Technische vragen over het interventieteam wilde zwijnen
Indiendatum: 23 aug. 2021
Naar aanleiding van de memo van gedeputeerde Roijackers met als onderwerp ‘Interventieteam wilde zwijnen - opdracht op grond van artikel 3.18 Wet natuurbescherming’ hebben wij de volgende technische vragen.
1. Is er een mogelijkheid geweest om zienswijzen in te dienen op het ontwerpbesluit van GS? Zo ja, welke periode kon dit? Zo nee, waarom niet?
De FBE heeft vorig jaar een vacature uitgezet om het interventieteam wilde zwijnen samen te kunnen stellen.
2. Hoe is het interventieteam samengesteld en uit hoeveel leden bestaat het team?
3. Op welke wijze en door wie wordt het interventieteam gecontroleerd?
4. Op welke wijze wordt voorkomen dat een interventieteam andere beschermde soorten in de natuur verontrusten en verjagen zodra er wilde zwijnen worden doodgeschoten?
Als belangrijkste reden voor de inzet van het interventieteam wilde zwijnen wordt het minimaliseren van de kans op introductie van Afrikaanse varkenspest (AVP) genoemd. In de Roadmap preventie introductie Afrikaanse varkenspest, opgesteld door o.m. de provincie Brabant, onder redactie van het Ministerie van LNV, lezen we: “Over langere afstanden verspreidt het virus vooral door indirect contact, dat eigenlijk alleen samenhangt met menselijk handelen.”
5. Zijn er eisen gesteld aan de leden van het interventieteam, aangaande hun reisbewegingen?
Op dit moment wordt ‘zoveel mogelijk afschot’ ingezet als middel tegen AVP, terwijl dat ons inziens niet onomstreden is.
6. Welke wetenschappelijke onderbouwing is er voor dit middel als preventie tegen verspreiding van AVP naar Brabant?
7. Op welke wijze wordt er rekening mee gehouden dat uitroeiing van wilde zwijnen in Brabant het voor wilde zwijnen in België aantrekkelijker maakt om – bij gebrek aan ‘concurrentie’ van reeds aanwezige zwijnen – naar Brabant te trekken, waarmee uiteindelijk het risico op verspreiding van AVP naar Brabant juist groter wordt?
Het interventieteam mag gebruik maken van vangkooien. In de memo lezen we over de ‘vangkooi 2.0’; uitgerust met een camera die de beelden real time verzendt aan het verantwoordelijk lid van het interventieteam, en met een op afstand bedienbaar valmechanisme. Op beelden van vangkooien met een valmechanisme is te zien dat zwijnen onder het vallend hekwerk bekneld raken, met ernstig dierenleed tot gevolg.
8. Zijn de ‘vangkooien 2.0’, zoals het interventieteam ze mag gebruiken, vergelijkbaar met de vangkooi op de video? Zo ja, hoe wordt voorkomen dat er dieren onder het hekwerk bekneld raken?
9. Is er een onafhankelijk toezichthouder op het gebruik van de vangkooi? Zo ja, wie betreft dit?
10. Mag er namens de maatschappelijke organisaties in de FBE een extra toezichthouder worden aangesteld?
11. Worden de beelden van vangst en afschot in de vangkooi bewaard voor evaluatie achteraf? Zo ja, wie beoordeelt deze beelden? Zo nee, waarom niet?
Indiendatum:
23 aug. 2021
Antwoorddatum: 9 sep. 2021
Naar aanleiding van de memo van gedeputeerde Roijackers met als onderwerp ‘Interventieteam wilde zwijnen - opdracht op grond van artikel 3.18 Wet natuurbescherming’ hebben wij de volgende technische vragen.
1. Is er een mogelijkheid geweest om zienswijzen in te dienen op het ontwerpbesluit van GS? Zo ja, welke periode kon dit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het is mogelijk om bezwaar te maken tegen de door GS vastgestelde ‘Opdracht ex artikel 3.18 Wet natuurbescherming voor het bestrijden van wilde zwijnen door leden van het interventieteam wilde zwijnen provincie Noord-Brabant’. Ook kan een voorlopige voorziening aangevraagd worden bij de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant. Beide kan tot 10 september 2021. De precieze mogelijkheden om bezwaar te maken en een voorlopige voorziening te vragen zijn beschreven in het Provinciaal Blad waarin ook de Opdracht bekend is gemaakt (zie pagina 6 en 7).
De FBE heeft vorig jaar een vacature uitgezet om het interventieteam wilde zwijnen samen te kunnen stellen.
2. Hoe is het interventieteam samengesteld en uit hoeveel leden bestaat het team?
Antwoord:
Op dit moment heeft de Faunabeheereenheid 13 leden aangesteld in het interventieteam. Deze leden zijn, conform de in de vacaturetekst genoemde eisen, allen jachtaktehouders die beschikken over aantoonbare ervaring met het beheer van wilde zwijnen en – omdat het interventieteam ingezet wordt in complexe situaties – over goede communicatieve vaardigheden.
3. Op welke wijze en door wie wordt het interventieteam gecontroleerd?
Antwoord:
De leden van het interventieteam worden door de Faunabeheereenheid aangesteld. Deze leden mogen slechts uitvoering geven aan de door GS verleende opdracht nadat de toezichthouder faunabeheer van de Omgevingsdienst Brabant Noord is geïnformeerd over de voorgenomen uitvoering van de opdracht. Dit is opgenomen in Bijlage 1, voorschrift 1, behorende bij de Opdracht. Hierdoor kan de toezichthouder bij de uitvoering aanwezig zijn en controleren of er gewerkt wordt conform de voorschriften van de opdracht.
4. Op welke wijze wordt voorkomen dat een interventieteam andere beschermde soorten in de natuur verontrusten en verjagen zodra er wilde zwijnen worden doodgeschoten?
Antwoord:
Alle jachtaktehouders zijn, als zij wilde zwijnen doden, verplicht om te voorkomen dat zij andere beschermde soorten in de natuur opzettelijk verontrusten. Op welke wijze dit voorkomen kan worden, is afhankelijk van de situatie. Het is daarom niet mogelijk hier een algemeen antwoord op te geven. Overigens geldt de verplichting om geen andere beschermde soorten opzettelijk te verstoren voor alle vormen van faunabeheer, waaronder deze Opdracht.
Als belangrijkste reden voor de inzet van het interventieteam wilde zwijnen wordt het minimaliseren van de kans op introductie van Afrikaanse varkenspest (AVP) genoemd. In de Roadmap preventie introductie Afrikaanse varkenspest, opgesteld door o.m. de provincie Brabant, onder redactie van het Ministerie van LNV, lezen we: “Over langere afstanden verspreidt het virus vooral door indirect contact, dat eigenlijk alleen samenhangt met menselijk handelen.”
5. Zijn er eisen gesteld aan de leden van het interventieteam, aangaande hun reisbewegingen?
Antwoord:
Nee, er zijn geen eisen gesteld aan reisbewegingen. Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht zijn de leden van het interventieteam o.a. aangesteld op basis van aantoonbare ervaring met het beheer van wilde zwijnen. Dit kan mede ervaring in het buitenland zijn. Ter voorkoming van insleep van AVP in Nederland zijn strenge hygiëne maatregelen van belang. Daarvoor heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit de flyer ‘Voorkom insleep van Afrikaanse Varkenspest’ gemaakt met daarin concrete voorzorgsmaatregelen die toeristen, vrachtwagenchauffeurs, reizigers, varkenshouders en ook jagers kunnen nemen. Daarnaast informeert de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging haar leden uitgebreid over de te treffen hygiëne maatregelen die voor iedereen in het algemeen gelden en voor jagers van wilde zwijnen in het bijzonder. Zie daarvoor o.a. de uitgebreide informatiepagina op de website van de KNJV over Afrikaanse Varkenspest.
Op dit moment wordt ‘zoveel mogelijk afschot’ ingezet als middel tegen AVP, terwijl dat ons inziens niet onomstreden is.
6. Welke wetenschappelijke onderbouwing is er voor dit middel als preventie tegen verspreiding van AVP naar Brabant?
Antwoord:
De noodzaak van het verkleinen van populatie wilde zwijnen is beschreven en onderbouwd in de Roadmap preventie introductie Afrikaanse Varkenspest. Hierin zijn verschillende maatregelen beschreven om de kans dat gehouden varkens besmet raken met AVP te verkleinen. Één van de maatregelen betreft het verkleinen van de populatie wilde zwijnen. Voor de onderbouwing wordt hierbij verwezen naar de door de European Food Safety Authority uitgebrachte rapporten ‘African Swine Fever in wild boar’ en ‘Risk assessment of African swine fever in the south-eastern countries of Europe’ en het verslag van de Deskundigengroep Dierziekten.
7. Op welke wijze wordt er rekening mee gehouden dat uitroeiing van wilde zwijnen in Brabant het voor wilde zwijnen in België aantrekkelijker maakt om – bij gebrek aan ‘concurrentie’ van reeds aanwezige zwijnen – naar Brabant te trekken, waarmee uiteindelijk het risico op verspreiding van AVP naar Brabant juist groter wordt?
Antwoord:
Er is geen sprake van uitroeiing van wilde zwijnen in Noord-Brabant, ook niet als het interventieteam ingezet wordt. Wel is sprake van intensief beheer van wilde zwijnen. Ook in België vindt intensief beheer van wilde zwijnen plaats. Over de grensoverschrijdende aspecten van het beheer van wilde zwijnen, waaronder de uitwisseling tussen de populatie wilde zwijnen in het grensgebied, vindt regelmatig afstemming plaatst met België.
Het interventieteam mag gebruik maken van vangkooien. In de memo lezen we over de ‘vangkooi 2.0’; uitgerust met een camera die de beelden real time verzendt aan het verantwoordelijk lid van het interventieteam, en met een op afstand bedienbaar valmechanisme. Op beelden van vangkooien met een valmechanisme is te zien dat zwijnen onder het vallend hekwerk bekneld raken, met ernstig dierenleed tot gevolg.
8. Zijn de ‘vangkooien 2.0’, zoals het interventieteam ze mag gebruiken, vergelijkbaar met de vangkooi op de video? Zo ja, hoe wordt voorkomen dat er dieren onder het hekwerk bekneld raken?
Antwoord:
Nee, de vangkooien die in Brabant gebruikt worden zijn rechthoekig van ontwerp (een nieuwere kooi is ontwikkeld met halfronde zijdelen), staan op de grond en hebben een luik / hek dat dichtvalt als de uitvoerder op de camera ziet dat wilde zwijnen in de kooi staan en het valmechanisme af laat gaan. Op deze wijze wordt voorkomen dat een dier bekneld kan raken.
9. Is er een onafhankelijk toezichthouder op het gebruik van de vangkooi? Zo ja, wie betreft dit?
Antwoord:
Op het gebruik van de vangkooien wordt toegezien door de onafhankelijke provinciale toezichthouders faunabeheer, werkzaam bij de Omgevingsdienst Brabant Noord. Dit is in het werkprotocol voor het gebruik van de vangkooien opgenomen.
10. Mag er namens de maatschappelijke organisaties in de FBE een extra toezichthouder worden aangesteld?
Antwoord:
Zoals in het antwoord op vraag 3 en 9 is toegelicht, wordt toezicht gehouden door een provinciale toezichthouder. Deze toezichthouders zijn op grond van de Wet natuurbescherming aangesteld door GS. Of en op welke wijze de FBE in aanvulling hierop toezicht wenst te houden, is een eigen afweging van de FBE.
11. Worden de beelden van vangst en afschot in de vangkooi bewaard voor evaluatie achteraf? Zo ja, wie beoordeelt deze beelden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja, de beelden van het proces worden door de uitvoerder bewaard ten behoeve van het bevoegd gezag tot ten minste vier weken na afloop van een interventieactie (zie Bijlage 4, voorschrift 17 van de Opdracht). Indien nodig worden deze beelden door de toezichthouder faunabeheer beoordeeld.
Wij staan voor:
Interessant voor jou
Technische vragen over een grote mestvergistings- en -verwerkingsinstallatie in Tilburg
Lees verderVragen (+ aanvullende vragen) over de dreiging van met PFAS vervuild baggerslib vanuit Antwerpen naar Nederland
Lees verder