Vragen over de vergunningen van VTTI voor grootschalige mestverwerking in Tilburg
Indiendatum: 3 sep. 2021
Geacht college,
Wij hebben recent (20 en 30 augustus) technische vragen gesteld over de verleende vergunningen voor grootschalige mestvergisting en -verwerking middels een nog te realiseren installatie aan de Vloeiveldweg in Tilburg, alsmede over de geldigheid van deze vergunningen.
Met de vigerende omgevingsvergunning, van 4 april 2018, is ook de ingebruikname van de installatie meegenomen. Die vergunning is nog gebaseerd op de PAS, waardoor de geconstateerde toenames van NOX-emissie en NOX-depositie op natuurgebied Sint Jansberg het verlenen van de vergunning niet in de weg stond. Zoals bekend heeft de Raad van State in 2019 geoordeeld dat de PAS niet als basis voor toestemming voor activiteiten mag worden gebruikt. Ons inziens is deze vergunning dan ook niet ‘Raad van State-proof’.
Wij hebben hierover de volgende vragen.
1. Bent u het met ons eens dat de vigerende vergunningen voor de grootschalige mestvergisting en -verwerking aan de Vloeiveldweg in Tilburg op de PAS zijn gebaseerd en daardoor nu in strijd met de voorschriften (de Europese stikstofrichtlijnen) zijn? Zo nee, waarom niet?
2. Bent u het met ons eens dat de Raad van State de nu vigerende vergunning van 2018 waarschijnlijk zou vernietigen? Zo nee, waarom niet?
3. Hebben de beoogde wijzigingen t.o.v. de in 2018 vergunde situatie – waar naar wordt verwezen in antwoord op onze technische vraag 4 – (o.a.) betrekking op deze nu juridisch niet meer houdbare toename van NOX-depositie? Zo nee, waarop dan wel?
4. Bent u het met ons eens dat, indien er onder de vergunning van 2018 toch grootschalige mestvergisting en -verwerking gaat plaatsvinden op de locatie, er sprake is van een onrechtmatige toename van stikstofdepositie op de betreffende Natura 2000-gebieden? Zo nee, waarom niet?
5. Erkent u met ons dat uw college de bevoegdheid heeft om de vigerende vergunningen, die uitgaan van de PAS, in te trekken, gezien de uitspraak van 20 januari 2021 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State?[1]
Zo nee, waarom niet?
6. Indien ‘ja’ op voorgaande vraag, bent u bereid deze vergunningen daadwerkelijk in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Op het vlak van geuremissie lijkt er sprake te zijn van een aantal omissies, m.n. doordat meerdere geurbronnen, waaronder de volumestroomlucht van de te drogen mest en de warmtekrachtkoppeling-installaties, niet zijn meegenomen in de geurberekening. De SP-fractie heeft hier schriftelijke vragen over gesteld. De geuruitstoot is naar verwachting beduidend groter dan in de vergunning wordt weergegeven, en de geurhinder daardoor natuurlijk ook.
7. Is bij de beoordeling van het geurhinderniveau door de omgevingsdienst het vier-ogenprincipe toegepast? Zo nee, waarom niet?
8. Is de vergunningaanvraag die heeft geleid tot de vergunning van 2018 besproken in het Coördinatiepunt VTH mestbewerking? Zo nee, waarom niet?
9. Voor welke activiteiten in het kader van mestbewerking (en eventueel mestverwerking), is op 7 juni 2017 door Deponie Zuid B.V. vergunning aangevraagd? Gelieve de activiteiten te verdelen onder mestbewerking dan wel eventueel mestverwerking.
Mestverwerkers hebben te kampen hebben met een te lage aanvoer van mest. Veehouders kunnen hun mest vaak goedkoper kwijt op de vrije markt, waardoor mestverwerkingsinstallaties niet op volle toeren kunnen draaien, en daardoor de business case niet rond dreigen te krijgen. Het risico op onderbezetting van mestfabrieken groeit.
10. Bent u het met ons eens dat er geen toekomst is voor een megamestfabriek, gezien de stagnerende mestmarkt, vanwege het langzaamaan krimpende aantal landbouwdieren i.h.k.v. de opkoop van veehouderijen? Zo nee, waarom niet?
11. Bent u het met ons eens dat de toevoeging van nog een megamestfabriek in Brabant, gezien de stagnerende mestmarkt, de business case voor de al operationele mestfabrieken nog slechter maakt? Zo nee, waarom niet?
Voor de megamestfabriek in Tilburg is een SDE+-subsidie ter waarde van een kleine 23 miljoen euro beschikbaar gesteld.
12. Ziet u een financieel zelfstandige toekomst voor de nu nog (zwaar) gesubsidieerde mestfabrieken in Brabant voor u? Zo ja, waarop baseert u dit beeld?
13. Hoeveel zou de provincie Noord-Brabant kunnen bereiken met 23 miljoen euro in het kader van het (extra) verminderen van de mestproductie, de stikstofuitstoot en de geuroverlast door veehouderijen?
Met vriendelijke groet,
Anne-Miep Vlasveld,
Partij voor de Dieren Noord-Brabant
[1] Uitspraken RvSt 201907144/1/R2 201907146/1/R2
Indiendatum:
3 sep. 2021
Antwoorddatum: 8 okt. 2021
Wij hebben recent (20 en 30 augustus) technische vragen gesteld over de verleende vergunningen voor grootschalige mestvergisting en -verwerking middels een nog te realiseren installatie aan de Vloeiveldweg in Tilburg, alsmede over de geldigheid van deze vergunningen.
Met de vigerende omgevingsvergunning, van 4 april 2018, is ook de ingebruikname van de installatie meegenomen. Die vergunning is nog gebaseerd op de PAS, waardoor de geconstateerde toenames van NOX-emissie en NOX-depositie op natuurgebied Sint Jansberg het verlenen van de vergunning niet in de weg stond. Zoals bekend heeft de Raad van State in 2019 geoordeeld dat de PAS niet als basis voor toestemming voor activiteiten mag worden gebruikt. Ons inziens is deze vergunning dan ook niet ‘Raad van State-proof’.
Wij hebben hierover de volgende vragen.
1. Bent u het met ons eens dat de vigerende vergunningen voor de grootschalige mestvergisting en -verwerking aan de Vloeiveldweg in Tilburg op de PAS zijn gebaseerd en daardoor nu in strijd met de voorschriften (de Europese stikstofrichtlijnen) zijn? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee. Tegen de in 2018 verleende vergunning is geen beroep ingesteld, dus deze is onherroepelijk geworden. De installatie mag conform de vergunning in gebruik worden genomen. De rechtskracht van de vergunning wordt ook bevestigd in de uitspraak van de Afdeling over de PAS (kenmerk ECLI:NL:RVS:2019:1603; rechtsoverweging 34.3):
“Vergunningen en tracébesluiten (en eventuele andere toestemmingsbesluiten genoemd in artikel 2.7 van het Bnb) die met toepassing van het PAS zijn verleend en die in rechte onaantastbaar zijn, behouden het rechtsgevolg dat zij hebben. Een initiatiefnemer die voor een activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt een vergunning heeft die met toepassing van het PAS-beoordelingskader is verleend en die in rechte onaantastbaar is, heeft na deze uitspraak dus nog steeds een vergunning voor die activiteit.”
2. Bent u het met ons eens dat de Raad van State de nu vigerende vergunning van 2018 waarschijnlijk zou vernietigen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee. Nu de PAS door de Afdeling onverbindend is verklaard kan een passende beoordeling voor een vergunningaanvraag niet meer worden gebaseerd op dit Programma (PAS). Dit doet echter niets af aan de geldigheid van reeds verleende vergunningen.
3. Hebben de beoogde wijzigingen t.o.v. de in 2018 vergunde situatie – waar naar wordt verwezen in antwoord op onze technische vraag 4 – (o.a.) betrekking op deze nu juridisch niet meer houdbare toename van NOX-depositie? Zo nee, waarop dan wel?
Antwoord:
De aanvraag om een vergunning voor de beoogde wijzigingen hebben wij nog niet ontvangen. De gevolgen daarvan voor de fysieke leefomgeving kunnen wij daarmee niet beoordelen.
4. Bent u het met ons eens dat, indien er onder de vergunning van 2018 toch grootschalige mestvergisting en -verwerking gaat plaatsvinden op de locatie, er sprake is van een onrechtmatige toename van stikstofdepositie op de betreffende Natura 2000-gebieden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee. Zie de beantwoording op vraag 1.
5. Erkent u met ons dat uw college de bevoegdheid heeft om de vigerende vergunningen, die uitgaan van de PAS, in te trekken, gezien de uitspraak van 20 januari 2021 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State?[1] Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Wij kunnen een vergunning slechts intrekken op grond van de in de wet genoemde gronden. Wij zijn van mening dat de uitspraak van 20 januari 2021 niets afdoet aan de uitspraak van 29 mei 2019 zoals genoemd bij onze beantwoording op vraag 1. Het feit dat de vergunning verleend is op basis van de PAS, is dus geen grond om de vergunning in te trekken.
6. Indien ‘ja’ op voorgaande vraag, bent u bereid deze vergunningen daadwerkelijk in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Zie beantwoording op vraag 5.
Op het vlak van geuremissie lijkt er sprake te zijn van een aantal omissies, m.n. doordat meerdere geurbronnen, waaronder de volumestroomlucht van de te drogen mest en de warmtekrachtkoppeling-installaties, niet zijn meegenomen in de geurberekening. De SP-fractie heeft hier schriftelijke vragen over gesteld. De geuruitstoot is naar verwachting beduidend groter dan in de vergunning wordt weergegeven, en de geurhinder daardoor natuurlijk ook.
7. Is bij de beoordeling van het geurhinderniveau door de omgevingsdienst het vier-ogenprincipe toegepast? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja, het vier-ogenprincipe is bij de beoordeling toegepast.
8. Is de vergunningaanvraag die heeft geleid tot de vergunning van 2018 besproken in het Coördinatiepunt VTH mestbewerking? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De vergunning is op 4 april 2018 verleend, terwijl het Coördinatiepunt VTH mestbewerking eerst in mei 2018 van start is gegaan. Derhalve is de aanvraag hierin niet besproken.
9. Voor welke activiteiten in het kader van mestbewerking (en eventueel mestverwerking), is op 7 juni 2017 door Deponie Zuid B.V. vergunning aangevraagd? Gelieve de activiteiten te verdelen onder mestbewerking dan wel eventueel mestverwerking.
Antwoord:
Reeds in 2012 en 2014 zijn door ons vergunningen verleend voor mestbewerking en mestverwerking ter plaatse. Vervolgens hebben wij naar aanleiding van de aanvraag uit 2017 op 4 april 2018 nog een veranderingsvergunning verleend.
Op basis van de vigerende vergunningen, mag in totaal 325.000 ton/jaar aan afvalstoffen worden geaccepteerd, bestaande uit 160.000 ton/jaar vloeibare mest, 125.000 ton/jaar vaste mest en 40.000 ton/jaar overige producten. De vloeibare mest wordt gescheiden in een dikke en dunne fractie (bewerking). De dikke fractie wordt vergist, samen met vaste mest en overige producten. De dunne fractie van de vloeibare mest wordt opgewerkt tot een concentraat. Het digestaat uit de vergister wordt na het vergisten ook weer gescheiden in een dikke en dunne fractie. De dunne fractie wordt opgewerkt tot een concentraat. De dikke fractie wordt gedroogd en tot korrels geperst (verwerking).
Met de vergunning uit 2018 zijn met name de ligging van de vergister gewijzigd alsmede de opslagcapaciteiten en de grootte van de reactoren. Daarnaast zijn de activiteiten het bouwen van de installatie, het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (vanwege de hoogte van de silo’s) en natuur (soorten- en gebiedsbescherming) meegenomen.
Mestverwerkers hebben te kampen hebben met een te lage aanvoer van mest. Veehouders kunnen hun mest vaak goedkoper kwijt op de vrije markt, waardoor mestverwerkingsinstallaties niet op volle toeren kunnen draaien, en daardoor de business case niet rond dreigen te krijgen. Het risico op onderbezetting van mestfabrieken groeit.
10. Bent u het met ons eens dat er geen toekomst is voor een megamestfabriek, gezien de stagnerende mestmarkt, vanwege het langzaamaan krimpende aantal landbouwdieren i.h.k.v. de opkoop van veehouderijen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Er wordt momenteel gewerkt aan een Uitvoeringsagenda Mest. De inhoud van de Uitvoeringsagenda Mest, met als uitgangspunt kringlooplandbouw, is van invloed op de diverse criteria die worden gehanteerd in de beoordeling van relatief geschikte locaties en zoekgebieden voor mestbewerking en de weging van deze criteria. We brengen in kaart wat de behoefte is aan de diverse mineralen voor een vitale bodem en gezonde plantengroei en welke bewerking van dierlijk mest hiervoor nodig is.
11. Bent u het met ons eens dat de toevoeging van nog een megamestfabriek in Brabant, gezien de stagnerende mestmarkt, de business case voor de al operationele mestfabrieken nog slechter maakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het is niet aan ons om antwoord te geven op deze vraag. Het ontwikkelen en bepalen van businesscases is aan de markt en niet aan de (provinciale) overheid.
Voor de megamestfabriek in Tilburg is een SDE+-subsidie ter waarde van een kleine 23 miljoen euro beschikbaar gesteld.
12. Ziet u een financieel zelfstandige toekomst voor de nu nog (zwaar) gesubsidieerde mestfabrieken in Brabant voor u? Zo ja, waarop baseert u dit beeld?
Antwoord:
Zie de beantwoording op vraag 11.
13. Hoeveel zou de provincie Noord-Brabant kunnen bereiken met 23 miljoen euro in het kader van het (extra) verminderen van de mestproductie, de stikstofuitstoot en de geuroverlast door veehouderijen?
Antwoord:
Hierover kunnen wij geen uitspraak doen aangezien dit van veel factoren afhangt.
Wij zijn tegen:
Interessant voor jou
Technische vervolgvragen over een grote mestvergistings- en -verwerkingsinstallatie in Tilburg
Lees verderVragen over verkeerde input en fout berekende effecten van de GOL-plannen
Lees verder