Vragen over de uitbreiding van BioMoer B.V. in de gemeente Bergen op Zoom.


Indiendatum: mrt. 2017

Schriftelijke vragen van de Statenfractie van de Partij voor de Dieren aan het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant betreffende de uitbreiding van BioMoer B.V. in de gemeente Bergen op Zoom.


Geacht college,

Met veel aandacht hebben wij kennis genomen van een opinieartikel, over de uitbreiding van BioMoer B.V. (hierna: BioMoer), van een viertal organisaties. De schrijvers geven aan dat u de gemeente Bergen op Zoom middels een brief heeft gevraagd een Verklaring Van Geen Bedenkingen (VVGB) af te geven voor een uitbreiding van BioMoer. BioMoer wil haar vergistingscapaciteit uitbreiden van 25.000 naar 50.000 ton.

1. Bent u met ons van mening dat gemeentes een eigen afweging moeten maken over het afgeven van een Verklaring Van Geen Bedenkingen (VVGB)? Zo nee, waarom niet?

2. Bent u met ons van mening dat het geen taak van een provincie is om gemeentes daarin te beïnvloeden? Zo nee, waarom niet?

3. Klopt het gegeven in het opinieartikel, dat u de gemeente Bergen op Zoom een brief over een verzoek voor een VVGB voor BioMoer heeft gestuurd? Indien dit het geval is, ontvangen wij graag een kopie van die brief bij de beantwoording van deze vragen.

4. Indien ja op vraag 3, wat hebt u met die brief beoogd? Graag een uitgebreide toelichting.

5. Indien ja op vraag 3, heeft u voor het opstellen van die brief contact gehad met partijen, ondernemer(s), omwonenden, gemeente en/of gemeenteraden? Zo ja, met wie? En waarom?

6. Bent u met ons van mening dat de provincie slechts het algemeen belang dient? Wiens belang(en) heeft u met die brief proberen te beschermen?

7. Bent u bereid (openlijk) afstand te nemen van de brief? Zo nee, waarom niet?

Omwonenden zijn door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: RvS) eerder in het gelijk gesteld, waardoor uitbreiding van mestvergister BioMoer wettelijk is tegengehouden. Het bezwaar had betrekking op twee ruimtelijke componenten en een natuurbeschermingscomponent, te weten ontoelaatbare stikstofdepositie op de natuurwaarden van het nabijgelegen Pottersbos en andere onderdelen van het Natuurnetwerk Brabant.

Wij hebben geconstateerd dat u na de uitspraak van de RvS het natuurbeschermingscomponent planmatig heeft aangepast (externe effecten, die optreden vanwege de verspreiding van stoffen door de lucht of het water, is nu expliciet uitgesloten in de regels van de gewijzigde Verordening Ruimte 2014 (Vr)) waardoor feitelijk dat bezwaar is komen te vervallen.

Voor zover er externe effecten optreden vanwege de verspreiding van stoffen door de lucht of het water vindt nu een afweging plaats in het kader van andere wet- en regelgeving.

8. Waarom is die wijziging van de Vr precies doorgevoerd? En in wiens belang? Hoe moeten wij dat zien m.b.t. de uitspraak van de RvS en in het licht tot de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en een betrouwbare overheid?

9. Welke andere wet- en regelgeving zorgt nu voor de bescherming tegen een overmaat aan stikstofdepositie op de natuurwaarden van het nabijgelegen Pottersbos en andere onderdelen van het Natuurnetwerk Brabant?

10. Betekent dit dat er feitelijk meer stikstofdepositie mag worden uitgestoten en dus dat het Natuurnetwerk Brabant zwaarder mag worden belast met stikstof? Zo ja, waarom?

11. Bent u het eens met de conclusie van de RvS dat door middel van de voormalige Natuurbeschermingswet 1998 en de PAS niet voldoende kan worden gewaarborgd dat aantasting van de ecologische waarden in het Pottersbos door stikstofdepositie wordt voorkomen? Zo nee, waarom niet?

Nieuwvestiging van mestvergisters in de groenblauwe mantel is volgens de Vr niet mogelijk omdat u de kostbare waarden van de groenblauwe mantel wilt beschermen.

12. Kunt u aangeven waarom u nieuwvestiging niet toe staat? En ten principale, waarin verschilt volgens u dan uitbreiding van nieuwvestiging als het gaat om bescherming van die kwetsbare waarden?

13. Indien u vindt dat schaalvergroting van BioMoer noodzakelijk is, welk provinciaal belang wordt daarmee dan volgens u gediend?

Momenteel wordt er gewerkt aan het verkleinen van de melkveestapel omdat deze onverantwoord gegroeid is. Uitbreiding van het aantal koeien in Brabant alsook in de gemeente Bergen op Zoom lijkt ons dan ook geen goed idee.

14. Bent u met ons van mening dat co-mestvergisting met koeienmest, zoals bij BioMoer, geen bijdrage of zelfs een negatieve bijdrage levert aan het verkleinen van het fosfaatoverschot? Zo nee, waarom niet?

