Tech­nische vragen over Staten­voorstel 67/21 Omge­vings­ver­or­dening Noord-Brabant


Indiendatum: 1 dec. 2021

Vraag

Nadere toelichting

1

Algemeen

p. 8 ‘’Artikel 3.1 toepassingsbereik’’, onder c

Vraag: Waarom is in dit artikel gekozen voor het gebruik van de term ‘mogelijke nadelige gevolgen’ voor Natura 2000-gebieden en niet voor ‘mogelijke verslechterende of significant verstorende gevolgen’ zoals in de Omgevingswet en de Wet natuurbescherming wordt vermeld?

2

In art. 1.10 lid 1, Wet natuurbescherming is het doel van de Wet natuurbescherming beschreven. ‘’De Wet natuurbescherming is gericht op de bescherming en het ontwikkelen van de natuur, het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de natuur ter vervulling van maatschappelijke functies en het verzekeren van een samenhangend beleid, gericht op het behoud en beheer van waardevolle landschappen.’’ Deze uitgebreide beschrijving wordt in de Omgevingswet teruggebracht naar “de intrinsieke waarde van de natuur”.

Vraag: Op welke wijze werkt deze vermagering van de natuurdoelen, vastgelegd in landelijke wetgeving, door in de Omgevingsverordening?

3

Vraag: Hoe wordt op provinciaal niveau ondervangen dat er natuurvergunningen worden verleend voor projecten die wél aantasting van de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied tot gevolg hebben?

Artikel 16.53c van de Wet natuurbescherming schrijft het volgende voor:

‘’Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.’’ In de Omgevingswet is deze bepaling vervallen.

4

Vraag: Hoe wordt ondervangen dat de rode lijsten – en het te voeren beleid op dit punt – geïntegreerd blijven in het Brabantse natuurbeleid, teneinde een verarming van het natuurbeleid te voorkomen?

De natuurvisie verdwijnt met de komst van de Omgevingswet. Op De Rode Lijsten die nu (op grond van art. 1.5 lid 4, Wet natuurbescherming) nog deel uitmaken van de nationale natuurvisie, maken met de invoering van de Omgevingswet naar verwachting geen deel meer uit van de omgevingsvisie.

5

Wat zijn de resultaten van het provinciale onderzoek naar het combineren van stiltewetgeving en Natuurwetgeving, zoals aangegeven in de Omgevingsfiche?[1]

6

Artikel 2.5 Aanwijzen provinciale wegen
Voor alle provinciale wegen worden geluidproductieplafonds vastgesteld als bedoeld in artikel 2.13a van de wet.

Vraag: Welke provinciale wegen voldoen op alle locaties aan de plafonds en welke niet?

Hoe wordt dat bepaald en wanneer?

Kan het zijn dat met toename van verkeer plafonds worden overschreden?

Hoe wordt dat bepaald en welke acties volgen er dan?

7

Art 2.17 lid 1-3

‘’Het is toegestaan max 5000m3 (lid 1) of meer (lid3) grond of baggerspecie toe te passen in oppervlaktewater of op of in de bodem van grondwaterbeschermingsgebied.’’

Vraag: hoe vaak mag dat per jaar?

Vraag: Is er een relatie tussen de hoeveelheid baggerspecie en de totale oppervlakte van het gebied? Bv maximaal X m3 per ha? Of geldt 5000m3 voor het hele gebied? En wat als dat GWB-gebied over meerdere gemeentes gaat? Moet dat onderling worden afgestemd?

8

In welk artikel is bij grondwaterwinning / onttrekking (klein of groot) geborgd dat deze winning niet strijdig mag zijn met de doelen in beschermde natuur, specifiek Natura2000-gebieden? Ergo dat er dan een Natuurvergunning moet worden aangevraagd?

9

Art 2.71

‘’Het oppervlakte aan dierenverblijf voor geiten mag niet toenemen.’’

Vraag: mag het aantal geiten wel toenemen? Welke grenzen worden gesteld en op grond van welke bepalingen? Wat is de relatie met de BZV?

10

Artikel 3.8 Gebruik van de hardheidsclausule van GS

Vraag: Zijn daar nadere eisen gesteld waaraan GS moet voldoen?

Hoe wordt dat gebruik getoetst?

Wordt PS op een of andere manier daar van de op de hoogte gesteld?

Hoe is dat vastgelegd?

11

Art 3.49 veehouderij

‘’De geurhinder mag niet toenemen met meer dan 12% resp 20% (binnen resp buiten bebouwde kom)’’

Vraag: hoe vaak mag dat toenemen gebeuren?

12

3.6.2 grondgebonden teelt

3.55 b: kan daaruit worden opgemaakt dat binnen de groenblauwe mantel geen permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan als er wel kassen zijn toegestaan? Ergo liever kassen dan teeltondersteunende voorzieningen?

Of wordt er bedoeld dat binnen de groenblauwe mantel in principe geen kassen zijn toegestaan en ondersteunende voorzieningen alleen beperkt zijn toegestaan?

13

Artikel 3.74 geluid
Vraag: Moet worden voldaan aan a of b, of worden voldaan aan a en b?

Vraag: Waarop is 5db gebaseerd?

14

Paragraaf 3.8.3 Inhoudelijke regels schade- en overlastbestrijding

Vraag: Is het technisch gezien niet meer opportuun, om de bepalingen over de schadeveroorzakende soorten in een bijlage toe te voegen bij de Omgevingsverordening, zodat bij nieuwe inzichten, de bijlagen kunnen worden aangepast?

15

Artikel 3.75 Aanwijzing milieubelastende activiteit Stiltegebied

(…)

2 Niet aangewezen zijn:

(…)

Het gebruik van een toestel

(…)

3. bij de uitoefening van de jacht, bedoeld in paragraaf 11.2.7 van het Besluit activiteiten leefomgeving

Vraag: Betreft de uitoefening van de jacht enkel de benuttingsjacht?

Vraag: Op welke wijze zijn de belangen van natuur/stilte en verstoring gewogen voor elk ‘type’ jacht?

16

3.9.2 Inhoudelijke regels varend ontgassen
Vraag: Varend ontgassen is toegestaan als het niet nationaal of lokaal is verboden. Voeren onze buurprovincies dezelfde regelgeving over varend ontgassen? Zo nee, in welke mate wijken deze regels af?

17

Inhoudelijke regels houtopstanden

p. 37 ‘’Artikel 3.93 Eisen herplanting houtopstanden

Een bosbouwkundig verantwoorde herbeplanting als bedoeld in artikel 11.129, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving voldoet in elk geval aan de volgende eisen:

(…)

de herbeplante houtopstand kan op termijn vergelijkbare ecologische en landschappelijke waarden vertegenwoordigen als de gevelde houtopstand.’’

Vraag: Waarom is deze bepaling niet overgenomen uit de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant, te weten: ‘‘De herbeplante houtopstand kan op termijn tenminste vergelijkbare ecologische en landschappelijke waarden vertegenwoordigen.’’?

18

Instructieregels omgevingsvergunning

p. 45

‘’Artikel 4.5 Ontheffing

Op verzoek van het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen van de instructieregels in dit hoofdstuk als het verrichten van de activiteit onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot het belang dat wordt gediend met de regel waarvan ontheffing wordt gevraagd.’’

Vraag: Is er een (limitatieve) opsomming beschikbaar van situaties waarin het verrichten van de activiteit onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot het belang dat wordt gediend met de regel waarvan ontheffing wordt gevraagd?

19

Vraag: Zo nee, hoe en waar is de term ‘onevenredig belemmerd’, zoals u deze gaat gebruiken, gedefinieerd?

20

Duurzame energie

p. 71

‘’Artikel 5.52 Aanvullende regels voor windturbines in het Natuur Netwerk Brabant

In aanvulling op artikel 5.51 kan een omgevingsplan bepalen dat een windturbine is toegestaan in het Natuur Netwerk Brabant, in het geval dat:

a. het Natuur Netwerk Brabant direct aansluitend op hoofdinfrastructuur ligt;

b. uit een alternatievenafweging blijkt dat negatieve effecten op de ecologische waarden en kenmerken waar mogelijk worden beperkt;’’

Vraag: Op welke wijze kan uit een alternatievenafweging blijken dat negatieve effecten op de ecologische waarden en kenmerken waar mogelijk kunnen worden beperkt?

21

Vraag: Hoe en op welk moment wordt de natuurcompensatie vastgesteld wanneer blijkt dat de negatieve effecten op de ecologische waarden toch niet kunnen worden beperkt?

22

Op welke wijze is in de Omgevingsverordening toezicht geregeld bij natuurcompensatie?

23

Artikel 5.34 Toepassing van het Nee, tenzij-principe

‘’1 Als een omgevingsplan een ontwikkeling mogelijk maakt binnen het Natuur Netwerk Brabant en daarbij toepassing

geeft aan het nee, tenzij-principe, bevat het omgevingsplan een onderbouwing dat:

a. er sprake is van een groot openbaar belang;

b. uit onderzoek blijkt dat voor de ontwikkeling geen alternatieve locatie voorhanden is buiten het Natuur Netwerk

Brabant;

c. uit onderzoek blijkt dat geen andere oplossingen voorhanden zijn die de aantasting van het Natuur Netwerk

Brabant voorkomen;’’

Vraag: Wie voert dat onderzoek uit en op wiens kosten?

Vraag: Op welke wijze wordt dat onderzoek onafhankelijk getoetst?

24

Artikel 5.40 1b EVZ’s

Vraag: Waarom geldt in overige gebieden 25m EVZ?

