Vragen over de Noord-Brabantse aanpak van de bijen­sterfte


Indiendatum: mrt. 2016

Schriftelijke vragen van de Statenfractie van de Partij voor de Dieren aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant betreffende de Noord-Brabantse aanpak van de bijensterfte.


Geacht college,

Op 1 maart 2016 bereikten ons verschillende berichten over de aanhoudende prognose dat door het uitsterven van bijen en vlinders een aanzienlijk deel van de wereldwijde voedselvoorraad en biodiversiteit dreigt te verdwijnen. Onze fractie heeft in juli 2015 kennis genomen van het breed gedragen meerjarenprogramma dat het tij voor de bij dient te keren: ‘Bijenimpuls voor Brabant’.

Dit heeft bij ons geleid tot de volgende vragen.

1. Is te verwachten dat de positie van de bij in Noord-Brabant binnen afzienbare tijd zal verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar blijkt dit uit?

2. Hoeveel aanvragen voor subsidie vanuit ‘Bijenimpuls voor Brabant’ zijn er ondertussen door initiatiefnemers (bijvoorbeeld gemeenten, landgoedeigenaren, agrariërs en waterschappen) ingediend?

3. Zijn er voldoende middelen om alle geschikte aanvragen in behandeling te nemen?

4. Kunt u aangeven hoe de gelden zullen worden verdeeld tussen educatie, inrichting/ leefgebieden en bijengezond?

5. Kunt u aangeven hoeveel extra leefgebied er bij komt voor de bij?

6. Wordt er bij de projecten die werken met inrichting/leefgebieden van een bij-vriendelijk gebied rekening gehouden met de locatie waar deze projecten plaatsvinden, bijvoorbeeld, niet naast monoculturen of gifspuiters? Zo nee, waarom niet?

7. Wat is de stand van zaken wat betreft kennisverspreiding, communicatie, en implementatie van bijenmaatregelen in bestaande regelingen vanuit de provincie, zoals vermeld in hoofdstuk 6.2 van het meerjarenprogramma?

8. Wanneer kunnen wij de evaluatie van meerjarenprogramma verwachten?

9. Op welke wijze gaat u de evaluatie van het meerjarenprogramma SMART formuleren?

10. Hoe kan PS inzicht krijgen in hoeveel leefgebied voor bijen en hoeveel wilde bijen en bijenvolken Brabant rijker zal geworden door inzet van het meerjarenprogramma?

In december 2015 werd bekend dat de Stika-regeling regeling (bedoeld om de samenleving te betrekken bij het beheren en verfraaien van het landschap door de aanleg van bijvoorbeeld houtsingels, poelen en bloemrijke akkerranden) die de provincie Noord-Brabant, de waterschappen en bijna alle Brabantse gemeenten sinds 2007 hanteren, werd verlengd.

11. Voor welke termijn is de Stika-regeling verlengd?

12. Wat zijn vanuit de Stika-regeling gemiddeld de kosten van de aanleg van een bloemrijke akkerrand?

13. Wordt er bij de inrichting van een bij-vriendelijk gebied rekening gehouden met de locatie (bijvoorbeeld, niet naast monoculturen of gifspuiters)? Zo nee, waarom niet?

14. Hoeveel deelnemers zijn er op het moment aan de Stika-regeling?

15. Is er een evaluatie/rapport over het effect van de Stika-regeling op bijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar bevinden zich de aangelegde hectaren en om hoeveel hectaren gaat het?

16. Hoeveel wilde bijen en bijenvolken is Brabant inmiddels rijker geworden door inzet van het meerjarenprogramma en de Stika-regeling?

Wij vernemen graag uw reactie.

Met vriendelijke groet,

Ir. Marco van der Wel
Partij voor de Dieren

Indiendatum: mrt. 2016
Antwoorddatum: 22 mrt. 2016

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.

1. Is te verwachten dat de positie van de bij in Noord-Brabant binnen afzienbare tijd zal verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar blijkt dit uit?

Antwoord: Ja, wij verwachten dat het met de positie van de bij in Noord- Brabant de komende jaren beter zal gaan. Als provincie dragen wij daar aan bij met ons Meerjarenprogramma. Alle natuurorganisaties zijn doordrongen van het feit dat de positie van de bij op het spel staat want een groot deel van de wilde flora is voor haar voortbestaan afhankelijk van bestuivers. Dat leeft ook in landbouwkringen want de bij is een belangrijke bestuiver van voedselgewassen. Alle partijen zijn bezig met maatregelen.
Zie ook hoofdstuk 2 van het Meerjarenprogramma.


2. Hoeveel aanvragen voor subsidie vanuit ‘Bijenimpuls voor Brabant’ zijn er ondertussen door initiatiefnemers (bijvoorbeeld gemeenten, landgoedeigenaren, agrariërs en waterschappen) ingediend?

Antwoord: Er zijn 9 aanvragen ingediend door: Food4Bees, het Groene Woud, CLM en gemeenten.


3. Zijn er voldoende middelen om alle geschikte aanvragen in behandeling te nemen?

Antwoord: Alle aanvragen zijn in behandeling genomen. En ja, voor zover wij nu kunnen beoordelen zijn er voldoende middelen beschikbaar voor de projecten die voldoen aan de subsidievereisten


4. Kunt u aangeven hoe de gelden zullen worden verdeeld tussen educatie, inrichting/ leefgebieden en bijengezond?

Antwoord: Nee, dat kan niet want de subsidievereistenconform de artikelen 2.4 en 2.6 geven aan dat er sprake moet zijn van een menging van educatie, inrichting, onderwijs, bijensterfte etc.


5. Kunt u aangeven hoeveel extra leefgebied er bij komt voor de bij?

Antwoord: Nee, dat kunnen wij niet aangeven. De subsidieaanvragen zijn nog in behandeling.


6. Wordt er bij de projecten die werken met inrichting/leefgebieden van een bij-vriendelijk gebied rekening gehouden met de locatie waar deze projecten plaatsvinden, bijvoorbeeld, niet naast monoculturen of gifspuiters? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, in artikel 2.6 lid 2, sub d1 en d2 is aangegeven er rekening gehouden dient te worden met omgevingsfactoren die van invloed zijn op het welzijn en de sterfte van bijen. Wij stellen daarom ook de eis dat er een bijendeskundige wordt betrokken bij de aanvraag die daarover kan adviseren.


7. Wat is de stand van zaken wat betreft kennisverspreiding, communicatie, en implementatie van bijenmaatregelen in bestaande regelingen vanuit de provincie, zoals vermeld in hoofdstuk 6.2 van het meerjarenprogramma?

Antwoord: Er zijn 3 subsidieaanvragen die zich richten op het verspreiden van kennis. Het communicatieplan is bijna gereed. Er worden geen bijenmaatregelen in bestaande regelingen vanuit de provincie geïmplementeerd. Wel worden er programma’s op elkaar afgestemd. De belangrijkste raakvlakken liggen bij de Leefgebiedenbenadering en bij het programma Brabant schoon water.


8. Wanneer kunnen wij de evaluatie van meerjarenprogramma verwachten?

Antwoord: Voor een evaluatie van uitvoeringsresultaten is het nog te vroeg omdat het meerjarenprogramma pas recentelijk in uitvoering is gegaan. Een aantal onderzoeksvragen wordt integraal meegenomen in de evaluatie van de leefgebiedenbenadering. Deze evaluatie wordt thans uitgevoerd en is naar verwachting over anderhalve maand beschikbaar.


9. Op welke wijze gaat u de evaluatie van het meerjarenprogramma SMART formuleren?

Antwoord: De onderzoeksvragen voor de evaluatie zullen wij koppelen aan de aangekondigde prestaties en ze daarmee zo SMART mogelijk maken.


10. Hoe kan PS inzicht krijgen in hoeveel leefgebied voor bijen en hoeveel wilde bijen en bijenvolken Brabant rijker zal geworden door inzet van het meerjarenprogramma?

Antwoord: PS kunnen pas inzicht krijgen in de bijdragen van de subsidieregeling voor de Brabantse bijen na sluiting van de periode van aanvragen op 2 augustus 2016. De aanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld. Indien de regeling het subsidieplafond eerder bereikt dan 1 augustus, zal de regeling eerder sluiten. Na afloop zullen wij de Staten met een Statenmededeling informeren over de effecten van subsidieregeling.


11. Voor welke termijn is de Stika-regeling verlengd?

Antwoord: De termijnen hebben een looptijd van vier jaar. De verlengingen variëren van 2017 tot en met 2019, afhankelijk van het gebiedscontract en startdatum.


12. Wat zijn vanuit de Stika-regeling gemiddeld de kosten van de aanleg van een bloemrijke akkerrand?

Antwoord: Deze randen moeten jaarlijks worden ingezaaid. De vergoeding voor de bloemrijke randen in het STIKA zijn:
Bloemrijke rand: € 8,42 per are per jaar
Kruidenrijke zoom: € 14,71 per are per jaar
Graslandflora en faunarand: € 13,95 per are per jaar


13. Wordt er bij de inrichting van een bij-vriendelijk gebied rekening gehouden met de locatie (bijvoorbeeld, niet naast monoculturen of gifspuiters)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord: Ja, er wordt bij de aanvragen rekening gehouden met aanpalende activiteiten, zie ook antwoord zes. Veldcoördinatoren adviseren daarin.


14. Hoeveel deelnemers zijn er op het moment aan de Stika-regeling?

Antwoord: Deelnemers aan de STIKA-regeling zijn gemeenten en provincie die ieder 50% van de kosten voor haar rekening nemen. Het aantal deelnemende gemeenten bedraagt 62. Veldcoördinatoren zetten aanvragen bij de agrariërs die daar op kunnen intekenen. Het aantal deelnemende agrariërs is 1.982.


15. Is er een evaluatie/rapport over het effect van de Stika-regeling op bijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waar bevinden zich de aangelegde hectaren en om hoeveel hectaren gaat het?

Antwoord: Nee, er is geen rapport over het effect van het STIKA op bijen want STIKA is niet specifiek gericht op bijen maar op de realisatie van vele landschappelijke maatregelen wat ten goede komt aan een breed scala aan organismen.


16. Hoeveel wilde bijen en bijenvolken is Brabant inmiddels rijker geworden door inzet van de Stika-regeling?

Antwoord: Zie antwoord op vraag 15.

Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,
de voorzitter, de secretaris,
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger

Interessant voor jou

Vragen over de implementatie van het elektronisch monitoren van luchtwassers

Lees verder

Vragen over een grotere kans op longkanker door intensieve veehouderij

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer