Jaar­stukken 2018


24 mei 2019

Voorzitter,
We bespreken de Jaarstukken over het laatste volledige jaar van het huidige college.

We zien een rode lijn, namelijk de discrepantie tussen ambitie en realisatie. Het geld is er vaak wel, maar de output blijft achter. Twee portefeuilles met opvallende onderbesteding en overhevelingen vallen wat ons betreft op, het zijn economie en natuur.

Voor natuur geldt: we weten wat we willen en wat we te besteden hebben, maar het schort aan een voortvarende uitwerking. Daarover straks meer.

Economie
Eerst de economie. De onderbesteding bij economie is 5,2% en dat valt binnen het criterium van 10%. De vraag is dan of er voor economie gewoon meer geld gereserveerd is dan realistisch te besteden is. Ook zijn er veel overhevelingen binnen het programma economie. De vraag aan het college is, of dit verkapte onderbestedingen zijn.

Een ander onderdeel binnen economie is Brabant Branding. De inzet is om het imago van onze provincie op te poetsen. Hoe gebeurt dat dan precies? Het blijft een vaag verhaal. Er wordt geld gestoken in bijeenkomsten en persartikelen, maar wat levert het nou concreet op? Hoeveel meer economische activiteit, en belangrijker nog: ten koste van wat?

CO2-reductie
Want we lezen ook dat het doel van een CO2-reductie van 11% bij verre na niet gehaald wordt. Het resultaat is slechts 4,5%. Ambitie versus realisatie. In antwoord op onze technische vragen geeft u aan dat de provincie er slechts beperkte invloed op heeft.

Echter de mate van invloed is niet zo zeer het probleem, het gaat er om hoe je die invloed aanwendt. Als het college alle negatieve effecten van de tomeloze inzet op economische groei blijft negeren, doen we onze beperkte inzet op CO2-reductie zelf keihard teniet. Het is dan dweilen met de kraan open. Deelt het college onze visie daarop?

Met een economische groei van 3,7% behoort Noord-Brabant tot de snelste groeiers van Nederland. Vijf jaar op rij is de Brabantse groei groter dan het landelijk gemiddelde. Echter, waar het college dat alleen positief beoordeelt, erkent de Sociaal-Economische Raad dat we in een systeem zitten dat tegen haar eigen grenzen aan loopt. Graag een reactie van het college hierop.

In ieder geval toont bovenstaande te meer aan wat het belang van een klimaatparagraaf is bij elk Statenvoorstel. Gelukkig is onze motie daartoe aangenomen. Wij horen graag van het college hoe het er met de uitvoering van die motie voor staat.

Economische groei versus klimaatopgave
De Sociaal-Economische Raad geeft ook aan dat in Brabant, in tegenstelling tot de economisch groei, de brede welvaart juist achter blijft. Onder andere op het gebied van gezondheid, luchtkwaliteit en cultuur doet Brabant het slechter dan het landelijk gemiddelde. Deelt het college onze mening dat dit een zorgelijke ontwikkeling is?

Wat wil het college doen om de economische groei niet ten koste van de energie- en klimaattransitie te laten plaatsvinden? Gaan we de economische groei temperen, door bijvoorbeeld niet meer tientallen miljoenen aan het bedrijfsleven te investeren, of gaan we juist nòg meer spenderen aan de klimaatopgave, om de negatieve gevolgen van de gesubsidieerde economische groei te compenseren? Graag een reactie van het college hierop.

Natuur
Zoals beloofd en zoals u natuurlijk van onze fractie mag verwachten, hebben we de nodige opmerkingen over het onderdeel natuur. Binnen natuur zien we een aantal aanpassingen die helpen om de natuuropgave te realiseren; zoals de koers voor 100% subsidies voor ecologische verbindingszones, de uitkoopregeling voor hele bedrijven met grond en bebouwing, ruilen van gronden, flexibilisering van begrenzing van het natuurnetwerk (mits dicht in de buurt). Echter met al die maatregelen blijft de realisatie nog steeds achter op schema.

Onderbestedingen op natuur
In 2018 zien we nog steeds structurele onderbesteding op natuur. De ambitie en het geld zijn er vaak wel, net als het besef van urgentie, maar de output blijft structureel achter. We vallen in herhaling, maar dat geeft vooral het structurele karakter van de problematiek weer. Er is een onderbesteding op natuur van 4,3 miljoen. Er wordt daadwerkelijk minder gerealiseerd. Vraag aan het college is hoe zich dat vertaalt naar de toekomst?

De onderbesteding op projecten samen met partners bedraagt zelfs 10,9 miljoen. Ook hier is de vraag of de output wel gerealiseerd wordt. Als oorzaak van de achterstand worden de partners genoemd, maar het lijkt erop dat de provincie zelf achterover zit.

Moet de provincie niet veel meer haar best doen om projecten te realiseren? Kunnen we grote en kleine natuurgebieden ook op ander manier versterken die sneller gaan. Graag een reactie van het college.

Natuurcompensatie
Voor de natuurcompensatie rond de N279 is nog 1,14 miljoen te besteden. Maar de compensatie moet eigenlijk gerealiseerd zijn voordat de aantasting plaatsvindt. Tijdens de behandeling van ons initiatiefvoorstel voor meer bomen waren meer partijen het daar mee eens. We beseften het ons misschien niet, maar tijdens die behandeling werd nog eens pijnlijk duidelijk hoe kostbaar de natuur werkelijk is, die we telkenmale opgeven voor meer asfalt.

Structureel geldt dat we moeten zorgen dat natuurcompensatie is gerealiseerd voordat de aantasting plaatsvindt, niet alleen maar planologisch maar ook fysiek. Immers, dieren moeten tijdig kunnen uitwijken naar die compensatiegebieden. Uitvoering van de compensatie kan en mag dus niet op de lange baan worden geschoven. Is het college het met ons eens dat hier echt een koerswijziging nodig is in het beleid?

Kosten natuur
Gezien de uitputting van gelden maken we ons ook zorgen. We maken ons ernstig zorgen over de kosten van inrichting en beheer, over de overheadkosten van het Groen Ontwikkel Bedrijf, en over het rendement van het programma ondernemende natuur.

In antwoord op onze technische vragen staat dat er aan grond 4300 ha beschikbaar is gekomen voor natuurontwikkeling. De vraag is echter, is dat dan ook planologisch geregeld, en kan die 4300 ha op een eenvoudige manier worden gerealiseerd. Graag een reactie van het college.

Over dat verdienmodel Ondernemende Natuur komen we niet veel te weten. We hebben eerder vragen gesteld over kosten en baten van dat programma. Zoals: wat levert een euro geïnvesteerd door de provincie nu op voor de natuur? We raden het college aan om dat meer inzichtelijke te maken. Of anders dat middels een notitie aan PS terug te koppelen.

Samenwerking Waterschappen
We hebben ook concreet een vraag over de samenwerking met waterschappen, omdat we lezen dat er natuurprojecten worden gestart maar er uiteindelijk geen eindbeheerder voor natuur gevonden kan worden. Dat vinden we gek. Graag een reactie van het college.

Ook de projecten aangaande verdroging blijven achter, met name door de waterschappen, terwijl die toch moeten weten hoe je verdroging aanpakt. Ook graag een reactie van het college.

Veehouderij
We zouden geen Partij voor de Dieren zijn, als we het niet ook over veehouderij zouden hebben. Op dat vlak zien we veel ambities. Echter, we zien geen eenduidig integraal beleid, gericht op het oplossen van de veelvoudige problematiek waar de veesector onze provincie mee opzadelt.

Een aantal jaar geleden erkende uw college al expliciet dat “de verschuiving naar een plantaardiger dieet een van de meest effectieve maatregelen is voor verduurzaming van de landbouw en de voedselketen”. Hier lijkt een plantaardige ambitie voor de hand te liggen en het geld is er! Toch is er ook in 2018 nagenoeg geen beleid gevoerd op de plantaardige eiwittransitie. Het leeuwendeel van de provinciale inzet en het provinciale geld is gespendeerd aan lapmiddelen voor de veehouderij. Het college blijft werken met incidentenmanagement. En dat is dweilen met de kraan open.

We hebben technische vragen gesteld over de resultaten van het landbouwbeleid: hoeveel uitstootreductie is er dankzij het beleid behaald? In de beantwoording wordt verwezen naar de Monitor Agrofood, waaruit blijkt dat de ammoniak- en fijnstofemissies de laatste jaren zijn gestabiliseerd. Echter de invloed van ons provinciaal beleid halen we daar niet uit. We raden het college aan om dit wel voor PS inzichtelijk te maken. Geld volgt immers beleid.

Ook zien we wat we al wisten – onlangs weer bevestigd via de vragen van GroenLinks – dat het aantal veehouders alsmaar kleiner wordt, bij een gelijk aantal dieren. Resultaat van het huidige beleid is toch te veel uitstoot, meer megastallen, en minder boeren. Europese subsidieregelingen voor jonge boeren halen zo weinig uit, denken wij. Want wat kun je nog, als jonge boer, in deze race to the bottom?

We zien dat het college inzet op een wirwar aan programma’s, instrumenten, regelingen, maatregelen, samenwerkingsverbanden en een zorgvuldigheidsscore. We verliezen zo het overzicht.

We kijken naar de kern van het probleem: er zijn te veel landbouwdieren, die te veel eten en te veel poepen. Dat is slecht voor de wereld en dus ook slecht voor Brabant. Een eenduidige keuze voor volledige inzet op krimp van het aantal landbouwdieren had zoden aan de dijk kunnen zetten, door kwalitatieve ontwikkelingsruimte altijd te verbinden aan kwantitatieve krimp. Graag een reflectie van het college.

Mestfabrieken
We zien eenzelfde aanpak ook bij de mestfabrieken. Nu blijkt dat ook daar fraude plaatsvindt, zoals we in de kranten lezen, zijn wij daarover niet verbaasd. Er is te weinig controle en handhaving en mestfabrieken in Brabant blijven met 580 miljoen euro landelijke subsidies een ontzettend zwaar gesubsidieerd zorgenkind. Miljoenen die ook uitgegeven hadden kunnen worden aan een structurele aanpak en daarmee het wegnemen van de problemen.

Kortom, terugkijkend op 2018 is er nog veel werk aan de winkel. Dank u wel.