Vraag: Wat zijn overige gebieden? Wijkt deze bepaling 1a en 1b af van wat we nu doen wat betreft de EVZ’s en zo ja, op welke wijze?

25

Mestbewerking

p. 76

“Artikel 5.63 Veehouderij in Landelijk gebied

(…)

3

In afwijking van het eerste lid, onder d, kan een omgevingsplan voorzien in mestbewerking van elders geproduceerde mest in de vorm van mestvergisting tot ten hoogste 25.000 ton mest per jaar als: (…)”

Vraag: Dit lid verwijst niet daar d, maar naar e van het eerste lid. Dit lijkt niet te kloppen.

26

Stalderen

p. 77

“Artikel 5.66 Aanvullende regels stalderen

1

(…)

b. de oppervlakte van het te saneren dierenverblijf voor hokdieren bedraagt:

1. bij sloop, ten minste 120% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;

2. bij functiewijziging, ten minste 200% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;”

Vraag: Wat houdt ‘functiewijziging’ precies in?

27

Vraag: In de toelichting (p. 285) gaat het i.p.v. over ‘functiewijziging’, over ‘herbestemming’, wat houdt dat in?

28

Natuurinclusief

p. 40

Artikel 3.100 Uitzondering natuurinclusieve veehouderij

Vraag: Nergens in de regels en de toelichting wordt gewag gemaakt van de drie niveaus van natuurinclusieve landbouw, zoals genoemd in het ontwerp Beleidskader Landbouw en Voedsel 2030 (p. 42). Is dat omdat die drie niveaus pas in de Ov verwerkt kunnen worden zodra het Beleidskader Landbouw en Voedsel 2030 is vastgesteld? Zo ja, wat voor wijzigingen in de Ov zou dit vergen?

29

Verruiming van bouwperceel

p. 79

Artikel 5.67 Afwijkende omvang veehouderij, lid 3

Dit lid gaat over een verruiming van het bouwperceel tot een maximale omvang van 2 hectare voor bedrijven die afhankelijk zijn van de opslag van ruwvoer.

Vraag: Is het mogelijk dat niet-grondgebonden veehouderijen gebruik maken van deze verruiming?

30

Vraag: Is het mogelijk dat een (niet-grondgebonden) veehouderijbedrijf eerst ruimte voor de opslag van ruwvoer in gebruik had binnen een bouwperceel van maximaal 1,5 ha, maar middels dit lid 0,5 ha bij mag bouwen voor de opslag van ruwvoer, en daarmee binnen de eerste 1,5 ha meer ruimte krijgt voor het houden van dieren (voor zover de uitbreiding van het aantal dieren mogelijk is i.h.k.v. staldering en andere voorwaarden en regelingen)?

31

Uitbreiding glastuinbouwbedrijf

p. 80

“Artikel 5.70 Glastuinbouwbedrijf

1 Een omgevingsplan van toepassing op Landelijk gebied:

a. bepaalt dat vestiging van of omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf is uitgesloten;

b. kan bepalen dat uitbreiding van een bestaand glastuinbouwbedrijf is toegestaan, als:

1. dit nodig is om de continuïteit van het glastuinbouwbedrijf voor langere termijn te waarborgen;”

In de toelichting (p. 290) staat hierover:

“Uitbreiding is alleen mogelijk voor bedrijven waarvoor een toekomstperspectief aanwezig is.”

Vraag: Hoe en door wie wordt het toekomstperspectief en/of de benodigde uitbreiding t.b.v. continuïteit bepaald?

32

Vraag: Op basis van welke termijn wordt het toekomstperspectief en/of continuïteit bepaald (10 jaar, 20 jaar, 40 jaar, …)?

33

Vraag: Op basis waarvan wordt het toekomstperspectief van een bedrijf in overweging genomen voor deze ruimtelijke regels?

34

P 100
Artikel 8.3 Taken en verantwoordelijkheden faunabeheereenheid

Vraag: Waar in dit artikel staat de taak vermeld van de Faunabeheereenheid van het voorkomen van schade door inheemse dieren?

Vraag: Hoe is de controle op de registratie van de verzamelde en geregistreerde gegevens geborgd?

Vraag: Waar staat / staan in de verordening de regels:

over de registratie van ontheffingen;

over de daarbij genomen maatregelen;

omtrent de tellingen van dieren;

en de registratie van gedode dieren;

Is er onafhankelijke controle op de gegevens? Zo ja, door wie?

35

Kan een onafhankelijk voorzitter van de Faunabeheereenheid tevens jachtaktehouder zijn? Zo ja, waarom?

36

Hoe wordt het faunabeheersplan gecontroleerd en is er een onafhankelijke toets?



[1] Zie ook de schriftelijke inbreng vanuit PS op Themafiches omgevingsverordening