Vragen over een MER bij MACE


Indiendatum: jul. 2015

Betreft: Schriftelijke vragen ex art. 43 RvO over een MER bij MACE


Geachte leden Gedeputeerde Staten,

Al eerder stelden de fracties van GroenLinks en Partij voor de Dieren vragen over de locatie De Quayweg Landhorst waar de coöperatie MACE een grote mestverwerkingsfabriek wil vestigen en vroeg of er juridische gronden zijn om de vestiging te kunnen weigeren. Onlangs namen we kennis van het advies van de Provinciale Omgevingsdienst aan u, dat een milieu effectrapportage (MER) niet noodzakelijk zou zijn, ondanks de adviezen van de GGD Brabant en het onderzoeksbureau Mobilisation. U staat als GS in september voor de keus of u het advies overneemt.

De fracties van PvdA, GroenLinks en Partij voor de Dieren vragen zich af op welke argumenten het besluit van de Omgevingsdienst is gebaseerd. De GGD sluit immers gezondheidsklachten niet uit en vindt net als bureau Mobilisation dat er onvoldoende informatie is verstrekt op basis waarvan goedkeuring voor vestiging gegeven zou kunnen worden. Bovendien is hier sprake van een wijze van mestverwerking die op deze grote schaal nog nergens in Europa is toegepast. Onbekend zijn de effecten daarvan op gezondheid en milieu.

Wij hebben aanvullend aan de eerder gestelde vragen, de volgende vragen:

1. Welke argumenten van de Provinciale Omgevingsdienst liggen ten grondslag aan hun advies aan u om geen MER te eisen?

2.
a. Is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (november 2013) gebruikt bij de afwegingen?
b. Zo ja welke conclusie(s) is/zijn er getrokken?
c. Zo nee, waarom is de besluitladder hier volgens de dienst niet van toepassing?

3. In het bestuursakkoord is vastgelegd dat de provincie locaties voor mestverwerking gaat aanwijzen en een besluit neemt over toegestane methoden in Noord-Brabant. Hoe past het verzoek van MACE voor een vestiging in het buitengebied van een fabriek van deze omvang en met deze methode in het beleid?

Tenslotte spreken we het vertrouwen uit dat u uw afwegingen met de Provinciale Staten zult delen en bespreken alvorens tot een definitief besluit te komen in september.


Met vriendelijke groeten,

Antoinette Knoet Michels, PvdA
Hagar Roijackers, GroenLinks
Marco van de Wel, Partij voor de Dieren

Indiendatum: jul. 2015
Antwoorddatum: 6 okt. 2015

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.


1. Welke argumenten van de Provinciale Omgevingsdienst liggen ten grondslag aan hun advies aan u om geen MER te eisen?

Antwoord: De Omgevingsdienst toetst of er bijzondere omstandigheden zijn om een milieueffectrapport (MER) te verlangen en zij toetst of de locatie voldoet aan de Structuurvisie en de Verordening Ruimte.
Uit de rapporten die bij de aanmeldingsnotitie-m.e.r. zijn gevoegd heeft de Omgevingsdienst geconcludeerd dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden en dus een MER niet nodig is. De locatie voldoet aan de Structuurvisie en de Verordening ruimte 2014. Overall conclusie: uit de kaders die zijn getoetst, is geconcludeerd dat het voorgestelde mogelijk is op de aangevraagde locatie.
Daarnaast is advies gevraagd aan de wettelijke adviseurs, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst en Mobilisation for the environment. De ingebrachte opmerkingen en adviezen zijn voor de Omgevingsdienst geen reden om een MER te verlangen.


2. a. Is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (november 2013) gebruikt bij de afwegingen?
b. Zo ja welke conclusie(s) is/zijn er getrokken?
c. Zo nee, waarom is de besluitladder hier volgens de dienst niet van toepassing?

Antwoord:
a. Nee.
b. Niet van toepassing.
c. De Ladder voor duurzame verstedelijking zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening en de Vr2014 is van toepassing op de planologische procedures voor stedelijke ontwikkelingen. Het is een instrument / procesvereiste om zorgvuldig ruimtegebruik in de besluitvorming te betrekken.
Op dit moment ligt de ruimtelijke procedure nog niet voor. Er is dus op dit moment geen toepassing gegeven aan de ladder van duurzame verstedelijking.
Er bestaat voorts onduidelijkheid over wanneer de ladder nu wel/niet toegepast moet worden. Dit hangt samen met de jurisprudentie over het begrip stedelijke ontwikkeling. Het is de vraag of mestbewerking daaronder valt. Uiteraard volgen wij deze jurisprudentie nauwgezet en zullen hiermee rekening houden.
Overigens moet er vanuit de zorg voor een goede ruimtelijke ordening altijd een afweging plaatsvinden rondom zorgvuldig ruimtegebruik, ook als de ladder niet van toepassing is.


3. In het bestuursakkoord is vastgelegd dat de provincie locaties voor mestverwerking gaat aanwijzen en een besluit neemt over toegestane methoden in Noord-Brabant. Hoe past het verzoek van MACE voor een vestiging in het buitengebied van een fabriek van deze omvang en met deze methode in het beleid?

Antwoord: Het verzoek van MACE wordt getoetst aan de huidige beleidskaders. Onder andere wordt getoetst aan de Structuurvisie en Verordening ruimte 2014, Wet milieubeheer, Natuurbeschermingswet 1998, Flora en Faunawet, Nederlandse richtlijn bodembescherming en de Nederlandse emissierichtlijn lucht. Het ingediende verzoek van MACE lijkt te kunnen voldoen aan de gestelde kaders, maar dat zal pas echt blijken uit de beoordeling van de Wabo-aanvraag. Er zijn door de provincie nog geen locaties voor mestbewerking aangewezen en over toegestane methoden is ook nog geen besluit genomen.


Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Voorzitter, Secretaris

Interessant voor jou

Technische vragen over ‘Bijenimpuls voor Brabant’

Lees verder

Vragen over financiële bijdragen van bewoners in urgentiegebieden aan het oplossen van knelpunten

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer