Vragen over het document ‘Hand­reiking voor dier­vrien­delijk provin­ciaal beleid 2023-2027’ van de Dieren­be­scherming


Indiendatum: 14 jun. 2023

De Handreiking voor diervriendelijk provinciaal beleid 2023-2027 van de Dierenbescherming heeft bij ons geleid tot de volgende vragen.

1. Bent u bekend met het document?

2. Zijn er aanbevelingen die u uit de handreiking hebt overgenomen of voornemens bent over te nemen? Zo ja, welke?

3. Onderschrijft u het Deltaplan Veehouderij? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

4. Is duurzame veehouderij opgenomen in de Omgevingsvisie en zo ja, op welke wijze?

De hele Tweede Kamer, van links tot rechts, vreest dat er binnenkort een nieuwe pandemie zal ontstaan door zogeheten zoönosen, ziekten die van dier op mens kunnen worden overgedragen, zoals covid-19, de ziekte van Lyme en Q-koorts.

5. Deelt u de constatering van de Dierenbescherming dat de vee-dichtheid een toename van zoönose in de hand werkt? Zo nee, waarom niet?

6. Stelt u eisen aan het desinfecteren van de faciliteiten, het gebruik van beschermde kleding en het beperken van de stroom mensen en dieren op de locatie bij landbouwbedrijven en slachthuizen? Zo ja, op welke wijze?

7. In de handreiking van de dierenbescherming wordt gesteld dat zogenaamde ‘schadelijke’ dieren ook vaak een positieve rol vervullen voor de natuur, ecosystemen en overige flora en fauna. Onderschrijft u deze stelling? En zo ja, kunt u dit onderbouwen waarom u dit vindt? En zo nee, kunt u onderbouwen waarom u dit niet vindt?

8. Accepteert u de in het wild levende dieren zoals die zich aandienen? Zo ja, waarom en zo nee, waarom niet?

9. In de provincie Utrecht is alternatief beheer een speerpunt. Bent u bereid om dit ook een speerpunt in onze provincie te laten zijn? En zo ja op welke wijze? En zo nee, waarom niet?

10. Sluit u wel eens provinciale wegen af ten behoeve van de paddentrek? Zo ja, welke wegen betreft dit en wanneer heeft u dit gedaan?

11. U erkent uw regierol voor wat betreft de hulpverlening van in het wild levende inheemse dieren?

12. Bent u van mening dat deze hulpverlening voor de in het wild levende dieren ook structureel geborgd dient te worden? Zo nee, waarom niet?

13. In hoeverre heeft u contacten met gemeenten voor wat betreft het duurzaam, energiezuinig, zelfvoorzienend en natuurinclusief bouwen?

14. Op welke wijze adviseert u gemeenten daarin?

15. Legt u aan gemeenten ook op dat zij bij het bouwen en renoveren van bestaande bouw bij de bouwvergunning rekening houden met de impact op de natuurlijke leefomgeving? Zo nee, waarom niet?

16. Heeft u net als de provincie Gelderland een recreatiezoneringsplan vastgesteld? Zo ja, kunnen wij deze inzien? Zo nee, bent u bereid om dit op te stellen?

Wij vernemen graag uw reactie en danken u bij voorbaat voor de beantwoording.


Met vriendelijke groet,

Ellen Putman,
Partij voor de Dieren Noord-Brabant

Indiendatum: 14 jun. 2023
Antwoorddatum: 11 jul. 2023

De Handreiking voor diervriendelijk provinciaal beleid 2023-2027 van de Dierenbescherming heeft bij ons geleid tot de volgende vragen.

1. Bent u bekend met het document?

Antwoord:
We kennen de handreiking nog niet. Wij gaan de handreiking in relatie tot ons beleid bekijken.


2. Zijn er aanbevelingen die u uit de handreiking hebt overgenomen of voornemens bent over te nemen? Zo ja, welke?

Antwoord:
Nu wij de handreiking nog niet kenden kunnen wij deze vraag niet beantwoorden. Wel staan wij open voor een gesprek met de dierenbescherming hierover.


3. Onderschrijft u het Deltaplan Veehouderij? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Het deltaplan veehouderij sluit op onderdelen aan op de door PS vastgestelde beleidskaders en uitvoering van onze wettelijke taken, er bestaan echter ook verschillen. Overigens onderschrijft de dierenbescherming in hun zienswijze op het beleidskader landbouw en voedsel 2030, het streven van het Beleidskader Landbouw en Voedsel naar een transitie in de richting van een landbouw- en voedselsysteem 3.0, met de kenmerken slim, circulair, waardevol en verbonden, daarbij zoekend naar een nieuwe economische, ecologische en maatschappelijke balans.


4. Is duurzame veehouderij opgenomen in de Omgevingsvisie en zo ja, op welke wijze?

Antwoord:
Ja, In de Omgevingsvisie heeft de provincie haar strategische doelen benoemd. Vanuit een concurrerende duurzame economie zijn ook voor onze agrofoodsector, inclusief veehouderij, de duurzaamheidsdoelen beschreven. Dit is vervolgens uitgewerkt in het Beleidskader Landbouw & Voedsel en de daarbij horende Uitvoeringsagenda. Zo hebben wij de ambitie bij te dragen aan de meest duurzame landbouw en voedselprodcutie die economisch toonaangevend is en hebben we als doelstelling om in te zetten op natuur-, landschap- en gemeenschapsinclusieve landbouw. Wij kiezen hierin voor het voldoen aan de Europese richtlijnen voor dierenwelzijn. Hierin streven we naar een positieve bijdrage aan onze gezondheid, onze leefomgeving, het klimaat, de biodiversiteit, het dierenwelzijn en het verdienvermogen van boeren. Daarnaast zijn wij benieuwd naar de afspraken van het Rijk in het convenant dierwaardige veehouderij. Wij volgen dit proces op de voet.


De hele Tweede Kamer, van links tot rechts, vreest dat er binnenkort een nieuwe pandemie zal ontstaan door zogeheten zoönosen, ziekten die van dier op mens kunnen worden overgedragen, zoals covid-19, de ziekte van Lyme en Q-koorts.

5. Deelt u de constatering van de Dierenbescherming dat de vee-dichtheid een toename van zoönose in de hand werkt? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Wij constateren dat ook vanuit het NPLG wordt aangeraden om het risico op uitbraken met, en de verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers te verminderen, en deze afweging mee te nemen als meekoppelende structurerende keuze in de gebiedsprogramma’s.


6. Stelt u eisen aan het desinfecteren van de faciliteiten, het gebruik van beschermde kleding en het beperken van de stroom mensen en dieren op de locatie bij landbouwbedrijven en slachthuizen? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord:
Wij hebben daarin geen wettelijke taak of bevoegdheid. De bevoegdheden liggen bij het ministerie van LNV, zijnde de NVWA, en ministerie van SZW, zijnde de Arbeidsinspectie. Veehouderijen kunnen in de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij punten scoren op het gebied van dierenwelzijn, gezondheid en verschillende certificaten uit de markt.


7. In de handreiking van de dierenbescherming wordt gesteld dat zogenaamde ‘schadelijke’ dieren ook vaak een positieve rol vervullen voor de natuur, ecosystemen en overige flora en fauna. Onderschrijft u deze stelling? En zo ja, kunt u dit onderbouwen waarom u dit vindt? En zo nee, kunt u onderbouwen waarom u dit niet vindt?

Antwoord:
Ja, ‘schadelijke’ dieren kunnen enerzijds schade veroorzaken aan economische belangen en de gezondheid, anderzijds een positieve rol vervullen voor natuur, volledig functionerende ecosystemen en het behoud van biodiversiteit. Ook kunnen ze bijdragen aan het tegen gaan van ziekten en plagen, bestuiven van gewassen, verspreiden van zaden, afbreken van organisch materiaal, afval opruimen en een gezonde leefomgeving. De term ‘schadelijk’ moeten we vanuit een breder perspectief benaderen en het is zaak om een evenwichtige balans te vinden.


8. Accepteert u de in het wild levende dieren zoals die zich aandienen? Zo ja, waarom en zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja, we accepteren in het wild levende dieren zoals ze zich aandienen. Echter, wanneer wilde dieren schade veroorzaken aan wettelijke regels of zwaarwegende belangen heeft de provincie in bepaalde gevallen de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om ingrijpen mogelijk te maken. Want schade aan eigendommen en veiligheids- en gezondheidsrisico’s kan naast een financiële kostenpost ook zorgen voor een afnemend draagvlak voor in het wild levende dieren.


9. In de provincie Utrecht is alternatief beheer een speerpunt. Bent u bereid om dit ook een speerpunt in onze provincie te laten zijn? En zo ja op welke wijze? En zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Het doel van alternatief beheer is om duurzame en diervriendelijke oplossingen te vinden die de belangen van zowel mens als dier respecteren. Voorbeelden zijn het verjagen van wilde dieren met visuele, auditieve of geurmiddelen; het aanpassen van habitats waardoor gebieden minder (of elders juist meer) aantrekkelijk worden voor in het wild levende dieren of door het aanleggen van preventieve maatregelen om vee en gewassen te beschermen. Educatie, voorlichting en subsidiëring zijn daar ook onderdeel van. De Wet natuurbescherming verplicht nu al om alternatieven te onderzoeken, voordat er ontheffing verleend kan worden voor het doden van beschermde dieren. Samen met de Faunabeheereenheid zijn we in gesprek met stakeholders over de mogelijkheden van alternatieve maatregelen. Daarbij moeten we rekening houden met wat we redelijkerwijs kunnen en mogen verwachten van grondgebruikers en jachthouders ten aanzien van kosten en inzet.


10. Sluit u wel eens provinciale wegen af ten behoeve van de paddentrek? Zo ja, welke wegen betreft dit en wanneer heeft u dit gedaan?

Antwoord:
Nee, er zijn geen provinciale wegen afgezet voor de paddentrek


11. U erkent uw regierol voor wat betreft de hulpverlening van in het wild levende inheemse dieren?

Antwoord:
Nee, de provincie heeft hierin geen wettelijke taak en ook geen regierol. Vanuit een faciliterende rol n.a.v. motie 76/20 van 13 november 2020 betreffende “provinciale verantwoordelijkheid voor opvang inheemse dieren” hebben we de Fauna Opvang Brabant (FOB) eerder gestimuleerd met een eenmalige projectsubsidie om de opvang van wilde dieren samen met instanties zoals Dierenambulance en regionale opvangcentra te organiseren


12. Bent u van mening dat deze hulpverlening voor de in het wild levende dieren ook structureel geborgd dient te worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja, waarbij wij verwijzen naar het Rijk. Het rijk heeft hiertoe twee moties (1 Motie Graus/Wassenberg, Kamerstuk 28286, nr. 1079, 2 Motie Wassenberg/Graus Kamerstuk 33576, nr. 182) aangenomen om beleidsregels en richtlijnen op te stellen, om ervoor te zorgen dat wilde dieren op een wettelijk en verantwoorde wijze worden opgevangen.


13. In hoeverre heeft u contacten met gemeenten voor wat betreft het duurzaam, energiezuinig, zelfvoorzienend en natuurinclusief bouwen?

Antwoord:
Ja, onder andere via het netwerk Brabantse Aanpak Circulair Bouwen (BACB) en de Masterclass circulair opdrachtgeverschap. BACB is een ketensamenwerking van gemeenten, woningbouwcoöperaties en bouwbedrijven die onderschrijven dat circulair bouwen essentieel is voor duurzamere materiaalinzet. De Masterclass is gericht op kennisontwikkeling over circulair bouwen voor gemeenten in Midden-Brabant.


14. Op welke wijze adviseert u gemeenten daarin?

Antwoord:
Vanuit het programma Circulaire Economie adviseren wij over circulariteit en gebruik van duurzame bouwmaterialen. Wij hebben daarin geen wettelijke taak of bevoegdheid.


15. Legt u aan gemeenten ook op dat zij bij het bouwen en renoveren van bestaande bouw bij de bouwvergunning rekening houden met de impact op de natuurlijke leefomgeving? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Nee, de eisen waaraan een bouwvergunning moet voldoen bij bouwen en renoveren kunnen alleen en uitputtend gesteld worden door het Rijk. Wij stellen wel randvoorwaarden voor de planologische inpassing van functies in de omgeving via de (interim) Omgevingsverordening. Daarnaast gelden uiteraard wettelijke eisen voor soortenbescherming vanuit de Wet natuurbescherming. In een voorkomend geval kan een natuurvergunning of ontheffing nodig zijn waaraan voorwaarden gesteld kunnen worden. We stimuleren als provincie een Soorten en Management Plan (via een subsidieverlening en kennisneming).


16. Heeft u net als de provincie Gelderland een recreatiezoneringsplan vastgesteld? Zo ja, kunnen wij deze inzien? Zo nee, bent u bereid om dit op te stellen?

Antwoord:
Nee, Wij vinden het primair een taak en verantwoordelijkheid van de gemeente om te bezien hoe zij invulling geven aan recreatieve ontwikkelingen. Uiteraard in samenwerking met andere partners zoals waterschappen, recreatieorganisaties en de provincie en rekening houdend met de waarden die in een gebied aanwezig zijn. Daarvoor zijn er afwegingskaders opgenomen in de (interim) Omgevingsverordening waarmee de gemeente rekening moet houden. Gelet daarop vinden wij het niet nodig om een recreatiezoneringsplan te maken.

Interessant voor jou

Technische vragen over de verscherpte aanpak voor het tegengaan van stalbranden per 1 januari 2024

Lees verder

Vragen over het gebruik van plastic flesjes water door Provinciale Staten

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer