Vragen over uitspraken van gede­pu­teerde Spierings in het ED aangaande het land­bouw­beleid


Indiendatum: jan. 2018

Schriftelijke vragen van de Statenfractie van de Partij voor de Dieren aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant betreffende uitspraken van gedeputeerde Spierings in het ED aangaande het landbouwbeleid.


Geacht college,

27 December j.l. berichtte het Eindhovens Dagblad over een interview met gedeputeerde Spierings over het provinciale landbouwbeleid.

In het artikel is uit de mond van gedeputeerde Spierings opgetekend: “Alleen maar kleine bedrijven is geen antwoord op de overlast die mensen ervaren”.

Ook heeft gedeputeerde Spierings gezegd: “wanneer de veestapel verspreid zit over talloze kleine bedrijven, verspreiden dierziektes zich veel sneller”.

Wij hebben hierover de volgende vragen.

1. Wat verstaat u onder ‘kleine bedrijven’; over maximaal welke Nederlandse Grootte Eenheid (NGE) per bedrijf heeft u het in dit geval?

2. Hoe waardeert u kleine bedrijven in het kader van de transitie naar een duurzame veehouderij?

3. Kunnen kleine bedrijven bijdragen aan de transitie naar een duurzame veehouderij? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

4. Bent u het met ons eens dat een fiks kleinere veestapel, verspreid over kleine bedrijven, op den duur voor minder overlast, minder uitstoot van schadelijke stoffen en minder gezondheidsrisico’s zorgt dan nu het geval is (ongeacht op welke wijze deze inkrimping wordt gerealiseerd)? Zo nee, waarom niet?

5. Bent u het met ons eens dat dierziektes zich juist sneller over meer dieren verspreiden naarmate dieren meer zijn geconcentreerd op grote bedrijven? Zo nee, waarom niet?

Over dierenwelzijn stelde gedeputeerde Spierings: “Kijk je puur naar dierenwelzijn, dan maakt het in feite niet uit. Of een varken nou in een losse stal staat, of er staan er nog acht naast: voor het dier maakt het weinig verschil. Juist wat grotere, moderne stallen kunnen makkelijker een moderniseringsslag maken: met moderne systemen die voor minder uitstoot zorgen. Met sprinklerinstallaties om brand te voorkomen. En met bijvoorbeeld douches om de verspreiding van dierziektes tegen te gaan.

Op 23 april 2017 stelde gedeputeerde Spierings in het Tv-programma Buitenhof nog:
Dat dogma, en zo noem ik het heel bewust, van ‘je kunt alleen maar beter presteren op het gebied van milieu en gezondheid door te groeien’, dat is niet waar.
(…)
Het dogma zit in de sector, maar het is niet waar dat het zo moet. Ook gewoon op een bestaand bedrijf kun je maatregelen toepassen zodat het veel schoner wordt en betere productie zonder meer dieren te gaan houden.

6. Bent u het met ons eens dat het voor grote bedrijven moeilijker is om de dieren buiten te laten lopen dan voor kleine bedrijven? Zo ja, bent u het met ons eens dat de grootte van een bedrijf invloed heeft op dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet?

7. Op welke wijze zorgen de voorbeelden die gedeputeerde Spierings in het artikel noemt – systemen die voor minder uitstoot zorgen, sprinklerinstallaties om brand te voorkomen en douches om de verspreiding van dierziektes tegen te gaan – voor meer dierenwelzijn? Hebben de dieren er volgens u een betere kwaliteit van leven door, of alleen minder kans om eerder te sterven?

8. In het ED-interview insinueert de gedeputeerde dat grotere stallen meer mogelijkheden bieden op het verbeteren van dierenwelzijn. Kunt u feitelijk onderbouwen dat het welzijn van dieren in grotere stallen, dankzij moderniseringsslagen, beter is dan in kleinere stallen mogelijk zou zijn?

9. Hebben individuele dieren in grotere stallen minder met ziekte te kampen en lopen zij minder risico om te sterven in een stalbrand dan in kleinere stallen? Kunt u dit onderbouwen?

10. Hoe zijn de hierboven aangehaalde uitspraken in Buitenhof te rijmen met de uitspraak in het ED-interview dat juist grotere, moderne stallen makkelijker een moderniseringsslag kunnen maken?

11. Waarom pleit u er bij de minister niet voor om stalbrandvoorkomende maatregelen voor alle stallen verplicht te stellen, zonder te insinueren dat dit alleen terug verdiend kan worden door meer dieren te houden? Heeft u al een reactie ontvangen op eerder contact met de minister over dit onderwerp?

12. Waarom pleit u bij de minister niet voor strengere regelgeving omtrent het voorkomen van dierziekten, zonder te insinueren dat maatregelen op dit vlak alleen terug verdiend kunnen worden door meer dieren te houden?


Met vriendelijke groet,

Marco van der Wel,
Partij voor de Dieren

Indiendatum: jan. 2018
Antwoorddatum: 23 jan. 2018

Wij waarderen uw warme belangstelling en aandachtige lezing van interviewsdie onze collegeleden geven en beantwoorden deze vragen als volgt.


1. Wat verstaat u onder ‘kleine bedrijven’; over maximaal welke Nederlandse Grootte Eenheid (NGE) per bedrijf heeft u het in dit geval?

Antwoord:
Gedeputeerde Spierings heeft bij haar uitspraken geen concrete grens tussen ‘groot’ en ‘klein’ in gedachten gehad omdat het voor de kern vaar betoog niet belangrijk is een getalsmatig onderscheid te maken (zie antwoord op vraag 2).


2. Hoe waardeert u kleine bedrijven in het kader van de transitie naar een duurzame veehouderij?

Antwoord:
Kernpunt in het betoog van gedeputeerde Spierings is dat bedrijfsgrootte slechts één van de factoren is die samen bepalen of een veehouderijbedrijf in alle opzichten voldoet aan de eisen die de maatschappij aan de veehouderij stelt. Andere, belangrijkere, factoren zijn met name het type bedrijfsgebouwen, de bedrijfsvoering en de locatie van het bedrijf. Grote en kleine bedrijven kiezen verschillende, bij hun verschillende situatie passende oplossingen in de transitie. Er zijn zowel grote als kleine bedrijven die opvallen in positieve èn in negatieve zin, of het nu gaat om de het dierenwelzijn, economische prestaties, de impact op de omgeving, de bijdrage aan biodiversiteit of de kwaliteit van water, bodem en lucht.


3. Kunnen kleine bedrijven bijdragen aan de transitie naar een duurzame veehouderij? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.


4. Bent u het met ons eens dat een fiks kleinere veestapel, verspreid over kleine bedrijven, op den duur voor minder overlast, minder uitstoot van schadelijke stoffen en minder gezondheidsrisico’s zorgt dan nu het geval is (ongeacht op welke wijze deze inkrimping wordt gerealiseerd)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Nee, er is geen recht evenredig verband tussen de omvang van de veestapel en de omvang van de bedrijven en de impact van de veehouderij, hierop zijn de factoren als aangegeven in vraag 2 minstens evenveel van invloed.


5. Bent u het met ons eens dat dierziektes zich juist sneller over meer dieren verspreiden naarmate dieren meer zijn geconcentreerd op grote bedrijven? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Nee, ook hier zijn de bedrijfsvoering, de locatie van het bedrijf, het type bedrijfsgebouwen en de logistieke bewegingen tussen bedrijven belangrijkerisicobepalende factoren.


6. Bent u het met ons eens dat het voor grote bedrijven moeilijker is om de dieren buiten te laten lopen dan voor kleine bedrijven? Zo ja, bent u het met ons eens dat de grootte van een bedrijf invloed heeft op dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja, maar ook hier zijn de andere factoren zoals genoemd in het antwoord op vraag 2 mede bepalend. Zie verder het antwoord op vraag 2.


7. Op welke wijze zorgen de voorbeelden die gedeputeerde Spierings in het artikel noemt – systemen die voor minder uitstoot zorgen, sprinklerinstallaties om brand te voorkomen en douches om de verspreiding van dierziektes tegen te gaan – voor meer dierenwelzijn? Hebben de dieren er volgens u een betere kwaliteit van leven door, of alleen minder kans om eerder te sterven?

Antwoord:
De gedeputeerde heeft deze voorbeelden niet aan dierenwelzijn gerelateerd.


8. In het ED-interview insinueert de gedeputeerde dat grotere stallen meer mogelijkheden bieden op het verbeteren van dierenwelzijn. Kunt u feitelijk onderbouwen dat het welzijn van dieren in grotere stallen, dankzij moderniseringsslagen, beter is dan in kleinere stallen mogelijk zou zijn?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.


9. Hebben individuele dieren in grotere stallen minder met ziekte te kampen en lopen zij minder risico om te sterven in een stalbrand dan in kleinere stallen? Kunt u dit onderbouwen?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.


10. Hoe zijn de hierboven aangehaalde uitspraken in Buitenhof te rijmen met de uitspraak in het ED-interview dat juist grotere, moderne stallen makkelijker een moderniseringsslag kunnen maken?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.


11. Waarom pleit u er bij de minister niet voor om stalbrandvoorkomende maatregelen voor alle stallen verplicht te stellen, zonder te insinueren dat dit alleen terug verdiend kan worden door meer dieren te houden? Heeft u al een reactie ontvangen op eerder contact met de minister over dit onderwerp

Antwoord:
Wij verwijzen u hiervoor naar onze antwoorden op eerdere schriftelijke vragen en de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken aan de Tweede Kamer.


12. Waarom pleit u bij de minister niet voor strengere regelgeving omtrent het voorkomen van dierziekten, zonder te insinueren dat maatregelen op dit vlak alleen terug verdiend kunnen worden door meer dieren te houden?

Antwoord:
De gedeputeerde heeft op geen enkel moment geïnsinueerd dat maatregelen alleen terugverdiend kunnen wordend door meer dieren te houden. De inzet van dit college is juist gericht op stimuleren van de ontwikkeling van stalsystemen waar verbetering van milieu, dierenwelzijn en geld verdienen hand in hand gaan.


Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

de voorzitter, de secretaris,
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Interessant voor jou

Vragen over de staat van instandhouding van de Wilde Eend en de Smient

Lees verder

Vragen over de groeipotentie van de veestapel door nog ongebruikte vergunningen

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer