Vragen over COVID-19-besmet­tingen van nertsen op mensen


Indiendatum: 20 mei 2020

Geacht college,

19 Mei informeerde de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de Tweede Kamer over nieuwe onderzoeksresultaten aangaande met COVID-19 besmette nertsenbedrijven:

“Het RIVM kwam samen met de veterinaire deskundigen en de onderzoekers tot de volgende conclusies:
1. het is aannemelijk dat een met SARS-CoV-2 besmette medewerker van één van de besmette nertsenbedrijven door de nertsen is besmet (deze medewerker is inmiddels hersteld);
2. nertsen kunnen COVID-19 ook subklinisch (zonder ziekteverschijnselen) doormaken en
3. het is belangrijk de rol van katten bij potentiele virusoverdracht tussen bedrijven verder te onderzoeken.”

De minister geeft aan over de nieuwe onderzoeksresultaten nauw en frequent contact te hebben met de bedrijven, de sectororganisaties en het lokale en regionale bestuur.

Wij hebben hierover de volgende vragen.

1. Op welk moment wist het Ministerie van LNV dat het aannemelijk is dat een met SARS-CoV-2 besmette medewerker van één van de besmette nertsenbedrijven door de nertsen is besmet?

2. Bent u het met ons eens dat de verspreiding van COVID-19 vanuit nertsenbedrijven een kwestie is die zich niet beperkt tot bedrijfsniveau, maar nu een potentiële bedreiging voor de volksgezondheid betreft?

3. Waarom zijn de locaties van de besmette nertsenbedrijven niet bekend gemaakt?

4. Bent u het met ons eens dat informatievoorziening, aangaande de locaties van de besmette bedrijven, richting omwonenden en de burgers van Brabant essentieel is voor het minimaliseren van COVID-19-verspreiding?

5. In verband met voorgaande vraag: Erkent u het grote belang van informatievoorziening aangaande de locaties van besmette bedrijven, ook in het kader van het al dan niet binnenhouden van huisdieren (waarvan de rol in potentiele virusoverdracht nu wordt onderzocht)?

6. Op welke wijze worden wij geïnformeerd over de vorderingen in het onderzoek naar de rol van katten bij potentiele virusoverdracht?

7. Bent u het met ons eens dat we lering moeten trekken uit de Q-koorts-uitbraak, en nu niet moeten verzaken om omwonenden en de burgers van Brabant zo snel en volledig mogelijk te informeren over locaties van besmette bedrijven?

8. Bent u bereid om, in het belang van de volksgezondheid, bij de verantwoordelijke instanties op aan te dringen nieuwe besmettingen bij veehouderijbedrijven zo snel mogelijk bekend te maken? Zo nee, waarom niet?

9. Op welke wijze werken GGD, NVWA, CIb en RIVM samen om besmettingen op nertsenbedrijven te voorkomen, gelijkend het Samenwerkingsprotocol Q-koorts?

10. Bent u het met ons eens dat in geval van nog meer COVID-19-besmettingen op nertsenbedrijven, we serieus moeten denken aan een versneld verbod op pelsdierhouderij? Zo nee, waarom niet?


Met vriendelijke groet,

Anne-Miep Vlasveld
& Marco van der Wel,
Partij voor de Dieren

Jade van der Linden,
GroenLinks

Indiendatum: 20 mei 2020
Antwoorddatum: 16 jun. 2020

Door de snelheid waarmee de ontwikkelingen elkaar opvolgen is het risico groot dat op het moment van vaststellen van de antwoorden van GS deze al achterhaald zijn. In dit geval zijn de ruimingen al uitgevoerd. Via het corona bijpraatuurtje is het beter mogelijk om, bij dit zich zeer snel ontwikkelende onderwerp, actuele antwoorden te geven.

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.


1. Op welk moment wist het Ministerie van LNV dat het aannemelijk is dat een met SARS-CoV-2 besmette medewerker van één van de besmette nertsenbedrijven door de nertsen is besmet?

Antwoord:
Op 18 mei kwamen het RIVM samen met de veterinaire deskundigen en de onderzoekers tot de conclusie dat het aannemelijk was dat een met SARSCoV-2 besmette medewerker van één van de besmette nertsenbedrijven door de nertsen was besmet. De Tweede Kamer is daarover op 19 mei jl. geïnformeerd.


2. Bent u het met ons eens dat de verspreiding van COVID-19 vanuit nertsenbedrijven een kwestie is die zich niet beperkt tot bedrijfsniveau, maar nu een potentiële bedreiging voor de volksgezondheid betreft?

Antwoord:
Ja. Uit onderzoek (zie kamerbrief van 25 mei 2020) is gebleken dat sprake is van een potentieel risico voor de gezondheid van personen werkzaam op deze bedrijven. Op besmette bedrijven blijft het advies aan medewerkers om in de stallen persoonlijke beschermingsmiddelen te gebruiken conform het advies van RIVM en GGD. Op deze wijze kunnen medewerkers voldoende beschermd hun werk op deze bedrijven blijven uitvoeren. Het risico voor de omgeving is volgens de onderzoekers gering. Het RIVM geeft aan dat het risico op blootstelling van mensen aan het virus buiten de stal nog steeds verwaarloosbaar is en door deze nieuwe onderzoeksresultaten niet is veranderd. Eind week 22 komen de laatste resultaten op basis waarvan onderzoekers opnieuw beoordelen wat het risico is van de besmette nertsenbedrijven voor de volksgezondheid. Aan de hand van dit advies zullen de ministers de maatregelen bepalen die nodig zijn om dit risico af te wenden. Alle denkbare maatregelen zullen daarbij worden overwogen. Op 3 juni 2020 (kamerbrief) hebben de ministers van VWS en LNV besloten om besmette pelsdierhouderijen te laten ruimen.


3. Waarom zijn de locaties van de besmette nertsenbedrijven niet bekend gemaakt?

Antwoord:
Als volgens de ministeries van VWS en LNV sprake is van een risico voor de volksgezondheid wordt de locatie van betreffende nertsenbedrijven bekend gemaakt. Op dit moment beoordeelt het RIVM het risico voor de omgeving als verwaarloosbaar (kamerbrief 25 mei 2020). Na het besluit tot ruiming (kamerbrief van 3 juni 2020) worden de locaties van besmette bedrijven door de ruiming bekend.


4. Bent u het met ons eens dat informatievoorziening, aangaande de locaties van de besmette bedrijven, richting omwonenden en de burgers van Brabant essentieel is voor het minimaliseren van COVID-19-verspreiding?

Antwoord:
Zie antwoord op vraag 3.


5. In verband met voorgaande vraag: Erkent u het grote belang van informatievoorziening aangaande de locaties van besmette bedrijven, ook in het kader van het al dan niet binnenhouden van huisdieren (waarvan de rol in potentiele virusoverdracht nu wordt onderzocht)?

Antwoord:
Zie antwoorden op vragen 2 en 3.


6. Op welke wijze worden wij geïnformeerd over de vorderingen in het onderzoek naar de rol van katten bij potentiele virusoverdracht?

Antwoord:
GS informeren PS in het kader van de actieve informatieplicht.


7. Bent u het met ons eens dat we lering moeten trekken uit de Q-koorts-uitbraak, en nu niet moeten verzaken om omwonenden en de burgers van Brabant zo snel en volledig mogelijk te informeren over locaties van besmette bedrijven?

Antwoord:
Zie antwoorden op vragen 2 en 3.


8. Bent u bereid om, in het belang van de volksgezondheid, bij de verantwoordelijke instanties op aan te dringen nieuwe besmettingen bij veehouderijbedrijven zo snel mogelijk bekend te maken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Zie antwoorden op vragen 2 en 3.


9. Op welke wijze werken GGD, NVWA, CIb en RIVM samen om besmettingen op nertsenbedrijven te voorkomen, gelijkend het Samenwerkingsprotocol Qkoorts?

Antwoord:
De ministers van LNV en VWS bepalen samen welke maatregelen noodzakelijk zijn. Daarbij is geregeld overleg met GGD, NVWA, RIVM en deskundigen uit veterinaire en humane vakgebieden.
Gezien de ontwikkelingen is besloten de zoönosestructuur in werking te laten treden. Hierbij coördineert VWS in nauwe samenwerking met het ministerie van LNV, het RIVM, lokale bestuurders en GGD’s de beleids- en besluitvorming. De zoönosestructuur adviseert de ministers van VWS en LNV. De beide ministers besluiten in goed onderling overleg en behouden daarbij hun eigen beleidsverantwoordelijkheid, waarbij in alle gevallen de volksgezondheid voorop staat.


10. Bent u het met ons eens dat in geval van nog meer COVID-19-besmettingen op nertsenbedrijven, we serieus moeten denken aan een versneld verbod op pelsdierhouderij? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
In de kamerbrief van 25 mei 2020 staat te lezen dat alle mogelijke maatregelen overwogen worden om het gevaar voor de volksgezondheid af te wenden.


Overeenkomstig het door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant genomen besluit,
Namens deze,

M.L.P van Mook
Programmamanager Innovatieve samenwerking