Versnelling transitie naar een duurzame veehou­derij (thema­ver­ga­dering)


2 december 2016

Voorzitter,

De Partij voor de Dieren zet zich in voor een duidelijke significante afname van de hoeveelheid vee. Daarbij zijn diervriendelijkheid en grondgebondenheid de belangrijkste elementen.

Maar van een duidelijk afname van de veestapel is in het voorstel geen sprake. Het verhaal zoals het er ligt is er op gericht om in enkele gebieden in oost brabant een lichte verbetering te bieden, maar daarbij worden grote delen van Brabant, zoals in midden en west brabant buiten beschouwing gelaten. Terwijl daar juist een beperkt probleem is, natuur en inwoners minder onder druk staan, en het relatief eenvoudig is om daar de boel niet te laten verslechteren. Sterker nog, het voorstel laat de mogelijk open voor een waterbed effect, waardoor nog steeds dieren uit de aandachtsgebieden elders kunnen worden ondergebracht.

Verder kunnen er wel allemaal aannames worden gedaan over staldering en milieu-effecten. We zouden toch eerst een bewijs willen zien of er überhaupt een significante verbetering zal optreden. Wij verwachten dat overigens niet, omdat het afromen bij stalderen minimaal is, en aantal dieren als enige gemakkelijk handhaafbare onderdeel niet gebruikt wordt, een ook niet wordt afgeroomd. Daarmee komen we niet verder bij onze maatschappelijke opgaven.

We stellen daarom een onderzoek voor bij de gepresenteerde casus, oftewel, een simulatie van de praktijk. Met duidelijke randvoorwaarden en duidelijke doelen, zoals het door het college gepredikte sluiten van kringlopen op west-Europese schaal, onafhankelijkheid van soja import, het behalen van milieu doelstellingen voor natuur, lucht, grond en water. Gevolgd door een set handhaafbare juridische afspraken op een wettelijke basis. Alleen juridische harde en irreversibele afspraken tellen.

Maar onze allergrootste bedenkingen gaan verder, omdat:

  1. de extreme veedichtheid zoals we die nu hebben, als een soort gegeven uitgangspunt wordt gepresenteerd;
  2. de Peelregio daarmee gebrandmerkt blijft als 'concentratiegebied voor de intensieve veehouderij';
  3. mestverwerking alle ruimte krijgt en zelfs nog meer, waarmee die extreme veedichtheid in stand wordt gehouden (en misschien zelfs lokaal nog groter wordt);
  4. mestfabrieken worden gepresenteerd als een "duurzame oplossing voor het sluiten van kringlopen", terwijl ze dat absoluut niet zijn. De hoofdoorzaak (import van soja) gaat onverminderd door;
  5. er een voornemen ligt om het provinciale maximum op bewerkingscapaciteit op te heffen (desnoods komen er pijpleidingen aan te pas); ergo de provincie wil zelfs helemaal geen sturing op mestverwerking meer;
  6. er met geen woord wordt gesproken over écht duurzame grondgebondenproductie en dat de balans tussen veestapel/mest versus beschikbare grond blijvend en ernstig verstoord blijft;
  7. twee van de vier afslagen op de rotonde (niche en kwaliteitsmarkt) slechts 3% van de productie vertegenwoordigen en dat de derde en grootste afslag bulkproduktie voor de wereldmarkt is en blijft;
  8. de begrippen 'duurzame productie' en 'aanvaardbaar gezondheidsrisico' nergens helder worden gedefinieerd of omschreven;
  9. bij diverse onderdelen weer flink aan de subsidiekraan wordt gedraaid;
  10. er nogal wat aannamens en passages in het stuk staan met een hoog gehalte aan 'wensdenken', zoals bij de zorgvuldigheidscore veehouderij, waarvan wij destijds al aangaven dat dit niet werkt. Dierenwelzijn wordt niet of nauwelijks verbeterd;
  11. er nu zelfs wordt nagedacht over het verstrekken van een bonus van 0,5 ha extra bouwblok in de 'nieuwe BZV' om veehouders uit te dagen tot zogenaamde verduurzaming. Daarmee kun je misschien enkele symptomen bestrijden (stank, ammoniak en fijnstof), maar zeker geen veedichtheid, mestoverschot, verminderen van zoonosen, of afbouw sojaimport;
  12. de meest effectieve maatlat ontbreekt: minder beesten.


Resumerend: er wordt in werkelijkheid niets gedaan aan het concreet terugdringen van de veestapel en veedichtheid (waarom zijn er anders zoveel mestfabrieken nodig?)
Wat gaat het college doen om dierenwelzijn middels de BZV wél significant te verbeteren. Dus geen punten voor een naambordje op de stal, maar wel voor een brandmelder.

Wanneer we in Nederland kiezen voor een plantaardig eetpatroon kunnen we alle monden in Nederland voeden en hebben we aan 120.000 ha landbouwgrond genoeg en houden we ook nog eens 120.000 ha over voor andere doeleinden zoals natuurontwikkeling.
In de plannen lijkt een aanzet gedaan te worden voor een stand still, maar wat ons verontrust is dat in de praktijk nog maar moet blijken wat daar van terecht komt, als:

  • gemeenten dit moeten omzetten en uitvoeren;
  • veehouders naar de rechter stappen en aanspraak maken op verworven rechten;
  • melkvee en nertsen buiten de staldering worden gehouden;
  • staldering geen volledige garantie is dat er in een gebied geen (beperkte) toename is;
  • de begrenzing van de stalderingsgebieden onduidelijk is (creatief grenzen trekken);
  • niet helder is wie de stalderingsbank gaat beheren;
  • de staldering meteen op de helling gaat als de Wet Dieraanallen wordt aangenomen (waar de meeste provincies niet op zitten te wachten).