Vragen over provin­ciale steun aan de pels­dier­hou­derij


Indiendatum: jun. 2018


Geacht college,

Nieuwe pelsdierhouderijen en uitbreiding van bestaande fokkerijen zijn als gevolg van de Wet verbod pelsdierhouderij niet meer toegestaan. De uitfaseringsperiode voor de persdierhouderij duurt nog tot 1 januari 2024. Hiermee wordt aan de pelsdierhouders compensatie in de vorm van tijd geboden. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en het Openbaar Ministerie hebben, nu de Hoge Raad de wet rechtsgeldig heeft bevonden, de mogelijkheid om handhavend op te treden wanneer de Wet verbod pelsdierhouderij wordt overtreden. De gemeente Gemert-Bakel vraagt, zo staat te lezen in een artikel in het Eindhovens dagblad van 15 juni 2018, om provinciale steun bij de omvorming van de bestaande pelsdierhouderijbedrijven.

1. Welke vorm van provinciale steun bij de omvorming van pelsdierhouderij heeft de CdK toegezegd?

2. Welke vorm van steun kan de provincie binnen haar bevoegdheden leveren?

3. Wordt ook financiele steun aan bedrijven overwogen?

Commissaris van de Koning Wim van de Donk zegde volgens de schrijver van het artikel op 14 juni 2018 tijdens een werkbezoek aan Gemert-Bakel provinciale medewerking toe met de woorden ‘’Soms is er ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, soms niet.‘’

4. Op welke vorm van nieuwe ontwikkeling heeft de CdK gedoeld?

5. Wordt er overwogen om voortzetting (eventueel tijdelijk) mogelijk te maken, ondanks het verbod op pelsdierhouderij?

6. Wat wordt verstaan onder "aan de gang te gaan, te pielen en te klooien"? Hoe verhoudt zich een dergelijke vrije vorm van "maatwerk" tot kaderstellende regelgeving en rechtszekerheid voor omwonenden?

Om de negatieve effecten van de wet voor de pelsdierhouders te verminderen, is aansluitend beleid ontwikkeld over een tegemoetkoming in de kosten van bijvoorbeeld sloop en ombouw van gebouwen van stoppers en voor onbillijkheden ten aanzien van de pensioenvoorziening van pelsdierhouders. Al deze voorzieningen zijn gericht op een zo voorspoedig mogelijke uitfasering van de pelsdierhouderij.

Het Gerechtshof en later de Hoge Raad hebben geoordeeld dat het wettelijke verbod op de pelsdierhouderij al vele jaren voorzienbaar was en pelsdierhouders voldoende tijd hebben (gehad) voor een omschakeling naar andere sectoren indien zij dit wensen of wensten. In 1999 heeft de Tweede Kamer namelijk al een motie aanvaard dat op korte termijn het houden van pelsdieren moest worden verboden.

7. Bent u met ons van mening dat er voldoende financiele steun is voor de uitfasering van de pelsdierhouderij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dan toch provinciale steun toegezegd bij de omvorming van de pelsdierhouderij?

8. Bent u met ons van mening dat het verbod op de pelsdierhouderij inderdaad voldoende voorzienbaar was? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dan toch provinciale steun toegezegd bij de omvorming van de pelsdierhouderij?

9. Er zijn reeds voldoende leegstaande bedrijfsgebouwen in Noord-Brabant die herbestemd (moeten) worden met provinciale ondersteuning. Bent u het met ons eens dat er daardoor geen ruimte is voor provinciale ondersteuning bij ruimtelijke herbestemming van stoppende pelsdierhouderijbedrijven, met name omdat er vanuit de Wet verbod pelsdierhouderij ook al flankerend beleid is?

Het Gerechtshof en later de Hoge Raad hebben geoordeeld dat de uitfaseringsperiode tot 1 januari 2024 de pelsdierhouder voldoende tijd geeft om eerder gedane investeringen terug te verdienen.

10. Bent u met ons van mening dat de pelsdierhouderij inderdaad voldoende tijd krijgt om eerder gedane investering terug te verdienen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dan nu toch provinciale steun toegezegd bij de omvorming van de pelsdierhouderij?


Met vriendelijke groet,

Marco van der Wel en Paranka Surminski
Partij voor de Dieren

Indiendatum: jun. 2018
Antwoorddatum: 3 jul. 2018

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.


1. Welke vorm van provinciale steun bij de omvorming van pelsdierhouderijheeft de CdK toegezegd?

Antwoord:
De steun heeft betrekking op ondersteuning van de gemeente bij het oplossen van de problemen door het op termijn wegvallen van de nertsenfokkerij.


2. Welke vorm van steun kan de provincie binnen haar bevoegdheden leveren?

Antwoord:
Dit heeft betrekking op de reguliere inzet van het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium, bijvoorbeeld in het kader van herbestemming van de betreffende locaties.


3. Wordt ook financiële steun aan bedrijven overwogen?

Antwoord:
Nee.


4. Op welke vorm van nieuwe ontwikkeling heeft de CdK gedoeld?

Antwoord:
De CdK heeft niet op specifieke ontwikkelingen geduid. Gedoeld is per casus te bezien wat de ontwikkelmogelijkheden zijn binnen het gemeentelijke en provinciale ruimtelijke beleid.


5. Wordt er overwogen om voortzetting (eventueel tijdelijk) mogelijk te maken, ondanks het verbod op pelsdierhouderij?

Antwoord:
Nee, dit wordt niet overwogen. Het betreft landelijke wetgeving waar de provincie geen bevoegdheid heeft.


6. Wat wordt verstaan onder "aan de gang te gaan, te pielen en te klooien"? Hoe verhoudt zich een dergelijke vrije vorm van "maatwerk" tot kaderstellende regelgeving en rechtszekerheid voor omwonenden?

Antwoord:
Het herbestemmen van locaties is een gemeentelijke bevoegdheid. Met het advies van de CdK is bedoeld om aan te geven dat ze dit zelfstandig en voortvarend moeten oppakken per casus. Een en ander uiteraard binnen de kaderstellende regelgeving en rechtszekerheid voor omwonenden.


7. Bent u met ons van mening dat er voldoende financiele steun is voor de uitfasering van de pelsdierhouderij? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dan toch provinciale steun toegezegd bij de omvorming van de pelsdierhouderij?

Antwoord:
Ja, de provincie heeft geen financiële steun toegezegd.


8. Bent u met ons van mening dat het verbod op de pelsdierhouderij inderdaad voldoende voorzienbaar was? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dan toch provinciale steun toegezegd bij de omvorming van de pelsdierhouderij?

Antwoord:
Ja, steun heeft betrekking op de reguliere inzet van het ruimtelijke ordeningsinstrumentarium.


9. Er zijn reeds voldoende leegstaande bedrijfsgebouwen in Noord-Brabant die herbestemd (moeten) worden met provinciale ondersteuning. Bent u het met ons eens dat er daardoor geen ruimte is voor provinciale ondersteuning bij ruimtelijke herbestemming van stoppende pelsdierhouderijbedrijven, met name omdat er vanuit de Wet verbod pelsdierhouderij ook al flankerend beleid is?

Antwoord:
Nee, bruikbare locaties moeten in beginsel herbestemd kunnen worden, maar soms kan sloop onvermijdelijk zijn.


10. Bent u met ons van mening dat de pelsdierhouderij inderdaad voldoende tijd krijgt om eerder gedane investering terug te verdienen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt dan nu toch provinciale steun toegezegd bij de omvorming van de pelsdierhouderij?

Antwoord:
Ja. Dat is een afweging van het rijk geweest. Er wordt geen specifieke steun voor pelsdierhouders toegezegd.


Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

de voorzitter, de secretaris,
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. M.J.A. van Bijnen MBA