Vragen over het voornemen van de provincie Noord-Brabant om het doden van bevers toe te laten
Indiendatum: 9 mei 2022
Geacht college,
Het college van Gedeputeerde Staten heeft op 19 april 2022 een besluit genomen over 'Meer mogelijkheden tot ingrijpen bij schade of andere problemen veroorzaakt door bevers'. De provincie Noord-Brabant is voornemens om het doden van bevers in de toekomst toe te staan. Dit heeft bij ons geleid tot de volgende vragen.
1. U spreekt van schade en andere problemen door bevers. Welke andere problemen naast schade ervaart u met de bever?
2. Bent u het met ons eens dat het veel beter past in een natuurinclusief, innovatief en tolerant Brabant om landschappelijke aanpassingen te doen om de bever te ontmoedigen zoals het plaatsen van rasters en damwanden, het plaatsen van stenen op de oevers, het verlagen of verflauwen van oevers enzovoort, dan het faciliteren van een systematische jacht op dieren die we nota bene zelf in ons landschap hebben geherintroduceerd? Zo nee, waarom niet?
3. Kunt u, met onderbouwing, aan ons voorleggen op welke locaties welke maatregelen zijn genomen, en welke maatregelen het gewenste effect hebben gesorteerd? Welke maatregelen zijn daarvan structureel? Kunt u voor de beantwoording zonodig navraag doen bij de betreffende partij(en)?
Eerder werden de edelherten geherintroduceerd in Noord-Brabant, en vervolgens gedood omdat de populatie groeide. Nu is dit ook het geval met de bever. Het introduceren van dieren in de natuur brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee.
4. Bent u het met ons eens dat te voorzien is dat dergelijke populaties groeien?
5. Waarom zijn er niet eerder maatregelen getroffen om de edelherten- en beverpopulaties op een diervriendelijke wijze binnen de (door u gestelde) perken te houden?
6. Bent u het met ons eens dat bij introductie van dieren ook diervriendelijke maatregelen horen om bijvoorbeeld schade te voorkomen, ergo dat hiervoor een duidelijk plan inclusief financiële dekking moet zijn, voordat dieren geïntroduceerd mogen worden? Zo nee, waarom niet?
7. Welke lering trekt u uit beide casussen, zodat bij introductie van andere diersoorten het doden door afschot bespaard blijft?
Wij hebben de statenmededeling en het bijbehorende advies van de FBE over beverbeleid bestudeerd. Het doel van het beleid moet zijn: op een duurzame en conflictarme manier samenleven met de bever. De FBE heeft in haar advies 9 aanbevelingen gedaan om hier aan bij te dragen. Uit de statenmededeling blijkt dat GS niet alle adviezen overneemt. Advies 4, het mogelijk maken bevers te doden, neemt u wel over.
8. Kunt voor de andere adviezen aangeven in welke mate u deze opneemt in uw beleid, geheel, gedeeltelijk of niet? Kunt u uw antwoord toelichten met motivatie van de keuze?
Graafactiviteit van bevers wordt vaak pas ontdekt als er serieuze schade is aangericht. Advies 8 gaat over het ontwikkelen van betere technieken om graafschade te monitoren omdat visuele inspectie vaak niet afdoende is.
9. Bent u met ons eens dat dit een belangrijke aanvulling kan zijn van de mogelijkheden om schade te voorkomen? Zo ja, bent u bereid te investeren in het helpen ontwikkelen van dergelijke onderzoeksmethodes?
Advies 4 gaat over de mogelijkheid om bevers te doden. Daarbij wordt opgemerkt dat vangen en verplaatsen meestal geen optie is omdat er inmiddels geen mogelijke uitzetlocaties meer zijn.
10. Bent u met ons eens dat de door u voorgenomen beleidswijziging, het invoeren van de mogelijkheden om de bever te doden, in de praktijk nagenoeg altijd het doden van bevers zal betekenen omdat er volgens u (bijna) geen geschikte uitzetlocaties voor gevangen bevers beschikbaar zijn? Zo nee, welke uitzetlocaties zijn er en welke hebt u op het oog?
11. Het advies van de FBE is doden met het geweer, dit zou de minste stress veroorzaken bij het dier. Als nadeel wordt genoemd dat “na afschot van het eerste dier de andere dieren minder goed aanspreekbaar zijn”. Kunt u uitleggen wat daarmee wordt bedoeld en hoe dat in de praktijk plaatsvindt?
