Vragen over het persbericht van GS over de berichtgeving aangaande de second opinion 'Logistiek Park Moerdijk'
Indiendatum: dec. 2013
Schriftelijke vragen van de Statenfractie van de Partij voor de Dieren aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant betreffende het persbericht van GS over de berichtgeving aangaande de second opinion 'Logistiek Park Moerdijk'.
Geachte college,
We hebben kennis genomen van uw persbericht 'Commissie steunt ontwikkeling Logistiek Park Moerdijk', van 18 december 18-12-2013.
In het persbericht stelt u dat de onderzoekscommissie positief is over de ontwikkeling van Logistiek Park Moerdijk (LPM). Verder stelt u in het bericht dat de commissie enkele kanttekeningen en aanbevelingen heeft. En u stelt dat de commissie van mening is dat de doelgroep voor LPM te smal is gedefinieerd en aangeeft dat er rekening moet worden gehouden met een langere uitgiftetermijn en dat de uitgifteprijs voor de grond een aandachtspunt is.
U stelt expliciet dat de onderzoekscommissie de ontwikkeling van het LPM onderschrijft. En u geeft in het persbericht aan dat de aanbevelingen van de onderzoekscommissie vragen om verwerking of verduidelijking in de plannen en dat Gedeputeerde Staten dat zullen meenemen bij de verdere planontwikkeling. Gedeputeerde Staten verwachten in mei 2014 het ontwerp inpassingsplan ter inzage te kunnen leggen. Het definitieve inpassingsplan voor LPM kan dan eind 2014 vastgesteld worden door Provinciale Staten.
We hebben tevens kennis genomen van diverse persberichten met betrekking tot de second opinion en deze berichten geven naar onze mening een andere visie op de second opinion, zoals:
- De Telegraaf, Scepsis over kansen logistiek park Moerdijk, 18 december 2013,
- Omroep Brabant, Commissie zeer kritisch over plannen Logistiek Centrum Moerdijk, 18 december 2013,
- Reformatorisch Dagblad, Scepsis over kansen logistiek park Moerdijk, 18 december 2013 4,
- BN de Stem, Plan LPM onderuit gehaald, 18 december 2013 5,
- BN de Stem, Bom onder Moerdijkse plannen, 19 december 2013.
We hebben daarover de volgende vragen.
1. Deelt u onze mening dat de commissie de ontwikkeling van het LPM juist niet onderschrijft, aangezien zij geen inhoudelijk oordeel velt over het logistiek park Moerdijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom?
2. Deelt u onze mening, dat wanneer u er niet in slaagt om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de commissie, daarmee het LPM geen bestaansrecht meer heeft? Zo nee, waarom niet?
3. Bent u van mening dat planning zoals u die voor ogen heeft aangaande de ter inzagelegging van het ontwerp inpassingsplan en het vaststellen van het definitieve inpassingsplan, mede in het licht de inhoud van de second opinion, nog realistisch is? Zo ja, waarom?
4. Bent u van mening dat de oorspronkelijke criteria voor het logistieke park zoals geformuleerd (zoals oppervlaktes van minimaal 5 ha, de havengebondenheid en gebruik door VAL bedrijven) moeten worden losgelaten om een sluitende business case voor het ontwikkeling van het LPM te bereiken? Zo ja, welke eisen wilt u aanpassen, en op welke gronden? Zo nee, waarom niet?
5. Bent u met ons van mening dat, gezien de kritische second opinion Logistiek Park Moerdijk, voor het project Logistiek Park Moerdijk een nieuw programma van eisen moet worden geformuleerd? Zo nee, waarom niet?
6. Bent u met ons van mening dat, gezien de kritische second opinion Logistiek Park Moerdijk, er op basis van een nieuw programma een nieuw ontwerp, een nieuw inpassingsplan en een nieuwe financiële risico analyse nodig is voor het project Logistiek Park Moerdijk? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de geplande commissievergadering van Economische Zaken en bestuur die gepland is op 17 januari 2014, zodat wij de antwoorden kunnen betrekken in de discussie.
Met vriendelijke groet,
Marco van der Wel
Partij voor de Dieren
Indiendatum:
dec. 2013
Antwoorddatum: 14 jan. 2014
Geachte heer Van der Wel,
Bij brief van 20 december 2013, ingekomen op 20 december 2013, heeft u namens de Partij voor de Dieren fractie op grond van het Reglement van Orde voor Provinciale Staten schriftelijke vragen gesteld.
Wij beantwoorden deze vragen als volgt.
1. Deelt u onze mening dat de commissie de ontwikkeling van het LPM juist niet onderschrijft, aangezien zij geen inhoudelijk oordeel velt over het logistiek park Moerdijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom?
Antwoord:
Nee, die mening delen wij niet. Uit de strekking van de second opinion maken wij op dat de commissie goede mogelijkheden ziet voor de ontwikkeling van een logistiek park langs de A16/A17, ten zuiden van het bestaande Zeehaven- en industrieterrein Moerdijk. Wij wijzen hierbij op de volgende passages uit de second opinion:
- De commissie onderschrijft volledig het uitgangspunt dat Brabant een sterke positie en potentie in logistiek heeft. De ambitie van Brabant om een duurzame topregio in de logistiek te zijn, is naar de mening van de commissie terecht en haalbaar. Het bieden van ruimte voor grootschalige logistiek, gekoppeld aan Brabant’s enige zeehaven en grootste extended gate van de regio past in deze ambitie en versterkt ook de positie van het Moerdijkse havencomplex.
- De commissie is van mening dat LPM in potentie een sterk aanbod heeft, maar geen ‘unieke positie’ (zoals verwoord in het STEC rapport) in het VAL / VAS segment. LPM is naar de mening van de commissie met name sterk voor logistieke activiteiten voor producten met een relatief lage omloopsnelheid en voor logistieke ketens waarin de nabijheid van zeehavens relevant is.
- De duurzame ontwikkeling van LPM zou sterk gebaat zijn met het benutten van onderlinge relaties tussen bestaande vestigingen opdat op die manier een cluster wordt gecreëerd dat meer is dan de som van de delen, met positieve impact op de verdere ontwikkeling van know how en innovatie.
- Naar het oordeel van de commissie is het positieve scenario dat naar voren komt uit de Stec rapporten wel mogelijk, maar niet waarschijnlijk. Naar het oordeel van de commissie is het evenzeer mogelijk dat LPM in een langzamer tempo uitgegeven wordt en deels aan activiteiten buiten de precies omschreven doelgroep (VAL / VAS).
2. Deelt u onze mening, dat wanneer u er niet in slaagt om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de commissie, daarmee het LPM geen bestaansrecht meer heeft? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord:
Nee, deze mening delen wij niet. Het merendeel van de aanbevelingen wil het college overnemen. Daar waar wij afwijken van de aanbevelingen worden we gesteund door onze adviseurs.
Op dit moment zijn er al partijen die interesse hebben getoond voor de ontwikkeling van LPM.
3. Bent u van mening dat planning zoals u die voor ogen heeft aangaande de ter inzagelegging van het ontwerp inpassingsplan en het vaststellen van het definitieve inpassingsplan, mede in het licht de inhoud van de second opinion, nog realistisch is? Zo ja, waarom?
Antwoord:
Ja, wij zien goede mogelijkheden om het ontwerp inpassingsplan voor LPM aan te passen aan de second opinion en het aangepaste ontwerp inpassingsplan nog voor de zomervakantie dit jaar ter inzage te leggen. De belangrijkste kanttekening en aanbevelingen uit de second opinion zijn in drie hoofdthema’s onder te brengen:
- De commissie adviseert meer flexibiliteit in het definiëren van de doelgroep voor LPM.
- Het is mogelijk dat LPM ontwikkeld wordt binnen tien jaar. Dit is echter onzeker. Een termijn van 15 jaar en mogelijk zelfs 20 jaar acht de commissie reëler. Er wordt voorgesteld om een fasering aan te brengen.
- De uitgifteprijs waarvoor LPM in de markt wordt gezet (gemiddeld 150 euro per vierkante meter) vindt de commissie erg hoog. Dit kan de ontwikkeling van LPM frustreren.
Graag lichten wij kort toe hoe we deze kanttekening en aanbevelingen willen verwerken in het thans opgestelde ontwerp inpassingsplan voor LPM.
Met de eerste kanttekening stelt de commissie vraagtekens bij de grootte als het relevante criterium. Daarbij vraagt zij zich af waarom bijvoorbeeld een criterium als synergie met andere bedrijven niet expliciet wordt meegenomen.
Deze kritische kanttekening van de commissie wordt onderkend. De primaire doelgroep is en moet wel grootschalige logistieke bedrijven (groter dan 5 hectare) zijn die een waarde toevoegen. Dit is ook de insteek zoals bestuurlijk overeen gekomen met de gemeente Moerdijk en het Rijk. In de bestuursovereenkomst is echter ook expliciet benoemd dat de voorwaarden voor onderlinge samenwerking en synergie tussen logistieke dienstverleners zoveel mogelijk moeten worden benut. In deze nuanceringen zie wij mogelijkheden tot aanpassing van de doelgroep voor LPM in lijn met de second opinion.
Wat betreft de enge definiëring van de doelgroep stelt de commissie in de second opinion ook vraagtekens bij de invulling van de term ‘kadefaciliteiten aan diep vaarwater’. Concreet geeft zij op dit punt aan: De formulering ‘voor zover het gaat om logistieke bedrijven die vanwege de aard van hun bedrijfsvoering aangewezen zijn op de nabijheid van kadefaciliteiten langs diep vaarwater’ is ongelukkig: de kern van Moerdijk als extended gate is de verbinding met Antwerpen en Rotterdam via de binnenvaart.
De commissie heeft zich hier gebaseerd op het rapport van Stec Groep over het onderzoek naar de marktvraag. Daar is inderdaad deze formulering gehanteerd. Dit in tegenstelling tot het ontwerp inpassingsplan zelf en de bijbehorende planregels, waarin wel de relatie is gelegd met de ligging nabij het bestaande Zeehaven- en industrieterrein Moerdijk. Op dit punt behoeven het ontwerp inpassingsplan en de planregels dus geen aanpassing.
De tweede kanttekening en aanbeveling van de commissie richt zich op de gehanteerde ontwikkelperiode van tien jaar. Het onderbouwen van een ontwikkelperiode voor LPM van 10 jaar is vooral juridisch ingegeven. In de regel kan in één plan slechts datgene rechtstreeks bestemd worden, wat ook binnen de planperiode van 10 jaar gerealiseerd kan worden. Daardoor is de focus gericht geweest op deze termijn. Onderkend wordt dat het ook langer kan duren. Ingezet wordt op het opnemen van het inpassingsplan voor LPM in het Besluit Crisis- en herstelwet (9e tranche). Zo kan een langere ontwikkelperiode juridisch geborgd worden. Tevens zal het onderzoek naar ‘nut en noodzaak’ aangepast worden, rekening houdend met de second opinion.
Een langere uitgiftetermijn heeft geen consequenties voor Havenschap Moerdijk. Zij ging in haar business case voor het LPM ook uit van een uitgiftetermijn van 15 en 20 jaar.
Bij de tweede kanttekening en aanbeveling van de onderzoekscommissie wordt ook nog voorgesteld om een fasering aan te brengen. In het huidige concept ontwerp Exploitatieplan is inmiddels voorzien in een fasering.
De derde kanttekening van de onderzoekscommissie heeft geen directe gevolgen voor de opzet van het provinciale inpassingsplan. Deze kanttekening heeft vooral betrekking op de financiële positie van Havenschap Moerdijk.
Voor de ontwikkeling van LPM is door Havenschap Moerdijk een business case opgesteld. In deze business case zijn scenario's doorgerekend uitgaande van een uitgifteprijs van 150 euro per vierkante meter (niet geïndexeerd) en een ontwikkelperiode van respectievelijk 10, 15 en 20 jaar. Deze scenario's laten een sluitende exploitatie zien.
Om aan te kunnen geven in hoeverre de business case robuust genoeg is voor de risico's geschetst in de second opinion, heeft Havenschap Moerdijk op verzoek van de commissie een extra scenario doorgerekend. De commissie heeft gevraagd om daarbij uit te gaan van een ontwikkelperiode van 20 jaar en een uitgifteprijs van 100 euro per vierkante meter. Tevens is verzocht om de afdrachten in het kader van Moerdijk Meer Mogelijk buiten beschouwing te laten. Dit om inzicht te krijgen in hoeverre de ontwikkeling van LPM puur bedrijfseconomisch gezien haalbaar is. Deze extra rekenslag laat een sluitende begroting zien (netto contante waarde van circa 1,5 miljoen euro).
Overigens acht Havenschap Moerdijk een uitgifteprijs van 150 euro per vierkante meter nog steeds realistisch. Wij verwijzen hiervoor naar de brief met reactie op de second opinion van de directie van Havenschap Moerdijk (d.d. 10 januari 2014) die als bijlage bijgevoegd. Stec Groep BV heeft ook gereageerd op de second opinion. Deze reactie (brief van 8 januari 2014) treft u als bijlage aan bij deze brief.
4. Bent u van mening dat de oorspronkelijke criteria voor het logistieke park zoals geformuleerd (zoals oppervlaktes van minimaal 5 ha, de havengebondenheid en gebruik door VAL bedrijven) moeten worden losgelaten om een sluitende business case voor het ontwikkeling van het LPM te bereiken? Zo ja, welke eisen wilt u aanpassen, en op welke gronden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee, de door Havenschap Moerdijk opgestelde business case voor de ontwikkeling van LPM uitgaande van de oorspronkelijke criteria is sluitend. Zoals aangegeven bij vraag 3 is Havenschap Moerdijk daarin al uitgegaan van een uitgiftetermijn van 15 tot 20 jaar.
5. Bent u met ons van mening dat, gezien de kritische second opinion Logistiek Park Moerdijk, voor het project Logistiek Park Moerdijk een nieuw programma van eisen moet worden
geformuleerd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee, zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 3 is in de bestuursovereenkomst ook expliciet benoemd dat de voorwaarden voor onderlinge samenwerking en synergie tussen logistieke dienstverleners zoveel mogelijk moeten worden benut. In deze nuanceringen zie wij mogelijkheden tot aanpassing van de doelgroep voor LPM in lijn met de second opinion.
6. Bent u met ons van mening dat, gezien de kritische second opinion Logistiek Park Moerdijk, er op basis van een nieuw programma een nieuw ontwerp, een nieuw inpassingsplan en een nieuwe financiële risico analyse nodig is voor het project Logistiek Park Moerdijk? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee, zie ons antwoord op vraag 5.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Voorzitter, Secretaris
> Klik hier voor een PDF van de antwoorden en de brieven met reacties op de second opinion van de directie van Havenschap Moerdijk en van Stec Groep BV.
Interessant voor jou
Vragen over de voortgang in het proces van vergunningverlening / verplaatsing van Lavi B.V.
Lees verderVragen over het laten vallen van de eisen voor dierenwelzijn en antibioticagebruik in de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (BZV)
Lees verder