Verordening natuurbescherming Noord-Brabant
Natuur is voor tevredenen en legen
En dan, wat is natuur nog in dit land
Een stukje bos ter grootte van een krant
Een heuvel met wat villaatjes ertegen
Jacques Bloem was domweg gelukkig in de Dapperstraat. Maar in 1945 toen hij dit gedicht schreef, was de natuur in ons land een paradijs vergeleken met de versnipperde, verdroogde, vergiftigde en door recreanten platgestampte situatie van nu.
Na de tweede wereldoorlog is de aftakeling van onze natuur in sneltreinvaart gegaan. Bescherming en herstel gaan moeizaam. Van alle nadelige factoren is areaalverlies waarschijnlijk de belangrijkste. Maar met het ambitieuze Natuurbeleidsplan van de jaren 90 met de robuuste rijksEHS was Nederland aanvankelijk goed op weg, helaas heeft het beleid van Bleker met zijn dramatische bezuinigingen, er een dikke streep doorgehaald. De natuur moet zichzelf maar bekostigen.
Door de decentralisatie is Brabant nu zelf aan zet. De ambitie om de volledige EHS te realiseren blijft bestaan, maar de uitvoering is op zijn zachtst gezegd een uitdaging.
De nieuwe wet natuurbescherming zwakt helaas de echte natuurbescherming nog weer verder af. In deze wet is alleen nog opgenomen wat door Europa is verplicht: van de ruim 1500 inheemse wilde plantensoorten zijn er nog maar 80 daadwerkelijk beschermd en de gebiedsbescherming is teruggebracht tot uitsluitend de N2000 gebieden. De rest heet eufemistisch de ondernemende EHS. en de hele EHS, inclusief de N2000-gebieden, wordt in toenemende mate blootgesteld aan economische ontwikkeling en intensieve recreatie. Natuurgebruik is bepaald geen natuurbescherming.
Natuur is dynamisch, onder invloed van steeds veranderende omstandigheden, veranderen ook steeds de aantallen en de soorten planten en dieren die daar voorkomen. Kijk alleen al naar de invloed van het agrarisch beleid sinds het gedicht van Bloem: het heeft geleid tot een verarming van landschap en biodiversiteit door ontginningen en ruilverkavelingen, in de jaren 60 tot een enorme afname van de roofvogels door DDT, maar ook een toename van weidevogels in de rijkbemeste maar toen nog natte weilanden met een top van 130.000 paar grutto’s in de vroege jaren 70, en we hebben nu een regime dat funest is voor insecten, met desastreuze gevolgen voor alle soorten die daarvan afhankelijk zijn, maar dat wel zorgt voor enorme aantallen ganzen. Je krijgt de natuur die je verdient, niet die je leuk vindt. En dus moeten de ganzen dood, nemen we speciale maatregelen voor grutto’s en vinden we dat weer een reden om vossen te schieten.
Daar waar de belangen van mensen en dieren conflicteren, zorgen we ervoor dat mensen aan het langste eind trekken. Dat we het merendeel van die conflicten aan ons eigen handelen te danken hebben, speelt geen rol bij de morele afwegingen. We gaan door met ons landbouwbeleid en we rijden consequent te hard in het buitengebied. En dieren die last veroorzaken moeten dood.
Jagers zijn graag bereid om de uitvoerende rol op zich te nemen, hierin blijmoedig ondersteund door betalende jachttoeristen uit het buitenland. Want het ondernemen zit ons in het bloed.
De centrale rol is vastgelegd voor de FBE en het FBP. En daar ligt een merkwaardige concentratie van macht: daar wordt bepaald wat het probleem is, hoe groot het probleem is, hoeveel dieren gedood gaan worden, de uitvoering wordt geregeld via de WBE en vervolgens controleert en evalueert de FBE haar eigen beleid. De trias politica en de scheiding der machten, gaat hier in elk geval niet op. De samenstelling van het bestuur van de FBE is een zaak van het bestuur van de FBE: ouwe jongens krentenbrood heet dat. De verplichting om maatschappelijke organisaties in het bestuur op te nemen, lijkt een wassen neus, want met 1 persoon, die zowel SBB, NatMon en BrLs vertegenwoordigt, is kennelijk aan deze verplichting al voldaan. Ook de eis dat de voorzitter onafhankelijk moet zijn, wordt erg soepel ingevuld: deze mag niet in dienst zijn van een van de deelnemende organisaties, maar mag best zelf jager of grondgebruiker zijn en dus zelf belanghebbende zijn.
Reden voor ons om te komen met een aantal amendementen die tot doel hebben bredere maatschappelijke vertegenwoordiging te krijgen in het FBEbestuur en de voorzitter echt onafhankelijk te maken.
We definieren begrippen als duurzaam beheer en intrinsieke waarde van het dier.
Daarnaast komen we met een aantal wensen ten aanzien van de inhoud van het FBP, met name een nadrukkelijke rol voor alternatieve, niet-dodelijke preventieve maatregelen. Het onderzoek van de dierenbescherming toonde aan dat beleidsmakers daar vaak wel voor open staan, maar dat bij jagers en grondgebruikers het niet-onderbouwde idee leeft dat dergelijke maatregelen te lastig, te duur of inefficient zijn. Voor iemand met een hamer lijkt elk probleem op een spijker, maar onze voorstellen dagen uit om verder te kijken.
Daarom ook willen we het FBP een maximale duur van 4 jaar toekennen én elke periode objectief laten evalueren.
Ook het gebruik van vrijstellingen en ontheffing op voorhand moet kritisch worden bekeken en beter onderbouwd. Als voorbeeld geef ik de Roek, deze kolonievogel is in de afgelopen 10 jaar significant achteruit gegaan, in Nederland met 35%, maar in Brabant met liefst 50%. Er is geen sprake meer van gunstige staat van instandhouding en toch geeft Brabant nog steeds een ontheffing op voorhand af.
En tot slot gaan we in op de jacht op de vrij-bejaagbare soorten. Het FBP moet het afschot in het kader van populatiebeheer, het voorkomen van schade en overlast en de jacht in samenhang zien. Terecht, want hoewel het voor het dier niet uitmaakt op grond van welk juridisch regime hij wordt gedood, maakt het voor de populatie wel uit of er een of-of danwel een en-en beleid geldt.
Opvallend is in dit verband de opmerking dat de maatschappelijke belangen die met jacht worden gediend, moeten worden benoemd. Daar kan ik me niets bij voorstellen. Dat er bij schadebestrijding maatschappelijke belangen spelen, soit. Maar wat is het maatschappelijk belang van jacht? Alleen recreatie! En mogen we dan ook meteen de maatschappelijke nadelen van jacht even benoemen: onrust en onveiligheid in natuurgebieden, ook nietsvermoedende wandelaars en honden worden aan- of zelfs doodgeschoten, verstoring van ecosystemen, en dieren die schuw worden, zodat andere natuurliefhebbers het genoegen om dieren in hun normale doen te observeren, wordt ontnomen. En last but not least: gehoorbeschadiging bij jagers waardoor ze doof worden voor andere argumenten!
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Brabantse Omgevingsvisie, startdocument
Lees verderPivot Park 2.0, impulsen voor een duurzame exploitatie
Lees verder