Wijziging veror­dening Ruimte, veegronde 2016


18 november 2016

Voorzitter,

Deze wijziging wordt gepresenteerd als een beleidsarme veegronde, maar er zitten wel degelijk aanpassingen in die forse consequenties kunnen hebben.

Allereerst is daar de mogelijkheid om op landgoederen naast de woonfunctie ook nevenfuncties toe te staan, zoals een restaurant of verblijfsrecreatie. Alle ondernemers hebben de neiging om hun bedrijf te willen laten groeien, wat begint als een bed & breakfast kan een hotel worden, een conferentiecentrum of een disco. Hoe gaat u er voor zorgen dat de impact op de natuur beperkt blijft?

Een tweede punt betreft natuurcompensatie. Wanneer natuur verloren, geldt nu een compensatie in oppervlakte al dan niet met een procentuele toeslag als het natuur van meer dan 2 jaar oud betreft. Daarnaast zijn de gekapitaliseerde kosten voor ontwikkelingsbeheer opgenomen. Waarom is deze laatste post vervallen? Het is toch nog steeds de bedoeling dat er natuur terug komt? Alleen het aankopen van een perceel mais is niet voldoende, er moet toch ook geld zijn voor inrichting en onderhoud? De ZRK constateerde enkele jaren geleden dat er soms alleen op papier compensatie plaatsvond. Als er niet expliciet geld wordt gereserveerd voor inrichting, neemt de kans op onvolledige compensatie alleen maar toe.

Ook de bescherming van de groenblauwe mantel baart ons zorgen. Ja, er is opgenomen dat ontwikkelingen binnen bepaalde grenzen moeten blijven en dat deze moeten bijdragen aan de kwaliteit van natuur, water en landschap, maar tegelijk wordt nu ook expliciet de mogelijkheid gegeven voor het bouwen van windturbines. En je kunt toch moeilijk volhouden dat windturbines bijdragen aan de verhoging van ecologische waarden. Juist in de groenblauwe mantel (GBM) vind je vaak vleermuizen of vogels, dus hoe kunt u voorkomen dat er conflictsituaties ontstaan? Dit is des te belangrijker omdat er nog voldoende ruimte is in de reeds aangewezen zoekgebieden voor windturbines, gebieden die veel beter geschikt zijn.

Minder expliciet toegestaan, maar niet minder bedreigend is de mogelijke vestiging van mestverwerkende bedrijven in de GBM. Voor het gemengd landelijk gebied zijn allerlei beperkende voorwaarden opgenomen, maar voor de GBM gelden alleen algemene regels die tot de afgeleide conclusie zou kunnen leiden dat mestbewerking niet mogelijk is. We vrezen dat dat toch niet waterdicht is, bijvoorbeeld als de milieucategorie van een installatie zou wijzigen.

Het is in de lijn met de structuurvisie om mestbewerking bewerking uit te sluiten, is het dan niet logisch om dat expliciet in de Verordening op te nemen?

Het laatste punt waar ik aandacht voor vraag is de bescherming van karakteristieke zandpaden. Deze hebben landschappelijke, recreatieve, cultuurhistorische en ecologische waarde en zijn daarmee van provinciaal belang. Helaas worden deze paden steeds vaker verhard, met granulaat of asfalt. Ze verliezen hun uitstraling, hun specifieke waarde en trekken meer verkeer aan, dat met hogere snelheid kan rijden. Tegen de plannen van de gemeente Hilvarenbeek om het zandpad door landgoed De Roovert te verharden, heeft de provincie een zienswijze ingediend. Dat kan natuurlijk, maar het betekent dat de provincie iedere keer in de gaten moet houden of er dergelijke plannen ontstaan en iedere keer individueel moet reageren. Zou het niet meer voor de hand liggen een algemene bepaling op te nemen die de provinciale belangen borgt?