12. Volgens het advies het is de bedoeling om de gehele beverfamilie uit te roeien. Blijkt uit de reactie van de overige dieren op het afschot op het eerste dier niet, dat het heel stressvol is wanneer er één dier uit de beverfamilie wordt gedood?
13. Hoe wordt in de praktijk uitvoering gegeven aan het uitroeien van de rest van de beverfamilie?
14. Wie houdt toezicht op dit proces en de uitvoering, is bijvoorbeeld de ODBN aanwezig net zoals bij het afschot van wilde zwijnen in een vangkooi?
15. Volgens de statenmededeling moet het afschieten van bevers gebeuren door een professioneel faunabeheerder, in het advies van de FBE staat dat ook de jachthouder daarbij betrokken kan zijn. Wie is gekwalificeerd als professioneel faunabeheerder en wordt de lokale jachthouder wel of niet betrokken bij het afschieten van de bevers?
Het doden van bevers mag pas gebeuren na het doorlopen van de escalatieladder, maar in de praktijk bestaat “vangen en verplaatsen” dus niet meer. Bij de inzet van preventieve maatregelen wordt niet alleen gekeken naar het oplossen van gevaarlijke situaties, maar ook naar het kostenaspect.
16. Hoe kunt u garanderen dat de laatste stap van de ladder niet te gemakkelijk wordt genomen, als het kostenaspect ook een rol speelt?
17. Welke (hoogte van) kosten acht u aanvaardbaar?
18. Bent u het met ons eens dat de totale kosten op langere termijn voor het samenlevingsmodel voordeliger uitkomen dan het beheermodel? Zo nee, waarom niet?
Het toepassen van preventieve maatregelen werkt niet alleen voor het voorkomen van graafschade door bevers maar heeft ook effect op andere gravende soorten als muskusrat en beverrat. Momenteel worden er grote bedragen uitgegeven aan bijvoorbeeld ‘het doden van muskusratten en het uitroeien tot de landsgrenzen’.
19. Kunt u aangeven welke maatregelen mede voor andere gravende soorten werken?
20. Kunt u aangeven welke bedragen in Brabant besteed worden aan de bestrijding van andere gravende soorten, en ook of deze bedragen besteed kunnen worden aan preventieve maatregelen om op de lange termijn schade te voorkomen?
21. Kan het geld ook ingezet worden om schade door bevers te voorkomen?
22. Bent u het met ons eens dat een dergelijke aanpak duurzamer is dan afschot, en op de lange termijn goedkoper dan eindeloos vangen en doden? Zo nee, waarom niet?
23. Bent u het met ons eens dat schade aan landbouw en natuur door vernatten of vraat, minimaal is ten opzichte van de graafschade? Zo nee, waarom niet?
24. Bent u het met ons eens dat schade aan landbouw en natuur goed te mitigeren of voorkomen valt, bijvoorbeeld met gaas rond fruitbomen of een raster rond een perceel? Zo nee, waarom niet?
25. Zijn dergelijke maatregelen verplicht voordat over beverschade kan worden gesproken?
26. Bent u het met ons eens dat €250 schade in dit kader niet het predicaat “ernstige schade” verdient en dat een dergelijk beperkte schade niet mag leiden tot het afschieten van een complete beverfamilie? Zo nee, waarom niet en hoe past dit in de afwegingen van de escalatieladder?
Niet overal wordt het doden van dieren die mogelijk schade op een locatie veroorzaken gezien als de enige optie. In het bestuursakkoord van het Waterschap Brabantse Delta is bijvoorbeeld vastgelegd dat het waterschap actief mee wil werken aan onderzoek naar een diervriendelijk alternatief voor muskusrattenbestrijding.
27. Bent u ook bereid om een diervriendelijk alternatief voor muskusrattenbestrijding te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
28. Wat is het plan van de provincie voor de lange termijn aangaande bever- en muskusrattenbeleid?
29. Welk beleid gaan de Brabantse waterschappen na uw voorgenomen beleidswijziging voeren wat betreft de Bever en Muskusrat?
30. Bent u het met ons eens dat afschot van bevers voorkomen moet worden, en dat deze uiterste maatregel van doden zo snel mogelijk van tafel moet? Zo nee, waarom niet?
Wij vernemen graag uw reactie en danken u bij voorbaat voor de beantwoording.
Met vriendelijke groet,
Marco van der Wel
Partij voor de Dieren Noord-Brabant
Martijn de Kort
Partij van de Arbeid
Indiendatum:
9 mei 2022
Antwoorddatum: 31 mei 2022
Het college van Gedeputeerde Staten heeft op 19 april 2022 een besluit genomen over 'Meer mogelijkheden tot ingrijpen bij schade of andere problemen veroorzaakt door bevers'. De provincie Noord-Brabant is voornemens om het doden van bevers in de toekomst toe te staan. Dit heeft bij ons geleid tot de volgende vragen.
1. U spreekt van schade en andere problemen door bevers. Welke andere problemen naast schade ervaart u met de bever?
Antwoord:
Naast knaagschade aan bomen en landbouwgewassen en graafschade aan dijken en oevers is er ook sprake van problemen in relatie tot waterdoorstroming of waterveiligheid en van ondergravingen van funderingen en infrastructurele werken.
2. Bent u het met ons eens dat het veel beter past in een natuurinclusief, innovatief en tolerant Brabant om landschappelijke aanpassingen te doen om de bever te ontmoedigen zoals het plaatsen van rasters en damwanden, het plaatsen van stenen op de oevers, het verlagen of verflauwen van oevers enzovoort, dan het faciliteren van een systematische jacht op dieren die we nota bene zelf in ons landschap hebben geherintroduceerd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ons beleid is erop gericht om zoveel als mogelijk te werken met preventieve maatregelen om problemen te voorkomen. Er wordt geen systematische jacht gefaciliteerd. Het doden van bevers komt pas in uiterste geval aan de orde als preventieve maatregelen onvoldoende effect sorteren of in redelijkheid niet verlangd mogen worden. Door daarvoor een handelingsperspectief te bieden wordt tevens het draagvlak voor de bever ook in de toekomst behouden. Overigens kunnen preventieve maatregelen ook ongewenste neveneffecten hebben voor andere ecologische waarden.
3. Kunt u, met onderbouwing, aan ons voorleggen op welke locaties welke maatregelen zijn genomen, en welke maatregelen het gewenste effect hebben gesorteerd? Welke maatregelen zijn daarvan structureel? Kunt u voor de beantwoording zonodig navraag doen bij de betreffende partij(en)?
Antwoord:
Op korte termijn kan hiervan geen compleet overzicht worden gegeven maar de waterschappen hebben wel diverse voorbeelden aangereikt. Zo is gaas aangebracht in b.v. Keent, Drongelens kanaal en Groeningen maar in Keent wordt nu naast de 2 km aangebrachte gaas opnieuw gegraven door een bever. Momenteel worden offertes gevraagd voor het plaatsen van damwand voor de poelen bij Empel en Dieden omdat het om zeer risicovolle plekken gaat. Bij dijkversterkingsprojecten zal op veel meer plaatsen damwand worden toegepast maar de vraag is of daarop kan worden gewacht in risicovolle situaties.
Eerder werden de edelherten geherintroduceerd in Noord-Brabant, en vervolgens gedood omdat de populatie groeide. Nu is dit ook het geval met de bever. Het introduceren van dieren in de natuur brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee.
4. Bent u het met ons eens dat te voorzien is dat dergelijke populaties groeien?
Antwoord:
Ja, als de omstandigheden goed zijn, er voldoende voedselaanbod is en er geen of nauwelijks natuurlijke predatie is, zal een populatie groeien.
5. Waarom zijn er niet eerder maatregelen getroffen om de edelherten- en beverpopulaties op een diervriendelijke wijze binnen de (door u gestelde) perken te houden?
Antwoord:
Tot nu toe zijn voor bevers uitsluitend diervriendelijke en niet-dodelijke maatregelen getroffen. Wij hebben daar reeds in 2017 een ontheffing voor verleend aan de waterschappen die daar in toenemende mate al maatregelen voor hebben getroffen. Voor edelherten geldt in Brabant een nulstandsbeleid. Er zijn in Brabant twee gebieden waar edelherten binnen een raster zijn uitgezet. Het betreft initiatieven van betreffende terreineigenaren en waar de provincie niet bij betrokken is.
6. Bent u het met ons eens dat bij introductie van dieren ook diervriendelijke maatregelen horen om bijvoorbeeld schade te voorkomen, ergo dat hiervoor een duidelijk plan inclusief financiële dekking moet zijn, voordat dieren geïntroduceerd mogen worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Wij zijn het met u eens dat voor de herintroductie van dieren vooraf goede plannen moeten worden uitgewerkt. Herintroductie van dieren is echter een bevoegdheid van het rijk en die kan daar ontheffing voor verlenen en voorwaarden aan verbinden. De herintroductie van de bever is destijds ook onder verantwoordelijkheid van het ministerie van LNV uitgevoerd. De provincie is niet betrokken bij de herintroductie van diersoorten.
7. Welke lering trekt u uit beide casussen, zodat bij introductie van andere diersoorten het doden door afschot bespaard blijft?
Antwoord:
Wij zijn van mening dat de herintroductie van de bever zeer succesvol is gebleken en een aanwinst is voor de biodiversiteit. Om ook de negatieve consequenties daarvan beheersbaar te houden achten wij afschot in uiterste gevallen verantwoord en opwegen tegen de keuze voor herintroductie.
Wij hebben de statenmededeling en het bijbehorende advies van de FBE over beverbeleid bestudeerd. Het doel van het beleid moet zijn: op een duurzame en conflictarme manier samenleven met de bever. De FBE heeft in haar advies 9 aanbevelingen gedaan om hier aan bij te dragen. Uit de statenmededeling blijkt dat GS niet alle adviezen overneemt. Advies 4, het mogelijk maken bevers te doden, neemt u wel over.
8. Kunt voor de andere adviezen aangeven in welke mate u deze opneemt in uw beleid, geheel, gedeeltelijk of niet? Kunt u uw antwoord toelichten met motivatie van de keuze?
Antwoord:
Wij zien het als onze taak om fauna te beschermen en daarvoor kaders te stellen maar beschouwen het samenleven met fauna een verantwoordelijkheid van de samenleving als geheel. Daar komt bij dat wij, mede met het oog op de bezuinigingen, zeer kritisch zijn op de oplopende kosten waarmee het faunabeheer gepaard gaat. Tegen die achtergrond hebben wij de adviezen als volgt beoordeeld:
Advies 1, aanstellen bevercoördinator om samenleven met bevers duurzaam vorm te geven: Wij ondersteunen dit advies maar vinden dit bij uitstek een taak voor betrokken partijen zelf. Wij dagen de FBE uit om daarvoor met voorstellen te komen, ook qua financiering van een dergelijke coördinator.
Advies 2, ondersteunen van kennisontwikkeling voor preventiemaatregelen en dat financieel ondersteunen: Onlangs is er een landelijk kenniscentrum Bever ingesteld. Verschillende partijen waaronder het Interprovinciaal Provinciaal Overleg (IPO) hebben daar een bijdrage aangeleverd (www.kenniscentrumbever.nl). Daarnaast bestaan er diverse beleidsmatige en uitvoeringsgerichte overlegstructuren waarmee kennis en praktijkervaringen uitgewisseld worden. Wij juichen deze initiatieven toe en de provincie sluit aan waar mogelijk maar neemt daarom het advies niet over om aanvullende financiering beschikbaar te stellen.
Advies 3, aanpassen beleid zodat ook andere partijen handelingsperspectieven krijgen om problemen met bevers aan te kunnen pakken: Dit advies hebben we overgenomen en ons beleid aangepast.
Advies 4, zoals reeds gesteld hebben wij het advies om in uiterste noodzaak
over te gaan tot het doden van bevers overgenomen en daarbij een strikt afwegingskader te hanteren.
Advies 5, mogelijk maken dat kenniscentrum bever kan worden ingezet voor advies in specifieke gevallen: Wij zullen, in samenspraak met de opdrachtgevers van het kenniscentrum bevers, bezien wat daarvoor de mogelijkheden zijn. Op dit moment worden al beverspecialisten van o.a. de Zoogdiervereniging ingezet bij specifieke gevallen.
Advies 6, reserveer jaarlijks € 500.000 om particulieren of kleine ondernemers en non-profit organisaties financieel te ondersteunen bij onvoorziene of niet redelijkerwijs zelf te bekostigen schade: Dit advies nemen wij niet over. Door het aanpassen van ons beleid zijn wij van mening dat wij voldoende handelingsperspectief bieden om problemen aan te pakken.
Advies 7, inrichten van een financiële voorziening t.b.v. bijdragen aan preventieve maatregelen en inrichtingsmaatregelen: Dit advies nemen wij niet over, zie hiervoor onze reactie bij advies 6.
Advies 8, Stimuleer en ondersteun pilotprojecten om technieken te ontwikkelen om graafschade beter te monitoren: Wij ondersteunen dit advies in die zin dat we dit primair een taak van de waterschappen vinden maar zijn bereid daar samen met betrokken partijen bij te helpen in de vorm van kennisvergaring en -deling.
Advies 9, Optimaliseer de monitoring van de populatie, de schades en de uitgevoerde maatregelen en evalueer dat:
Ook dit advies ondersteunen wij en beschouwen dit primair een taak voor de Faunabeheereenheid zelf.
Graafactiviteit van bevers wordt vaak pas ontdekt als er serieuze schade is aangericht. Advies 8 gaat over het ontwikkelen van betere technieken om graafschade te monitoren omdat visuele inspectie vaak niet afdoende is.
9. Bent u met ons eens dat dit een belangrijke aanvulling kan zijn van de mogelijkheden om schade te voorkomen? Zo ja, bent u bereid te investeren in het helpen ontwikkelen van dergelijke onderzoeksmethodes?
Antwoord:
Ja, een vroegtijdige monitoring van graafactiviteiten kan schades beperken. Aangezien het beperken van graafschades primair in het belang is van de grondeigenaren, veelal de waterschappen, gaan wij ervan uit dat ook deze partijen daarin zelf investeren. Op basis van nadere voorstellen van die partijen zullen wij bezien of en in welke mate wij daaraan een bijdrage kunnen verlenen.
Advies 4 gaat over de mogelijkheid om bevers te doden. Daarbij wordt opgemerkt dat vangen en verplaatsen meestal geen optie is omdat er inmiddels geen mogelijke uitzetlocaties meer zijn.
10. Bent u met ons eens dat de door u voorgenomen beleidswijziging, het invoeren van de mogelijkheden om de bever te doden, in de praktijk nagenoeg altijd het doden van bevers zal betekenen omdat er volgens u (bijna) geen geschikte uitzetlocaties voor gevangen bevers beschikbaar zijn? Zo nee, welke uitzetlocaties zijn er en welke hebt u op het oog?
Antwoord:
Ja, uit het advies en informatie bij andere provincies maken wij op dat de mogelijkheden voor het uitzetten van bevers op andere locaties in Brabant en Nederland nagenoeg nihil zijn. Het uitzetten van bevers in andere locaties kan leiden tot onrust en gevechten. Bezette territoria worden fel verdedigd tegen vreemde bevers en bij die gevechten vallen soms ook doden onder soortgenoten.
11. Het advies van de FBE is doden met het geweer, dit zou de minste stress veroorzaken bij het dier. Als nadeel wordt genoemd dat “na afschot van het eerste dier de andere dieren minder goed aanspreekbaar zijn”. Kunt u uitleggen wat daarmee wordt bedoeld en hoe dat in de praktijk plaatsvindt?
Antwoord:
Daarmee wordt bedoeld dat, in geval van meerdere dieren, bij afschot van het eerste dier de andere dieren schuwer zullen worden en zich minder makkelijk zullen laten zien. Omdat dit in Noord-Brabant nog niet is toegestaan is hier vanzelfsprekend nog geen praktijkervaring mee.
12. Volgens het advies het is de bedoeling om de gehele beverfamilie uit te roeien. Blijkt uit de reactie van de overige dieren op het afschot op het eerste dier niet, dat het heel stressvol is wanneer er één dier uit de beverfamilie wordt gedood?
Antwoord:
Ja, maar het wordt in relatie tot andere alternatieven als minst stressvol beschouwd.
13. Hoe wordt in de praktijk uitvoering gegeven aan het uitroeien van de rest van de beverfamilie?
Antwoord:
Deze zullen op latere tijdstippen met het geweer worden gedood of gevangen met een vangkooi.
14. Wie houdt toezicht op dit proces en de uitvoering, is bijvoorbeeld de ODBN aanwezig net zoals bij het afschot van wilde zwijnen in een vangkooi?
Antwoord:
Wij zijn bevoegd voor het houden van toezicht en het zo nodig handhaven van naleving van verleende ontheffingen. Omdat er nog geen ontheffing is verleend, is toezicht nog niet aan de orde. De in de Statenmededeling genoemde nadere uitwerking van het gewijzigde uitvoeringsbeleid in het door de FBE op te stellen en door ons goed te keuren Faunabeheerplan moet nog plaatsvinden. Dit zal naar verwachting medio 2023 aan de orde zijn. Als dat is gebeurd en de Faunabeheereenheid op basis daarvan een ontheffing aanvraagt, zullen wij bij het verlenen van de ontheffing tevens bezien op welke wijze wij invulling gaan geven aan onze toezichtstaak. Dit hangt mede af van de aan de ontheffing te verbinden voorschriften en zal dus naar verwachting pas eind volgend jaar aan de orde zijn.
15. Volgens de statenmededeling moet het afschieten van bevers gebeuren door een professioneel faunabeheerder, in het advies van de FBE staat dat ook de jachthouder daarbij betrokken kan zijn. Wie is gekwalificeerd als professioneel faunabeheerder en wordt de lokale jachthouder wel of niet betrokken bij het afschieten van de bevers?
Antwoord:
Ook dit aspect dient door de FBE nog te worden uitgewerkt in het kader van de aan te vragen ontheffing.
Het doden van bevers mag pas gebeuren na het doorlopen van de escalatieladder, maar in de praktijk bestaat “vangen en verplaatsen” dus niet meer. Bij de inzet van preventieve maatregelen wordt niet alleen gekeken naar het oplossen van gevaarlijke situaties, maar ook naar het kostenaspect.
16. Hoe kunt u garanderen dat de laatste stap van de ladder niet te gemakkelijk wordt genomen, als het kostenaspect ook een rol speelt?
Antwoord:
De laatste stap kan pas worden gezet als alle voorgaande stappen aantoonbaar zijn gezet.
17. Welke (hoogte van) kosten acht u aanvaardbaar?
Antwoord:
Dat kunnen wij nog niet aangeven. Dit is afhankelijk van de specifieke situatie en zal per geval moeten worden beoordeeld. Waterschappen geven aan dat de capaciteit en kosten die hiermee gemoeid zijn nu jaarlijks met een factor 4 toenemen.
18. Bent u het met ons eens dat de totale kosten op langere termijn voor het samenlevingsmodel voordeliger uitkomen dan het beheermodel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee, die conclusie kunnen we nog niet trekken omdat in het advies de getalsmatige onderbouwing ervan nog ontbreekt.
Het toepassen van preventieve maatregelen werkt niet alleen voor het voorkomen van graafschade door bevers maar heeft ook effect op andere gravende soorten als muskusrat en beverrat. Momenteel worden er grote bedragen uitgegeven aan bijvoorbeeld ‘het doden van muskusratten en het uitroeien tot de landsgrenzen’.
19. Kunt u aangeven welke maatregelen mede voor andere gravende soorten werken?
Antwoord:
Gelet op de ecologie van de bever gaat het inderdaad vooral om de door u al genoemde andere watergebonden zoogdieren beverrat en muskusrat.
20. Kunt u aangeven welke bedragen in Brabant besteed worden aan de bestrijding van andere gravende soorten, en ook of deze bedragen besteed kunnen worden aan preventieve maatregelen om op de lange termijn schade te voorkomen?
Antwoord:
Uit navraag bij de waterschappen blijkt dat preventieve maatregelen voor bevers ook werken voor andere gravende soorten. Dit is uiteraard gunstig maar een belangrijk verschil tussen de bever die een beschermde en gewenste inheemse soort is, en muskus- en beverratten die als exoot worden bestreden, maakt dat preventie van graafactiviteiten van deze soorten een gebiedspecifieke benadering vraagt die voor genoemde soorten niet altijd synchroon loopt.
21. Kan het geld ook ingezet worden om schade door bevers te voorkomen?
Antwoord:
Voor een deel, waar dat samenvalt, kan dat. Zie ook ons antwoord bij de vorige vraag.
22. Bent u het met ons eens dat een dergelijke aanpak duurzamer is dan afschot, en op de lange termijn goedkoper dan eindeloos vangen en doden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee. Brabant kent enkele honderden kilometers rivierdijken en nog veel meer lengte aan dammen en kades die waterkerend zijn. Deze kunnen nooit op korte termijn beverproof gemaakt worden. Deze beverwerende (en dassenwerende) voorzieningen zullen wel steeds toegepast worden bij aanpassingen en herstel van het dijkenstelsel. Vooralsnog zal daarom vangen/doden op overlastgevende plekken nodig zijn.
23. Bent u het met ons eens dat schade aan landbouw en natuur door vernatten of vraat, minimaal is ten opzichte van de graafschade? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja, op dit moment zijn de schades die door bevers worden veroorzaakt door het maken van dammen of vraat beduidend minder dan de schades die samenhangen met de graafactiviteiten van bevers
24. Bent u het met ons eens dat schade aan landbouw en natuur goed te mitigeren of voorkomen valt, bijvoorbeeld met gaas rond fruitbomen of een raster rond een perceel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In de Faunaschade PreventieKit is beschreven welke preventieve maatregelen effectief zijn, waaronder de door u genoemde gaasrasters. In veel gevallen kunnen effectieve preventiemaatregelen worden genomen maar in sommige gevallen is dat niet mogelijk of wenselijk omdat dit ook effecten heeft op andere opgaven of soorten. Zo kunnen bijvoorbeeld gaasrasters ook het leefgebied van de das beperken of is het grootschalig toepassen van stenen op oevers nadelig voor bepaalde waterfauna.
25. Zijn dergelijke maatregelen verplicht voordat over beverschade kan worden gesproken?
Antwoord:
Of sprake is van schade is objectief vast te stellen. Of die schade vervolgens reden is om een ontheffing of tegemoetkoming te verlenen, hangt onder andere af van de vraag of preventieve maatregelen zijn genomen omdat dat in veel gevallen verplicht is.
26. Bent u het met ons eens dat €250 schade in dit kader niet het predicaat “ernstige schade” verdient en dat een dergelijk beperkte schade niet mag leiden tot het afschieten van een complete beverfamilie? Zo nee, waarom niet en hoe past dit in de afwegingen van de escalatieladder?
Antwoord:
Zoals gesteld bij ons antwoord op vraag 17 kunnen wij nog niet aangeven wat het schadebedrag is waarboven tot afschot kan worden overgegaan.
Niet overal wordt het doden van dieren die mogelijk schade op een locatie veroorzaken gezien als de enige optie. In het bestuursakkoord van het Waterschap Brabantse Delta is bijvoorbeeld vastgelegd dat het waterschap actief mee wil werken aan onderzoek naar een diervriendelijk alternatief voor muskusrattenbestrijding.
27. Bent u ook bereid om een diervriendelijk alternatief voor muskusrattenbestrijding te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In het verleden zijn al diverse onderzoeken verricht naar muskusrattenbestrijding. Proeven met niet-dodende maatregelen hebben onvoldoende effect gesorteerd en zijn gestopt. Wel zijn de vangmethoden diervriendelijker geworden en is ook het onderzoek naar verdere verbetering daarvan niet ten einde. In het bestuursakkoord van het Waterschap Brabantse Delta is bijvoorbeeld vastgelegd dat het waterschap actief wil meewerken aan onderzoek naar een diervriendelijk alternatief voor muskusrattenbestrijding.
28. Wat is het plan van de provincie voor de lange termijn aangaande bever- en muskusrattenbeleid?
Antwoord:
Vooralsnog zien wij geen aanleiding voor nieuwe grote beleidsaanpassingen tenzij nieuwe omstandigheden in de toekomst daar aanleiding toe geven.
29. Welk beleid gaan de Brabantse waterschappen na uw voorgenomen beleidswijziging voeren wat betreft de Bever en Muskusrat?
Antwoord:
De waterschappen zijn bezig om het beverprotocol te actualiseren en aan te passen op de door ons doorgevoerde beleidswijziging. Dit wordt onderdeel van het nieuwe en door de Faunabeheereenheid op te stellen faunabeheerplan. Daarover zult u te zijner tijd worden geïnformeerd.
30. Bent u het met ons eens dat afschot van bevers voorkomen moet worden, en dat deze uiterste maatregel van doden zo snel mogelijk van tafel moet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Wij zijn van mening dat met het door ons verplicht stellen van een escalatieladder waarin alle voorgaande stappen zorgvuldig doorlopen moeten worden voordat in het uiterste geval tot afschot van bevers wordt overgegaan, dit zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Vragen over het keer op keer uitgestelde Brabants plan van aanpak om dierproeven te verminderen
Lees verderTechnische vragen over Kleinschalig Collectief Vervoer (KCV) en de afspraken van het bestuursakkoord Zero Emissie Busvervoer
Lees verder