Vragen over het doden van ganzen


Indiendatum: 11 dec. 2024

Geacht college,

De maatregelen tegen grauwe ganzen zijn sinds 2016 geïntensiveerd. De provincie Noord-Brabant wil in de zomer van 2027 nog maar 10.000 grauwe ganzen hebben in Brabant. Om dat doel te bereiken, worden er in de komende jaren ruim 56.000 grauwe ganzen gedood. Dit heeft bij ons geleid tot de volgende vragen.

1. Hoe onderbouwt u, ook juridisch, de mogelijkheid om voor beschermde dieren een maximum populatie vast te stellen?

Wettelijk bestaat de mogelijkheid om beschermde dieren te doden als er sprake is van onaanvaardbare schade aan belangen. Tot op heden heeft dat geleid tot een beleid gericht op het beperken van schade en niet per definitie van aantallen dieren.

2. Hoe onderbouwt u deze beleidswijzing?

3. Regelmatig blijkt dat afschotvergunningen door de rechter worden geweigerd als de directe relatie tussen (landbouw)schade en populatiegrootte niet kan worden onderbouwd. Kunt u deze onderbouwing van de relatie nu wel leveren? Graag een toelichting.

4. Schade is niet alleen afhankelijk van populatiegrootte maar ook van locatie. Is het beleid voor het vaststellen van een maximumpopulatie gericht op de hele provincie, of is deze genuanceerd per gebied/regio?

5. Waarop baseert u de voorgenomen hoogte van de doelpopulatie van 10.000 Grauwe Ganzen?

6. Als u denkt de doelstelling (10.000) te kunnen onderbouwen, hoe onderbouwt u dan dat er in de toekomst minder intensief beheer nodig is om deze populatie op dit peil te kunnen houden? De ervaring leert immers dat de populatie ganzen vooral wordt bepaald door voedselaanbod en leefgebieden.

7. Bent u met ons eens, dat het voedselaanbod in een gebied het aantal ganzen bepaalt, en niet de mate van afschot? Zo nee, waarom niet?

8. Bent u met ons eens dat een gevolg van het terugbrengen van de ganzenpopulatie is, dat de ganzen die het overleven, zich sterker zullen gaan voortplanten, omdat er door de vermindering van het aantal ganzen, relatief meer voedsel beschikbaar is voor de overgebleven ganzen in die populatie? Zo nee, waarom niet?

9. Bent u met ons eens dat, zolang er in Noord-Brabant volop voor ganzen zeer aantrekkelijke graslanden zijn, de ganzen zullen blijven komen? Zo nee, waarom niet?

10. Bent u met ons van mening dat het onacceptabel is, om ganzen structureel te bejagen en te doden? Zo nee, waarom niet?

11. Bent u met ons eens dat een gevolg van het bejagen is, dat de ganzen meer gaan vliegen, meer energie gaan verbruiken en daardoor juist weer meer gaan eten?

12. Bent u met ons eens dat een gevolg van het terugbrengen van de ganzenpopulatie is, dat de aantrekkelijke percelen grasland dan door nieuwe ganzen worden ingenomen? Zo nee, waarom niet?

13. Welke middelen zet u in om aan de bottleneckfactor (het voedselaanbod) paal en perk te stellen?

14. Als u denkt doelstelling, relatie met schade en populatieontwikkeling te kunnen onderbouwen, hoe onderbouwt u dan de effectiviteit en efficiëntie van de beoogde middelen om deze doelstelling te behalen? Wat zijn hiervoor de geschatte inzet aan menskracht en middelen en wat zijn hiervan de kosten?

15. Zijn deze kosten op lange termijn in evenwicht met de werkelijke (landbouw)schade?

Uw gedachte is (zie uw beantwoording van onze technische vragen van 13 november 2024) om over een periode van drie jaar stevig in te grijpen om de populatie terug te brengen in omvang, zodat er straks minder intensief beheer nodig is om de populatie op niveau te houden.

16. Hoe lang zal het volgens u duren, voordat de populatie van 56.000 ganzen die u voornemens bent te doden, zich weer heeft hersteld?

Wij vernemen graag uw reactie en danken u bij voorbaat voor de beantwoording.


Met vriendelijke groet,

Ellen Putman
Partij voor de Dieren Noord-Brabant

Indiendatum: 11 dec. 2024
Antwoorddatum: 20 jan. 2025

De maatregelen tegen grauwe ganzen zijn sinds 2016 geïntensiveerd. De provincie Noord-Brabant wil in de zomer van 2027 nog maar 10.000 grauwe ganzen hebben in Brabant. Om dat doel te bereiken, worden er in de komende jaren ruim 56.000 grauwe ganzen gedood. Dit heeft bij ons geleid tot de volgende vragen.

1. Hoe onderbouwt u, ook juridisch, de mogelijkheid om voor beschermde dieren een maximum populatie vast te stellen?

Antwoord:
In het Faunabeheerplan 2023-2029 is door de Faunabeheereenheid (FBE) opgenomen om de schade aan landbouw veroorzaakt door zomerganzen, terug te brengen naar het niveau van 2005. Dit komt neer op een schadebedrag van € 36.000 per jaar en een streefpopulatie van circa 10.000 zomerganzen in 2026. Op dit moment is de schade veel hoger. Het enkel toepassen van verjaging met ondersteunend afschot en het behandelen van eieren of nesten is onvoldoende gebleken. Door de populatie zomerganzen over een periode van drie jaar intensief terug te dringen, kan op termijn de schade aan landbouw onder controle worden gebracht. Het streefdoel van 10.000 zomerganzen is in lijn met het advies van de Maatschappelijke Adviesraad Faunaschade (2021). De Omgevingswet staat afwijking van het beschermingsregiem toe wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: er moet sprake zijn van belangrijke schade aan een in de Wet genoemd belang, die schade moet niet op een andere manier te voorkomen zijn en de soort moet het voorgestelde beheer kunnen verdragen. In het Faunabeheerplan 2023-2029 is nader onderbouwd waarom het terugbrengen van de aantallen grauwe ganzen nodig en juridisch gezien mogelijk is.


Wettelijk bestaat de mogelijkheid om beschermde dieren te doden als er sprake is van onaanvaardbare schade aan belangen. Tot op heden heeft dat geleid tot een beleid gericht op het beperken van schade en niet per definitie van aantallen dieren.

2. Hoe onderbouwt u deze beleidswijzing?

Antwoord:
Het betreft geen beleidswijziging, maar een intensivering van het beheer vanwege een sterke toename van het aantal grauwe ganzen en schade aan landbouw. Een situatie zoals die zich voordoet in Friesland en Noord-Holland, waar de schade oploopt tot in de tientallen miljoenen willen wij in Brabant voorkomen. Door nu in te grijpen voorkomen we dat er op termijn een nog veel grotere aantal ganzen gedood moeten worden.


3. Regelmatig blijkt dat afschotvergunningen door de rechter worden geweigerd als de directe relatie tussen (landbouw)schade en populatiegrootte niet kan worden onderbouwd. Kunt u deze onderbouwing van de relatie nu wel leveren? Graag een toelichting.

Antwoord:
De onderbouwing voor het populatiebeheer is nader omschreven in het Faunabeheerplan 2023-2029. Er zijn geen aanwijzingen dat de verleende ontheffing niet voldoende onderbouwd is.


4. Schade is niet alleen afhankelijk van populatiegrootte maar ook van locatie. Is het beleid voor het vaststellen van een maximumpopulatie gericht op de hele provincie, of is deze genuanceerd per gebied/regio?

Antwoord:
De grootste aantallen ganzen en de meeste schade bevinden zich in de gebieden rond de rivieren. De ontheffing voor populatiebeheer richt zich op deze gebieden om daarmee schades in de provincie terug te brengen.


5. Waarop baseert u de voorgenomen hoogte van de doelpopulatie van 10.000 Grauwe Ganzen?

Antwoord:
Het aantal van 10.000 ganzen is gebaseerd op het schadeniveau van 2005. Er was toen 36.000 euro aan schade, veroorzaakt door circa 7.500 grauwe ganzen. In het African-Eurasian Waterbird Agreement (AEWA) is internationaal afgesproken welke aantallen ganzen per land minimaal noodzakelijk zijn om een gunstige staat van instandhouding te behouden. Dit aantal is landelijk vertaald naar provincies en voor Brabant zijn dat minimaal 4.900 individuen. Door de Faunabeheereenheid is in het Faunabeheerplan 2023-2029 opgenomen om het aantal van 10.000 als richtlijn te hanteren en toe te werken naar een bijhorend schadeniveau, zoals ook toegelicht in het antwoord bij vraag 1.


6. Als u denkt de doelstelling (10.000) te kunnen onderbouwen, hoe onderbouwt u dan dat er in de toekomst minder intensief beheer nodig is om deze populatie op dit peil te kunnen houden? De ervaring leert immers dat de populatie ganzen vooral wordt bepaald door voedselaanbod en leefgebieden.

Antwoord:
Er wordt door de FBE uitgegaan van een theoretische aanwas van 20% grauwe ganzen per jaar. Door over een periode van drie jaar de populatie intensief terug te brengen, naast de reguliere schadebestrijding op perceelniveau en natuurlijke sterfte verwacht de Faunabeheereenheid het streefaantal van 10.000 te bereiken. Vervolgens kan volstaan worden met het nemen van preventieve maatregelen en ondersteunend afschot. De verwachting van de FBE is dat dan enkel de omvang gelijk aan de jaarlijkse aanwas gedood hoeft te worden (circa 2.000 per jaar) en daarmee de populatie rond de 10.000 individuen blijft schommelen.


7. Bent u met ons eens, dat het voedselaanbod in een gebied het aantal ganzen bepaalt, en niet de mate van afschot? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja, het grote aanbod van kwalitatief hoogwaardig voedsel zoals eiwitrijk gras inclusief verlenging van het groeiseizoen, heeft er mede voor gezorgd dat de populatiegrootte van grauwe ganzen is toegenomen. Maar er zijn meer factoren aan te wijzen zoals de verschuivingen van overwintering- en broedgebieden van ganzen op internationaal niveau. Daarbij tonen onderzoeken ook aan dat structureel afschot van ganzen in combinatie met andere maatregelen zoals nestbehandeling van invloed kunnen zijn op het beperken van de aanwas en het aantal ganzen.


8. Bent u met ons eens dat een gevolg van het terugbrengen van de ganzenpopulatie is, dat de ganzen die het overleven, zich sterker zullen gaan voortplanten, omdat er door de vermindering van het aantal ganzen, relatief meer voedsel beschikbaar is voor de overgebleven ganzen in die populatie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Wanneer een populatie intensiever beheerd wordt, kan de reproductie tijdelijk toenemen, dat is een ecologisch principe wat we ook bij andere diersoorten zien. Dit heeft te maken met een (hormoon gestuurde) prikkel die tot voortplanting leidt en in dit geval niet zozeer met een veranderingen in de voedselsituatie.


9. Bent u met ons eens dat, zolang er in Noord-Brabant volop voor ganzen zeer aantrekkelijke graslanden zijn, de ganzen zullen blijven komen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja. De voedselsituatie in Brabant, maar vooral ook in de noordelijke provincies is zeer aantrekkelijk voor ganzen. Daarom is het van groot belang om niet alleen in Noord-Brabant in te zetten op het reduceren van de aantallen grauwe ganzen, maar ook op landelijk niveau en op flyway niveau (AEWA). De uitvoering in Noord-Brabant is hierop afgestemd.


10. Bent u met ons van mening dat het onacceptabel is, om ganzen structureel te bejagen en te doden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Nee, het beheer van ganzen is helaas noodzakelijk vanwege schade aan landbouwbelangen maar ook om ecologische redenen. In natuurgebieden bijvoorbeeld worden ganzen beheerd door terreinbeherende organisaties ten behoeve van de ontwikkeling van rietvelden. In intensieve landbouwgebieden is de schade zodanig groot dat beheer op regionaal, landelijk en zelfs internationaal niveau nodig is. Daarbij streven we naar het zo min mogelijk doden van dieren, want door nu in te grijpen wordt erger voorkomen.


11. Bent u met ons eens dat een gevolg van het bejagen is, dat de ganzen meer gaan vliegen, meer energie gaan verbruiken en daardoor juist weer meer gaan eten?

Antwoord:
Ja, maar dat effect (verplaatsen van ganzen) doet zich nog sterker voor bij het verjagen van ganzen zonder dodelijke maatregelen. Daarom achten we het vrijwel onmogelijk om de schade terug te brengen met enkel verjagende, niet dodelijke maatregelen.


12. Bent u met ons eens dat een gevolg van het terugbrengen van de ganzenpopulatie is, dat de aantrekkelijke percelen grasland dan door nieuwe ganzen worden ingenomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja, zoals in voorgaande antwoorden is toegelicht zullen ganzen in bepaalde mate de aantrekkelijke percelen blijvend weten te vinden. Naar verwachting worden het, na uitvoering van de beheermaatregelen wel minder ganzen.


13. Welke middelen zet u in om aan de bottleneckfactor (het voedselaanbod) paal en perk te stellen?

Antwoord:
Ganzen houden van grootschalige, voedselrijke graslanden in de nabijheid van water. In 2016 hebben we daartoe zes zogenaamde rust- en foerageergebieden aangewezen voor smienten en ganzen. Die gebieden zijn met name in de winterperiode effectief om ganzen op te vangen en daarmee schades aan andere percelen te verminderen (het push-pull-principe). De inrichting van kleinschalig landschap in de vorm van extensieve, kruidenrijke graslanden in combinatie met landschapselementen zoals houtwallen zijn ook minder aantrekkelijk voor ganzen. Hoewel deze doorontwikkeling van het landelijk gebied verder gaat dan enkel het voorkomen van ganzenschade, draagt het wel bij aan minder ganzenschades. Schadebestrijding en populatiebeheer zullen m.n. op grootschalige landbouwpercelen nodig blijven.


14. Als u denkt doelstelling, relatie met schade en populatieontwikkeling te kunnen onderbouwen, hoe onderbouwt u dan de effectiviteit en efficiëntie van de beoogde middelen om deze doelstelling te behalen? Wat zijn hiervoor de geschatte inzet aan menskracht en middelen en wat zijn hiervan de kosten?

Antwoord:
Het faunabeheer wordt in Noord-Brabant uitgevoerd o.a. door vrijwillige jagers, grondeigenaren en terreinbeherende organisaties. Het nemen van verjagende, niet dodelijke maatregelen worden uitgevoerd door agrariërs zelf. Deze inzet en middelen zijn daarom moeilijk in kosten uit te drukken. Jagers nemen grotendeels de (beheer)kosten voor hun rekening. Ook agrariërs dragen zelf de kosten voor inzet en materiaal om schade te voorkomen. Zij kunnen een tegemoetkoming in de schade aanvragen als die schade ondanks genomen inspanningen niet te voorkomen was. Daarvoor betalen zij leges en zij hebben een eigen risico van 5%. De kosten voor de coördinatie van het faunabeheer uitgevoerd door Faunabeheereenheid worden volledig door de provincie vergoed. Deze kosten zijn echter niet uit te splitsen naar specifiek het ganzenbeheer.


15. Zijn deze kosten op lange termijn in evenwicht met de werkelijke (landbouw)schade?

Antwoord:
De kosten worden nu grotendeels gedragen door de uitvoeringspartijen; jagers en agrariërs. De provincie stimuleert de uitvoering met een subsidie om geschoten ganzen een nuttige bestemming te geven. De inspanning die jagers en grondeigenaren nu moeten leveren om de populatieomvang te verminderen moet de schade naar een maatschappelijk geaccepteerd niveau terug brengen.


Uw gedachte is (zie uw beantwoording van onze technische vragen van 13 november 2024) om over een periode van drie jaar stevig in te grijpen om de populatie terug te brengen in omvang, zodat er straks minder intensief beheer nodig is om de populatie op niveau te houden.

16. Hoe lang zal het volgens u duren, voordat de populatie van 56.000 ganzen die u voornemens bent te doden, zich weer heeft hersteld?

Antwoord:
Het woord herstellen is hier niet logisch, omdat het beheer er juist op gericht is om de populatieomvang structureel te verlagen. Het is theoretisch wel mogelijk om een berekening te maken hoeveel tijd een populatie ganzen nodig heeft om zich van 10.000 naar 56.000 te ontwikkelen. Bij een aanwas van 20% per jaar en zonder beheermaatregelen is dat elf jaar.

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Vragen over Edelherten in het Groene Woud

Lees verder

Technische vragen over de te kappen bomen in het kader van de GOL en de compensatie daarvan

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer