren

Indiendatum: nov. 2016
Antwoorddatum: 28 nov. 2016

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.

1. Waarom heeft u de definitieve beschikking op 15 november afgegeven, terwijl op 14 november bekend was dat de Raad van State op 16 november uitspraak zou doen inzake MACE in Landhorst, waarvan u heeft aangegeven deze te betrekken bij de definitieve beslissing over OOC?

Antwoord:
De Wabo kent de mogelijkheid tot een gefaseerde aanvraag. Hier is door OOC gebruik van gemaakt door op 24 maart 2016 een fase 1 aanvraag voor het aspect milieu aan te vragen. In fase 2 wordt het onderdeel bouw, met toetsing aan de Verordening ruimte aangevraagd. Fase 1 en 2 samen zijn de Wabo vergunning. Met alleen fase 1 kan OOC niet starten, want de Wabovergunning is niet volledig. Omdat beide fases doorlopen moeten zijn voordat de vergunning volledig is, is het mogelijk de gevolgen die de uitspraak van Landhorst heeft mee te nemen voorafgaand of tijdens fase 2. Beide fases staan open voor zienswijzen, beroep en hoger beroep. Onder andere vanwege de tijd die wij hebben genomen voor zorgvuldige beantwoording van de zienswijzen was de wettelijke termijn voor het nemen van de definitieve beschikking al met 6 weken overschreden. Bovendien waren er afspraken gemaakt met betrokkenen, waaronder de gemeente, om de definitieve beschikking begin deze week uit te doen, aangezien andere processen hiermee verband houden. De uitspraak van de Raad van State voor Landhorst wordt alsnog meegenomen in de procedure voor OOC.


2. Waarom heeft u de definitieve beschikking afgegeven terwijl het provinciale mestbeleid nog niet in PS is besproken, laat staan is vastgesteld?

Antwoord:
Een Wabo-aanvraag wordt behandeld binnen wettelijke termijnen en beoordeeld op basis van geldende Wet- en regelgeving. De Verordening Ruimte 2014 geldt en blijft gelden voor het mestbewerkingsinitiatief van OOC als het van toepassing zijnde kader, ook als op een later moment nieuw beleid wordt vastgesteld.


3. Wat is de grondslag van uw besluit om mestverwerking op industrieterreinen toe te staan?

Antwoord:
Voor OOC geldt dat de grondslag de Verordening Ruimte 2014 is.


4. Er zijn door omwonenden en Statenleden duidelijk vraagtekens gezet bij de gezondheidsrisico’s. U beroept zich op het onderzoek van de RIVM. Zegt u daarmee dat alle gezondheidsrisico's zijn afgedekt, of zijn er wat u betreft openstaande vragen, aangezien het hier een nieuw proces betreft, dat nog nergens is beproefd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja, de aangevraagde activiteit zelf met de daaraan gekoppelde voorschriften geven ons het vertrouwen dat sprake is van een acceptabel laag gezondheidsrisico. Overigens concludeert de Raad van State dat er op dit moment geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten ten grondslag liggen aan het standpunt dat als gevolg van de mestverwerkingsinstallatie zich belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen voordoen.
Mede op basis van het RIVM onderzoek hebben wij diverse aanvullende voorschriften opgenomen om waar mogelijk binnen de Wabo het belang van gezondheid te borgen.


5. Hoe verhoudt zich het toestaan van grootschalige mestverwerkingsinitiatieven tot de aangenomen motie ‘Genoeg, geen vee erbij!’, van 9 december 2011?

Antwoord:
Het is nodig om de voor veehouders wettelijk verplichte mestverwerking te faciliteren en past binnen de kaders die uw staten hebben gesteld in de VR2014. In onze statenmededeling van 15 november 2016 gaan wij in op onze voorstellen ten aanzien van de omvang van de veestapel in Noord-Brabant, mede in relatie tot mestbewerking.


6. Is de mestverwerkingsinstallatie bedoeld als tijdelijke of permanente fabriek?

Antwoord:
Door OOC is een Wabo vergunning aangevraagd voor onbepaalde tijd. De wabo vergunning fase 1 is conform verleend.


7. Wordt een uitgebreide MER verwacht, zoals bij MACE in Landhorst de wens van GS was? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
In de uitspraak over Landhorst heeft de RvS gesteld dat als een agrariër het mestoverschot van zijn bedrijf naar een mestverwerkingsinstallatie zoals die van MACE brengt, de mest moet worden aangemerkt als afvalstof. Deze is daarmee aanmeldingsplichtig. De RvS concludeert daarnaast dat zij voor de aspecten volksgezondheid, energie en verkeer, onvoldoende motivering ziet om een MER te eisen. Hierbij stelt zij dat maatschappelijke onrust geen aspect is waarmee rekening kan worden gehouden bij de beoordeling of een MER moet worden gemaakt.
Op basis van deze uitspraak is OOC verzocht een aanmeldingsnotitie-m.e.r. in te dienen. Naast de mestverwerking maakt ook de biomassacentrale onderdeel uit van de aanmeldingsnotitie. Op basis van de ingediende aanmeldingsnotitie wordt beoordeeld of een MER nodig is.


Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

de voorzitter, de secretaris,
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk ir. A.M. Burger

Interessant voor jou

Vragen over het afschot van beschermde en zeldzame ganzen

Lees verder

Vragen over de samenstelling van het FBE-bestuur volgens de Verordening Natuurbescherming

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer