Vragen over het Faunabeheerplan 2023-2029
Indiendatum: 19 mei 2023
Geacht college,
Op 11 april jl. heeft u het Faunabeheerplan Noord-Brabant 2023-2029 goedgekeurd voor een periode van 6 jaar. Het is nog mogelijk om tegen dit besluit tot 6 juni a.s. bezwaar te maken c.q. gelijktijdig met of na het indienen van een bezwaarschrift een zogenaamde “voorlopige voorziening” te vragen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant.
Op 19 april jl. heeft de Raad van State een uitspraak gedaan over het goedkeuringsbesluit van het faunabeheerplan ‘Algemene Soorten 2017-2023’ van de Provincie Noord-Holland. Het gevolg van deze uitspraak is dat dit faunabeheerplan vernietigd is en niet meer kan worden gebruikt.
Dit heeft bij ons geleid tot de volgende vragen.
1. Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State van 19 april jl. ECLI:NL:RVS:2023:1545?
2. Welke gevolgen heeft de uitspraak van de Raad van State voor het door uw college goedgekeurde Faunabeheerplan 2023-2029?
3. Bent u het met de stelling dat de eisen uit de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) er zijn er om te voorkomen dat: ‘diersoorten worden gedood terwijl er andere goede oplossingen mogelijk zijn’? Zo nee, waarom niet?
4. Heeft u bij uw besluit tot het goedkeuren van het Faunabeheerplan 2023-2029 getoetst of op het eigen grondgebied en op het moment van uw besluitvorming, er voldaan is aan de eisen uit de Wnb? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
5. Of bent u uitgegaan van landelijke en provinciale vrijstellingen?
6. Bent u van mening dat het Faunabeheerplan 2023-2029 voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3.3. vierde lid Wnb? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
7. Indien u van mening bent dat het Faunabeheerplan 2023-2029 niet voldoet aan de eisen gesteld in de Wnb en meer specifiek de eisen van artikel 3.3. vierde lid Wnb, hoe gaat u dit oplossen?
8. Hebt u voor de landelijk vrijgestelde diersoorten aangetoond dat zij belangrijke schade hebben veroorzaakt? Zo ja, hoe hebt u dit aangetoond? Zo nee, waarom niet?
9. Hebt u voor de landelijk vrijgestelde diersoorten getoetst of de schade door deze diersoorten met effectieve middelen kan worden voorkomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
10. Hebt u voor de provinciaal vrijgestelde diersoorten aangetoond dat deze in de hele provincie belangrijke schade aanrichten aan genoemde gewassen en geen andere bevredigende oplossing voorhanden is? Zo ja, op welke wijze en zo nee, waarom niet?
Wij vernemen graag uw reactie en danken u bij voorbaat voor de beantwoording.
Met vriendelijke groet,
Ellen Putman,
Partij voor de Dieren Noord-Brabant
Indiendatum:
19 mei 2023
Antwoorddatum: 13 jun. 2023
Geacht college,
Op 11 april jl. heeft u het Faunabeheerplan Noord-Brabant 2023-2029 goedgekeurd voor een periode van 6 jaar. Het is nog mogelijk om tegen dit besluit tot 6 juni a.s. bezwaar te maken c.q. gelijktijdig met of na het indienen van een bezwaarschrift een zogenaamde “voorlopige voorziening” te vragen bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant.
Op 19 april jl. heeft de Raad van State een uitspraak gedaan over het goedkeuringsbesluit van het faunabeheerplan ‘Algemene Soorten 2017-2023’ van de Provincie Noord-Holland. Het gevolg van deze uitspraak is dat dit faunabeheerplan vernietigd is en niet meer kan worden gebruikt.
Dit heeft bij ons geleid tot de volgende vragen.
1. Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State van 19 april jl. ECLI:NL:RVS:2023:1545?
Antwoord:
Ja, de uitspraak is ons bekend.
2. Welke gevolgen heeft de uitspraak van de Raad van State voor het door uw college goedgekeurde Faunabeheerplan 2023-2029?
Antwoord:
De uitspraak van de Raad van State gaat over het Faunabeheerplan 2017-2023 van de provincie Noord-Holland. De RvS heeft daarover uitgesproken dat de toetsingscriteria voor landelijk vrijgestelde soorten op provinciaal niveau onderbouwd moeten worden. Provincies en faunabeheereenheden hebben er altijd op vertrouwd dat deze afweging door het rijk al gemaakt is tijdens het toekennen van de vrijstelling. Want de minister is immers verantwoordelijk voor de landelijke vrijstelling van beschermde soorten en de onderbouwing daarvan. Het Faunabeheerplan 2023-2029 voor Brabant is door GS goedgekeurd op 11 april. Op dat moment bestond er nog geen uitspraak van RvS over het Faunabeheerplan in Noord-Holland. Of de uitspraak gevolgen heeft voor het Faunabeheerplan 2023-2029 van Brabant wordt momenteel nog bezien.
3. Bent u het met de stelling dat de eisen uit de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) er zijn er om te voorkomen dat: ‘diersoorten worden gedood terwijl er andere goede oplossingen mogelijk zijn’? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja, in de Wet natuurbescherming zijn verbodsartikelen opgenomen die in het wild levende soorten beschermen o.a. tegen doden.
De wet biedt echter ook mogelijkheden om vrijstelling of ontheffing te verlenen voor doden wanneer daar een noodzaak voor bestaat en andere oplossingen niet afdoende werken of redelijkerwijs niet verlangd kunnen worden. Er dient daarom altijd een alternatieve afweging plaats te vinden. Ook mag de staat van instandhouding van een diersoort niet in het geding komen en moet er sprake zijn van een of meerdere in de wet genoemde belangen. Wanneer deze drie eisen voldoende onderbouwd zijn kan bevoegd gezag vrijstelling of ontheffing (op voorhand) verlenen om beschermde dieren te doden.
4. Heeft u bij uw besluit tot het goedkeuren van het Faunabeheerplan 2023-2029 getoetst of op het eigen grondgebied en op het moment van uw besluitvorming, er voldaan is aan de eisen uit de Wnb? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord:
Ja, het Faunabeheerplan 2023-2029 is door ons getoetst aan de Wet Natuurbescherming. In het Faunabeheerplan zijn daartoe gegevens opgenomen over het aantal dieren, (voorzienbare) schades aan wettelijke belangen en de effectiviteit van beheermaatregelen en alternatieven. Ook is Faunabeheerplan getoetst aan de voorwaarden gesteld in de provinciale beleidsregel Natuurbescherming.
5. Of bent u uitgegaan van landelijke en provinciale vrijstellingen?
Antwoord:
Voor de landelijke vrijgestelde soorten gaan wij ervan uit dat de minister de landelijke vrijstelling getoetst heeft aan de Wet Natuurbescherming. Voor de provinciaal vrijgestelde soorten hebben wij de informatie die de Faunabeheereenheid hierover aanlevert uiteraard getoetst aan de eisen uit de wet.
6. Bent u van mening dat het Faunabeheerplan 2023-2029 voldoet aan de eisen gesteld in artikel 3.3. vierde lid Wnb? Zo ja, waarom wel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Met het nemen van het goedkeuringsbesluit zijn wij van mening dat het Faunabeheerplan 2023-2029 voldoet aan de Wet Natuurbescherming. We beraden ons momenteel of de uitspraak van RvS consequenties heeft voor het goedgekeurde faunabeheerplan in Brabant. Hierover zijn we in gesprek met LNV en de Faunabeheereenheid.
7. Indien u van mening bent dat het Faunabeheerplan 2023-2029 niet voldoet aan de eisen gesteld in de Wnb en meer specifiek de eisen van artikel 3.3. vierde lid Wnb, hoe gaat u dit oplossen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 6.
8. Hebt u voor de landelijk vrijgestelde diersoorten aangetoond dat zij belangrijke schade hebben veroorzaakt? Zo ja, hoe hebt u dit aangetoond? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Voor de landelijk vrijgestelde soorten zijn wij er vooralsnog vanuit gegaan dat het rijk belangrijke schade heeft aangetoond.
Het opbouwen van een schadedossier was bovendien niet nodig aangezien er geen schadetegemoetkoming wordt uitgekeerd door de provincie voor schade veroorzaakt door landelijk vrijgestelde soorten.
9. Hebt u voor de landelijk vrijgestelde diersoorten getoetst of de schade door deze diersoorten met effectieve middelen kan worden voorkomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 8. Voor de landelijk vrijgestelde soorten wordt de effectiviteit van alternatieve methoden net zoals schade niet geregistreerd.
10. Hebt u voor de provinciaal vrijgestelde diersoorten aangetoond dat deze in de hele provincie belangrijke schade aanrichten aan genoemde gewassen en geen andere bevredigende oplossing voorhanden is? Zo ja, op welke wijze en zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja. In Noord-Brabant zijn woelrat, veldmuis en steenmarter provinciaal vrijgesteld. De woelrat is provinciaal vrijgesteld om schade aan boomgaarden (fruitteelt) en risico’s voor de waterveiligheid (graverij in dijken) te voorkomen. Voor de veldmuis ziet de vrijstelling toe op het voorkomen van belangrijke schade aan landbouwgewassen. Van deze soorten is bekend dat ze in korte tijd veel schade kunnen aanrichten en snel kunnen ingrijpen daarbij van belang is. De steenmarter is vrijgesteld voor het verbod op vangen en verplaatsen op basis van een door de gemeente opgesteld soortenbeheerplan.
De vrijstelling is enkel van toepassing in de bebouwde kom om schade en overlast aan eigendommen en gebouwen te voorkomen. Met het soortenbeheerplan dient de gemeente een onderbouwing aan te leveren dat door GS goedgekeurd dient te worden.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Technische vragen over de uitfasering van biomassa als transitiebrandstof
Lees verderTechnische vraag over vervoerskeuze (internationale) reizen door de provincie
Lees verder