Recent hebben wij van u een overzicht ontvangen van mestfabrieken in Noord-Brabant en hun capaciteit, als ook gegevens over de productie van mest in Brabant.

15. Klopt onze constatering dat er volgens het provinciaal beleid geen behoefte is aan uitbreiding van BioMoer, omdat er voldoende capaciteit is vergund om te voldoen aan de wettelijke plicht tot verwerking van het mestoverschot? Zo nee, waarom niet?

16. Indien de gemeente Bergen op Zoom zou besluiten om geen VVGB te geven voor BioMoer, legt u zich dan daarbij neer? Zo nee, waarom niet?

17. Indien u zelf een besluit neemt over uitbreiding van BioMoer, is dat een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten en waarom? Op welk moment kunnen Provinciale Staten hier nog invloed op uitoefenen en hoe?

Wij vernemen graag uw reactie en danken u bij voorbaat voor de beantwoording.


Met vriendelijke groet,

Marco van der Wel
Partij voor de Dieren

Indiendatum: mrt. 2017
Antwoorddatum: 4 apr. 2017

Wij beantwoorden deze vragen als volgt.


1. Bent u met ons van mening dat gemeentes een eigen afweging moeten maken over het afgeven van een Verklaring Van Geen Bedenkingen (VVGB)? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja, zolang dit gebeurt binnen het kader van het bepaalde in artikel 6.5, tweede lid van het Besluit omgevingsrecht, waarin staat dat de verklaring slechts kan worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.


2. Bent u met ons van mening dat het geen taak van een provincie is om gemeentes daarin te beïnvloeden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja, zie ook antwoord 1.


3. Klopt het gegeven in het opinieartikel, dat u de gemeente Bergen op Zoom een brief over een verzoek voor een VVGB voor BioMoer heeft gestuurd? Indien dit het geval is, ontvangen wij graag een kopie van die brief bij de beantwoording van deze vragen.

Antwoord:
Ja. De brief is als bijlage bijgevoegd. (d.d. 12-12-2016, kenmerk C2182640/4101434)


4. Indien ja op vraag 3, wat hebt u met die brief beoogd? Graag een uitgebreide toelichting.

Antwoord:
Met bedoelde brief hebben wij beoogd de wettelijk voorgeschreven procedure ten aanzien van de VVGB in werking te zetten.
Conform de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2016 diende wij deze aan te vragen bij de gemeenteraad van Bergen op Zoom.


5. Indien ja op vraag 3, heeft u voor het opstellen van die brief contact gehad met partijen, ondernemer(s), omwonenden, gemeente en/of gemeenteraden? Zo ja, met wie? En waarom?

Antwoord:
Naar aanleiding van de uitspraak van Raad van State heeft overleg plaatsgevonden met de ondernemer over de consequenties hiervan. Voorts is in een bestuurlijk overleg tussen de provincie en de gemeente Bergen op Zoom de vraag aan de orde geweest of de gemeente bereid is een VVGB af te geven.


6. Bent u met ons van mening dat de provincie slechts het algemeen belang dient? Wiens belang(en) heeft u met die brief proberen te beschermen?

Antwoord:
Nee. De provincie is het bevoegde gezag voor de vergunningverlening bij BioMoer en heeft in dat kader de taak om de bescherming van het milieu te borgen. Wij geven uitvoering aan deze taak door de ingediende aanvraag te toetsen aan de wet- en regelgeving die daarop van toepassing is. Wordt hieraan voldaan, dan wordt overgegaan tot het verlenen van de vergunning.


7. Bent u bereid (openlijk) afstand te nemen van de brief? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Nee. Zie het antwoord op de vragen 4 en 6.


8. Waarom is die wijziging van de Vr precies doorgevoerd? En in wiens belang? Hoe moeten wij dat zien m.b.t. de uitspraak van de RvS en in het licht tot de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en een betrouwbare overheid?

Antwoord:
Provinciale Staten hebben de formulering in de Verordening gewijzigd op dit punt om het - ongewijzigde - provinciale beleid te verduidelijken. De bepaling inzake externe werking is opgenomen om het Natuur Netwerk Brabant (NNB, de voormalige EHS) zoveel mogelijk te beschermen.
Naar aanleiding van onder meer voornoemde uitspraak van de RvS van 24 augustus 2016 is de formulering in de Verordening Ruimte aangepast. Het was niet de intentie om eventuele gevolgen van de stikstofdepositie in deze bepaling te reguleren, zie ook het antwoord op vraag 9.


9. Welke andere wet- en regelgeving zorgt nu voor de bescherming tegen een overmaat aan stikstofdepositie op de natuurwaarden van het nabijgelegen Pottersbos en andere onderdelen van het Natuurnetwerk Brabant?

Antwoord:
Het Pottersbos en andere nabij gelegen natuurgebieden zijn opgenomen in het Natuur Netwerk Brabant en zijn daarmee ook planologisch beschermd. Daarnaast zijn het Pottersbos en nabij gelegen natuurgebieden aangewezen als zeer kwetsbaar gebied in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) en daarmee beschermd tegen stikstofdepositie afkomstig van veehouderijbedrijven. Daarnaast wordt stikstofemissie afkomstig van bedrijven gereguleerd via diverse milieuwetgeving (zoals o.a. de Wabo en de Wet Natuurbescherming).


10. Betekent dit dat er feitelijk meer stikstofdepositie mag worden uitgestoten en dus dat het Natuurnetwerk Brabant zwaarder mag worden belast met stikstof? Zo ja, waarom?

Antwoord:
Nee.


11. Bent u het eens met de conclusie van de RvS dat door middel van de voormalige Natuurbeschermingswet 1998 en de PAS niet voldoende kan worden gewaarborgd dat aantasting van de ecologische waarden in het Pottersbos door stikstofdepositie wordt voorkomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Nee, uw formulering van de conclusie van de Raad van State klopt niet. De Raad van State stelt dat bij toetsing aan de Verordening ruimte, geldend op 15 juli 2015, niet kan worden gesteld dat de Natuurbeschermingswet 1998 en de PAS voldoende toezien op de effecten van ammoniakuitstoot en stikstofdepositie op de natuurwaarden van het Pottersbos.
Het is echter nooit de bedoeling geweest om naast deze specifieke landelijke natuurwetgeving een extra toetsing in het kader van stikstofdepositie te creëren. Om die reden is de Verordening ruimte op dit punt gewijzigd. De Wet natuurbescherming (voorheen Natuurbeschermingswet 1998) en PAS zien niet toe op stikstofdepositie op het Pottersbos omdat dit gebied niet is aangewezen als Natura2000 gebied. Wel zorgt de PAS en de Verordening natuurbescherming voor een generieke daling van stikstofdepositie in het gebied.


12. Kunt u aangeven waarom u nieuwvestiging niet toe staat? En ten principale, waarin verschilt volgens u dan uitbreiding van nieuwvestiging als het gaat om bescherming van die kwetsbare waarden?

Antwoord:
(Nieuw-)vestiging van mestbewerkingsactiviteiten is, evenals de vestiging van agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch technisch verwante bedrijven niet toegestaan binnen de groenblauwe mantel omdat deze activiteiten zich niet verhouden met de bescherming en vooral ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en de kenmerken van het gebied.
Uitbreiding van gevestigde bedrijven is niet per definitie niet toegestaan, vanwege enerzijds de (rechtens onaantastbare) rechten van het bedrijf en anderzijds omdat het gebied dat valt in de groenblauwe mantel minder bescherming behoeft dan bijvoorbeeld een gebied dat tot NNB behoort.


13. Indien u vindt dat schaalvergroting van BioMoer noodzakelijk is, welk provinciaal belang wordt daarmee dan volgens u gediend?

Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 6.


14. Bent u met ons van mening dat co-mestvergisting met koeienmest, zoals bij BioMoer, geen bijdrage of zelfs een negatieve bijdrage levert aan het verkleinen van het fosfaatoverschot? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja.


15. Klopt onze constatering dat er volgens het provinciaal beleid geen behoefte is aan uitbreiding van BioMoer, omdat er voldoende capaciteit is vergund om te voldoen aan de wettelijke plicht tot verwerking van het mestoverschot? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Ja. Volgens het huidige provinciale beleid zou uitbreiding van Biomoer niet worden toegestaan. Echter, in dit geval betreft het een vergunning(aanvraag) van vóór de bekendmaking van 27 november 2015, waarin gemeld werd dat er inmiddels voldoende mestverwerkingscapaciteit vergund is. Om die reden is de vergunningaanvraag in behandeling genomen.


16.Indien de gemeente Bergen op Zoom zou besluiten om geen VVGB te geven voor BioMoer, legt u zich dan daarbij neer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:
Wij lopen niet vooruit op de besluitvorming van de gemeenteraad. De onderbouwing en consequenties van deze besluitvorming zullen te zijner tijd door ons beoordeeld worden.


17. Indien u zelf een besluit neemt over uitbreiding van BioMoer, is dat een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten en waarom? Op welk moment kunnen Provinciale Staten hier nog invloed op uitoefenen en hoe?

Antwoord:
Gedeputeerde Staten zijn ingevolge het Besluit omgevingsrecht aangewezen als het bevoegde gezag in het kader van vergunningverlening voor BioMoer. Dit is geen bevoegdheid van PS.


Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,
de voorzitter, de secretaris,
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk ir. A.M. Burger

Wij staan voor:

Wij zijn tegen:

Interessant voor jou

Vragen over “geen stank meer in Rijkevoort”

Lees verder

Vragen over de gevaren van gebruik van salpeterzuur en zwavelzuur bij mestverwerkingsinstallaties

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer